31.1.22

AUTORAILS

Om een of andere reden werd Ettore Bugatti door de De Dietrich ontslagen en op 1 april 1904 trad hij in dienst van zijn vriend Emil Mathis, voor wie hij een auto onder de naam Hermes ontwierp. Bugatti en De Dietrich zouden elkaar dertig jaar later opnieuw tegenkomen, dit keer als bouwers van "autorails". Bugatti zette om te beginnen de "Présidentiel" op de rails, een voorloper van de TGV, hij haalde 196km/u, een wereldrecord. De passagiers hadden vrij uitzicht over de baan, omdat de bestuurder bovenin een plaats vond in een soort kiosk, dat nam de noodzaak van een dubbele stuurstand weg, maar het uitzicht over de baan was belabberd en de de man zat boven de motoren.
Toen de Franse spoorwegmodellenfabriek Jouef een aantal jaren geleden met een miniatuurprésidentiel uitkwam, was ik teleurgesteld, want in plaats van de oorspronkelijke autorails als voorbeeld te nemen, had men een verbouwde, naoorlogse versie genomen. De vooroorlogse, originele versie heb ik uit de naoorlogse omgebouwd. Ook de Prinetti & Stucchi driewieler en de De Dietrichauto, die Bugatti ontwierp heb ik, omdat er geen modellen in de handel, waren zelf geconstrueerd.

Bugatti autorails

De Dietrich autorails
Het Jouefmodel van een naoorlogse Bugatti-autorails, waarvan ik een vooroorlogse versie heb gemaakt (zie eerste foto).

 

GESCHIEDENIS 2

Even na Koblenz besloot Adelbert de grammofoonplaat met "Warum ist es an Rhein so schön?" overboord te gooien, je wist het immers maar  nooit, misschien bestond  er wel een  hevige animositeit tussen  Moezelaren en Rijnlingen, net als thuis tussen Schieringers en Vetkopers en liep  hij groot gevaar wanneer een  Moezelaar een Rijnlied  hoorde. Hij kon zich wel voor zijn kop slaan, natuurlijk had hij in Koblenz een grammofoonplaat met een loflied op  de Moezel moeten aan schaffen maar daar had hij niet aangedacht, want hij had het te druk gehad met de aanschaf van hout voor de buitenboordmotor, die trouwens regelmatig haperde, omdat het hout van inferieure kwaliteit was. In Winningen vond Adelbert gelukkig een kleine platenzaak, die een grote voorraad Moezelliederen te koop aanbood, hij koos "Wir sind Kinder von der Mosel". Wanneer dat lied over het water van de Moezel zou schallen, moest dat tot verbroedering leiden en kon er wellicht in een volgende aanlegplaats zelfs Bruderschaft gedronken worden, waarbij Adelbert totaal vergat dat langs de Moezel niet bier maar wijn de favoriete drank was. Voordat hij de plaat op de  draaitafel legde, had hij geprobeerd Karl Marx te bellen, die woonde in zijn voorlopig einddoel Trier, om een afspraak te maken en naar een persoonlijke uitleg van "Das Kapital" te vragen,  daar had hij, vond hij, als Fries industrieel, het volste recht op.

Adelbert passeerde het dorp Klotten en was heel even in paniek, omdat hij dacht in Zwitserland te zijn beland, tot hij zich realiseerde dat de naam van de luchthaven van Zürich met één t geschreven werd. Kort daarop hield de buitenboordmotor er definitief mee op, er zat niets anders op dan het varkensleren zeil te hijsen, om te  keren en in Klotten op zoek te gaan naar  een smid, die hem behulpzaam kon zijn met het demonteren van de buitenboordmotor, smeden konden immers alles, ze repareerden nagelschaartjes, pantservuisten en straalmotoren en hadden steevast het juiste  gereedschap. Hij  had wel wat steeksleutels en schroevendraaiers uit Burgum meegenomen, maar dit werd, wat  je noemt "a major operation". Hij meerde af en ging op zoek, helaas bleek de eerste Schmitt een wijnboer, maar die wist hem wel  te vertellen dat een eind verderop langs de Moezel in Bullay een smid woonachtig was, die zelfs  een Opel Kadett had gerepareerd. Er zat niets anders op dan op zijn schreden terug te keren en opnieuw het varkensleren zeil te hijsen. Hij had danig de smoor in, want het was door het uitvallen de buitenboordmotor ook onmogelijk zijn nieuw verworven grammofoonplaat met "Wir sind Kinder von der Mosel" te draaien, omdat de buitenboordmotor tevens zorgde voor de aandrijving van de platenspeler.

