Moeder was vertrokken naar stad, d.w.z. naar Groningen , waar ze was gaan samenwonen met ene Stottlemeyer. die ze klaarblijkelijk al kende. Jochem Johannus had hen een paar keer bezocht, zonder dat zijn vader het wist. Stottlemeyer en zijn moeder woonden boven Stottlemeyers werkplaats in een voormalig klooster. Jochem Johannus had moeten constateren dat zijn moeder opnieuw in een situatie was terechtgekomen, waar zij net als thuis het sloofje was. Het leek er op dat zij op dit soort mannen viel. Stottlemeyer was huisschilder, net als zijn overgrootvader die uit Noord-Duitsland naar Groningen gekomen was. Het klooster had Stottlemeyer in 1953 gekocht toen de laatste monnik, ene Adrianus naar Limburg, naar een ander klooster, waar klaarblijkelijk nog ruimte was voor monniken, was verhuisd. Zijn moeder had gevraagd hoe het met zijn vader ging en hij had neer eer en geweten geantwoord dat hij nog narriger geworden was sinds zij weg was.