Er was in de jaren twintig duidelijk behoefte aan een goedkoper alternatief voor een
door een stoomlocomotief getrokken rijtuig en een aantal Franse
automobielfabrieken begon begon met de ontwikkeling van een alternatief en dat uit juist die sector hulp kwam verklaart ook dat
de eerste autorails er uitzagen als de autobusjes uit de tijd, compleet
met een vooruitgeschoven motor onder een motorkap. Niet alleen in
Frankrijk stond de autobus model voor met een verbrandingsmotor
voortbewogen railverkeer, ook elders, bijvoorbeeld in de Verenigde
Staten, ging men uit van vrachtwagen en autobus, zoals te zien is bij
onderstaande Mack "Bulldog".
Autofabriek
Berliet in Lyon, niet geheel onbekend met railvoertuigen: men
repareerde stoomlocomotieven voor de P.L.M., zette in 1922 een busje op
de rails, de motor was in het voertuig zelf geplaatst, alleen de de
radiateur - met de naam van de maker er duidelijk op - stak uit. De
Berlietautorails deden behalve in verschillende Franse departementen ook
dienst in Marokko, Algerije en op Majorca, maar pas in 1933 verzocht de
P.L.M. Berliet een tweetal autorails te ontwerpen, het werden de RBD
250 ZZ M1 en ZZ M2, daarnaast werd een viertal vrachtautorails gebouwd
(ZZ DM101 tot en met 104). De motoren waren zescylinderluchtgekoelde
diesels van Berliet. Ze voldeden en in 1937-'38 kwam een vervolgserie
(eveneens met electrische versnellingsbak) RBD 300 ZZ M 201 tot en met 214, de maximum snelheid daarvan was 110 km/u. De typische P.L.M.-kleuren grijs & blauw waren in 1958 toen de Berlietautorails nog steeds dienst deden in het zuidoosten van Frankrijk, maar nu onder de SNCF-vlag, veranderd in crème & rood, er was plaats voor 62 passagiers.