Bullay was een merkwaardig dorp, alle inwoners bleken, wat je een mohawkkapsel zou noemen, maar wat rond de Moezel een Bullaykam heette, in fluorescerende kleuren, te  dragen, bovendien waren ze zonder uitzondering getatoeëerd en buitengewoon luidruchtig. Adelbert keek zijn ogen uit en vroeg zich af hoe hij de in dit pandemonium de dorpssmid zou kunnen vinden,  want geen van de Bullayers leek aanspreekbaar. In het centrum, in de Graf Breiselstraße was ieder huis als dartboard beschilderd, langzamerhand begon het hem te dagen: Bullay was Bull's Eye. Hij sprak een bejaarde man aan, die hem met onverstaanbare kreten juichend tegemoet kwam en vroeg in zijn beste Duits: "Wo finde ich der Dorfsschmiede?" "Haueschuberhaueschuberderhaueschudegrumgrumbauer", was het antwoord. Dat schoot dus niet op. Hij zou de dorpssmid op geheel eigen gelegenheid moeten vinden, want in dit oord heerste werkelijke waanzin, hij bedacht  dat de enige die hem hier als  gids had kunnen dienen Raymond van Barneveld zou zijn geweest. Hij vloekte.


 

30.1.22

RAASKALLEN

 


Vroeger had je vrachtwagenchauffeurs die zich aan stuur en versnellingsbak hielen, gedachtig schoenmaker hou je aan je leest, tegenwoordig meent een stuk onbenul verstand te hebben van een pandemie en hij mag  dan van de Leeuwarder Courant ook nog zijn raaskallende gang gaan.

Ettore c.s.

 

Na de dood van Ettore Bugatti in 1947 is, ondanks het hysterisch gehijg van het autjournaille over de onder directie van Volkswagen verschenen modellen, natuurlijk geen echte Bugatti meer geproduceerd, ik bedoel: als het Indiase Tataconcern de merknaam Bugatti had gekocht, dan hadden we nu een Bugatti Nano kunnen hebben.
Er zijn Bugatti's met een fabriekscarrosserie, maar ook met een koets van een befaamde Franse carrosseriebouwer. En Zwitserse, Duitse en Britse ontwerpers hebben op een Bugattichassis het nodige fraais laten zien. Hier onder een viertal Britse carrosseriën.


Een Engelse carrosserie op een Bugatti "Brescia" uit de vroege jaren twintig.

Crossley Motors Limited uit Manchester bouwde in diezelfde jaren Bugattis in licentie, er zijn
van de zesentwintig gebouwde wagens twee bewaard gebleven.



Een Type 41, "Royale" met een vierdeurslimousinecarrosserie gebouwd door Park Ward in Londen. Oosrpronkelijk dacht Bugatti vijfentwintig "Royales" te bouwen, uiteindelijk werden het er maar zes. Nummer 1, het prototype kreeg eerst de carrosserie van een Packard uit 1925, later kwam er een coupé-, daarna een coach- en vervolgens Weymannkoets op, na een aanrijding werd deze vervangen door een "Napoleon"coupé de ville-body en was Ettores persoonlijk vervoermiddel. Nummer 2 werd als tweezitscabriolet verkocht aan Armand Esders, zonder koplampen overigens, omdat Esders 's nachts toch niet reed. Eind jaren dertig kreeg de wagen een coupé de ville-koets van Binder uit Parijs. Nummer 3 werd verkocht aan Dr. J Fuchs en ontving een cabrioletcarrosserie van Weinberg in München. Nummer 4 ging naar Engeland en werd voorzien van een Park Ward-carrosserie, de koper was kapitein C.W. Foster. Nummer 5 bleef, net als nummer 1, in de familie, met een tweedeurssedanbody van Kellner. Nummer 6 werd eveneens niet verkocht en had een door Bugatti ontworpen coupékoets, die "berline-de-voyage" werd genoemd.
De voor de "Royale" ontworpen motor (achtcylinder met een inhoud van vijftien liter) werd later gebruikt in Bugatti-autorails (met enige overdrijving: voorlopers van de TGV), die in 1933 in dienst kwamen op de lijn Parijs- Deauville.

Een type 57SC met een carrosserie van Corsica.

Geschiedenis

Dit is een ongeveer dertig jaar oud portret van Adolphina Knijpenbeurs, slager te Stompegaburen en verre nazaat van Adelbert de Wanstaltige, die in sommige folianten, ook Adelbert de Knoffelige wordt geheten. Adolphina beheert het familiearchief, dat de roemrijke daden van het geslacht sinds 1113 beschrijft. Adelbert schijnt komende uit Noord-Duitsland zich, vroeg in de twaalfde eeuw, in het Friese Burgum te hebben gevestigd en zich oorspronkelijk zowel met aardappelteelt als met botenbouw te hebben beziggehouden. Hij is de teler van het Aintje, een smakelijke en uiterst kruimige aardappel, die later verder werd ontwikkeld in het Bintje. Adelbert vond veel tegenstand vanuit België omdat genoemd Aintje totaal ongeschikt bleek voor de fritesindustrie, vanwege voornoemde kruimigheid. Met zijn ontwerp van een zeilboot, de zogenaamde oer-BM-er had hij tot ver over de landgrenzen groot succes, de uitgeholde boomstammen met een zeil van gelooid varkensleer vielen niet aan te slepen en dus werden her en der  (o.a. in Marokko, Montenegro en Chili) nevenfabrieken opgericht, die tot ver in de achttiende eeuw actief bleven.

Adelbert de Wanstaltige had een zoon, eveneens Adelbert  genaamd, maar met de toevoeging de Zwaarwichtige, hetgeen niet geheel onjuist was want hij woog bij een lengte van net geen anderhalve meter 163 kilo en bleef doende in de aardappel-  en bootwereld, zo richte hij in Oost-Groningen rond 1130 een aardappelmeelfabriek op met de naam Ruhrey & Geitigheid en verliet hij twee jaar later bij Lobith ons land met een van zijn oer-BM-ers, voorzien van een zelf geconstrueerde buitenmotor op houtgas, waardoor hij in 1248 nog net aanwezig kon zijn bij de eerste  steenlegging van de Keulse Dom. Omdat Adelbert moe werd van het meezingen met de enige grammofoonplaat - waarop het lied "Warum ist es am Rhein so schön" - aan boord, nodigde hij ter hoogte van de Loreley de dichter Heinrich Heine aan boord, die zich ogenblikkelijk begon af te vragen waarom hij zo bedroefd was en na een drie kwartier varen van boord stapte onder het uitspreken van de volgende veelzeggende zin: "Ich weiss nicht was soll es bedeuten".
Voordat Adelbert de Zwaarwichtige bij Koblenz besloot rechtsaf te gaan en zijn tocht op de Moezel, in plaats van op de Rijn te vervolgen, luisterde hij, terwijl hij Deutsches Eck passeerde naar de enorme ghettoblasters, die daar stonden opgesteld en afwisselend "Mambo #8" en "Och, was ik maar bij moeder thuis gebleven" lieten horen. Als hij dat laatste had gedaan, dan had hij aanwezig kunnen zijn bij de geboorte van zijn zoon, die natuurlijk eveneens Adelbert  ging heten, zij  het later met de  toevoeging "de Merkwaardige". Zijn echtgenote, geboren Stephana Achterklap, was inmiddels tijdens de derde feministische golf directeur van de aardappelmeelfabriek "Ruhrey en Geitigheid" in Oost-Groningen geworden.  De derde golf kwam onverwachter dan de eerste - Cleopatra - en de tweede - Jacoba van Beieren - en werd ernstig bestreden door de Engelse koning Henry VIII, die er alles aan deed om het vrouwvolk onder de duim en op het schavot te houden, ook Wladimir Putin droeg zijn steentje bij door een damesgroepje het optreden onmogelijk te maken, terwijl  hij het al bijster druk had met het uit de  lucht halen van verkeersvliegtuigen,  het vergiftigen van tegenstanders en het hacken in andermans verkiezingen.

 

29.1.22

TUIG

Dat je je wanneer je professioneel een balletje gaat trappen eerst laat tatoeëren moet je natuurlijk helemaal zelf weten, maar in de Verenigde Staten gaat men een stapje verder: het tuig van de richel heeft daar niet genoeg aan het eigen lijf, maar meent ook zijn huisdier te slachtofferen.



 

BEL

De nieuwe deurbel - zonder draadjes - heeft het bijna tien jaar goed gedaan.  Wij kochten hem omdat Una de vorige deurbel - met draadjes - niet kon uitstaan en enorme blafpartijen ten beste gaf zodra het apparaat twinkeleerde. Voor Una's en onze gemoedsrust kwam er dus een nieuwe bel met veel mogelijkheden: een vriendelijk zoemertje, een bombastische big-ben en zelfs hondengeblaf. Dat laatste hebben we maar niet uitgeprobeerd. De laatste weken liet de bel het regelmatig afweten. Ik  monteerde nieuwe batterijen en waarachtig de bel functioneerde tot hij  gister volledig de geest gaf. Voor Una maakt het geluid van een nieuwe bel niets uit, zij is inmiddels doof. Vanochtend ging ik op zoek naar een nieuwe draadloze bel. Die werkt intussen met een vrolijk  jazzdeuntje.

28.1.22

TYPE 44

Bugatti Type 44 met een drie liter achtcylindermotor verscheen in 1927. De carrosserie van bovenstaande auto is duidelijk geïnspireerd op die van een rijtuig, een vorm die Ettore bewonderde. Dat zo'n auto in een later leven wel eens voor heel andere doeleinden kon worden gebruikt als het vervoeren van personen en eindigde als bakkersbestelwagen toont de foto hieronder. De wagen is vanwege de benzineschaarste tijdens de Tweede Wereldoorlog bovendien voorzien van een houtgasgenerator.

 

BINGS BROER

Bob (volledig George Robert) was het negen jaar jongere broertje van Bing (volledig Harry Lillis) Crosby, Bob begon ook als zanger, maar nam medio jaren dertig de overblijfselen van het orkest van drummer Ben Pollack over. In het grotere orkest van Bob Crosby was een kleiner orkest opgenomen, de Bob Cats, het repertoire daarvan bestond uit gearrangeerde dixielandnummers. In 1942 viel het orkest uiteen, maar er bleven contacten tussen de orkestleden bestaan en zelfs tot na de Tweede Wereldoorlog kwam het dixielanddeel van het orkest, de Bob Cats, bij elkaar en maakte opnames. De belangrijkste leden waren: Yank Lawson, trompet; Eddie Miller, tenorsax; Nappy Lamare, gitraar en zang; Bob Haggart, bas en Ray Bauduc, drums. Soms werd onder een andere naam opgenomen, zo heb ik op een langspeelpaat  twee stukken van Nappy Lamare's Louisiana Levee Loungers. "Milk Cow Blues" is op de plaat gezet met Kokomo Arnold als componist, alhoewel andere bronnen Sleepy John Estes als componist noemen. Pianist Bob Zurke is de solist in  "Yancey Special".

 

27.1.22

MOSQUITO

 


De allereerste De Haviland "Mosquito" vloog in november 1940. Oorspronkelijk ontworpen als lichte bommenwerper bleek het toestel ook geschikt als fotoverkenner en  als jachtvliegtuig en er zijn heel wat versies gebouwd, niet alleen in Groot-Brittannië maar ook in Canada en Australië. Ze waren uitgerust met  de Rolls-Royce "Merlin", dan wel  de in licentie gebouwde Packard "Merlin". Het tweepersoonstoestel was grotendeels van hout en als jachtvliegtuig uitgerust met vier Browning machingeweren in de neus en vier Hispano kanonnen die vuurden vanuit openingen net onder de neus van het toestel. De maximale snelheid was 640 km/u., de maximale reikwijdte  - als fotoverkenner - 3200 kilometer en  het plafond lag bij 36000 voet. Israël nam zestig mottige, maar goedkope Mosquito's over van de Franse luchtmacht, die tussen juni 1951 en mei 1952 door Israelische tecnici met hulp van personeel van de SNCAN (Société nationale de constructions aéronautiques du Nord) vliegvaardig werden gemaakt. De "Mosquito" was tot medio jaren vijftig het belangrijkste vliegtuig van de Israelische luchtmacht. Een filmpje van een "Mosquito" in Nieuw-Zeeland vindt u hier.

26.1.22

CADILLAC

Toen Henry M.  Leland in 1903 in Detroit auto's onder de naam Cadillac ging bouwen had hij al de nodige ervaring opgedaan met het destijds nieuwe  vervoermiddel: hij had motoren geleverd  aan Oldsmobile en had ook een handje geholpen bij het weer gezondmaken van het in problemen geraakte Ford. De auto op de foto dateert uit 1906, heeft een ééncylindermotor met inhoud van 1600 cc en twee versnellingen.  Twee jaar later werden Cadillacs naar Engeland geëxporteerd, de importeur F.S. Bennett, die wilde aantonen hoe goed de auto gestandaardiseerd was, liet drie wagens demonteren, de onderdelen door elkaar husselen, om ze vervolgens weer te monteren en daarna op Brooklands een rondje  te laten rijden. Het leverde Cadillac de Dewar Trophy op.

 

SNCF

Op 1 januari 1938 werden de grote Franse spoorwegmaatsschappijen samengevoegd in de SNCF (Société Nationale des Chemins de Fer français), al  bleef iets van de  oude structuur bestaan want Frankrijk werd opgedeeld in vijf regio's: Est (Compagnie de l'Est en Alsace-Lorraine), Nord (Compagnie du Nord), Ouest (État), Sud-Ouest (PO-Midi) en Sud-Est (PLM). Die regio's waren bijvoorbeeld herkenbaar aan de nummers 1 tot en met 5 op de bufferbalk van de locomotieven. Tegelijkertijd verdwenen ook de naar klasse gekleurde rijtuigen van de PLM, alle rijtuigen werden groen, ook dit al wat gedateerde rijtuig tweede klasse, dat weliswaar een gangpad had, maar negen deuren om in- en uit  te stappen.




 

Boppalong 5


 

25.1.22

BOPPALONG 4


 

Het vaderland

Je kunt naar Frankrijk, Duitsland en  Engeland met een flitstrein, naar Groningen kan dat niet, terwijl er vermoedelijk meer mensen razendsnel naar Groningen willen dan naar Parijs. Nou wordt er naar Parijs pas na Brussel-Zuid echt geflitst en naar Duitsland  mag het flitsen op Nederlandse bodem ook geen naam hebben, om over het Engelse nog maar te zwijgen,  want daar heeft Boris het voor het zeggen  en Boris vindt flitsen alleen  maar belangrijk als er in lockdown door hem gefeest kan worden. Waarom de Nederlandse Spoorwegen, net  als in Frankrijk en Duitsland, niet een eigen hoge snelheidsnet heeft opgezet, dan zich als Amsterdams eindpunt te laten degraderen is een raadsel. Een even groot raadsel blijft het feit  dat Nederland nog altijd een in 1919 gelanceerd vliegveld, Schiphol, als "main airport" laat functioneren. Croydon en Orly zijn al  lang vervangen en dat had hier ook kunnen gebeuren, toen  Lelystad in beeld kwam, ook  daar had een flitstrein naar tussen Lelystad en Amsterdam uitkomst kunnen brengen. Het is allemaal niet gebeurd en de wijde omgeving van  Schiphol zit met geluids- en milieuhinder. Ook historisch schort er het en ander aan wat  het vaderland te bieden heeft, stap je in Frankrijk of in Engeland in een trein getrokken door een stoomlocomotief, dan weet je dat  het  historisch verantwoord is, de locomotief heeft in Frankrijk of in Engeland gereden, hier worden we door een in Duitsland of in Polen rondgezeulde lok rondgereden. Gelukkig klopt het tramwezen dan weer wel. Maar het  blijft merkwaardig dat met name het spoor  er in feite met de pet naar gooit, een paar jaar geleden wilde men in  Friesland een stoomtreindienst opzetten van Sneek naar Stavoren met een gehuurde buitenlandse stoomlok, ver verwijderd van hetgeen wat ooit op die lijn gereden had.

24.1.22

BOPPALONG 3


 

POLITIEK

Christian Wakeford stapte over van Conservative naar Labour. Mag ik  dat vreemd vinden? Hij had toch het Lagerhuis achter zich kunnen laten en iets heel anders kunnen gaan doen? Maar nee, in de politiek kun je zonder veel problemen van partij veranderen, zo kwamen de PVV en  Denk ook op het pluche. In de lokale politiek schijnt  het veelvuldig voor te komen, net alsof raadsleden vakkenvullers zijn bij Jumbo die overstappen  naar Nettorama. Dat maakt de politiek onbetrouwbaar.

23.1.22

BOPPALONG 2

 


22.1.22

Bédélia

Dit is zo ongeveer de grootmoeder van alle cyclecars, de Bédélia, gemaakt door de heren Bourbeau en Devaux (de naam Bédélia was ontleend aan de initialen van de heren) in Parijs. Oorspronkelijk met een ééncylinder, maar al gauw met een tweecylinder in V-vorm aangedreven, de overbrenging gebeurde met een riem. De chauffeur zat achter de passagier en ondanks de primitieve besturing had de Bédélia bijzonder veel succes, er werd veelvuldig mee geraced, niet alleen in Frankrijk, maar ook in Engeland: in 1912 werd op het circuit van Brooklands met een vliegende start 104km/u gehaald. In 1914 kocht het Franse leger een twaalftal Bédélia's, waarvan een aantal als ambulance en andere als "voiture mitrailleuse" (onderste foto) werd uitgerust. Het merk bleef tot 1925 bestaan, maar werd in 1920 door Mahieux et Cie. overgenomen, Bourbeau begon een eigen firma onder de naam Automobiles Jacquemont.



 

BOPPALONG


 

MOTOWN ? 2

 


Er zijn dus de nodige automobielen met de naam Cleveland, maar zijn er ook auto's met de naam Detroit? Ze zijn er. In het begin van de vorige eeuw waren er drie bedrijven die hun producten simpelweg Detroit  noemden, een lang leven was hun niet beschoren, het eerste verdween al na een jaar, het tweede na vier jaar en het derde na twee jaar. Auto's met een referentie aan Detroit hielden het soms langer vol, zo bestond Detroit Electric (foto) van 1907 tot 1942 en het was daarmee de meest succesvolle auto met de naam Detroit, een aantal werd zelfs onder licentie gemaakt door het Britse Arroll-Johnston. Na 1920 werd de Detroit  Electric qua carrosserie gewijzigd, zodat hij meer leek op een eigentijdse auto en in de jaren dertig werden zelfs carrosserieën gebruikt van Willys-Overland.


21.1.22

Oostfront

 

Una: "Toch jammer dat Feldwebel Sargschnabel niet aan het Oostfront gesneuveld is!"

MOTOWN?

Een eeuw geleden was het nog maar de vraag of Detroit zou uitgroeien tot motown, Cleveland had even grote kans de Amerikaanse motorstad te worden. Nou ja, als pleister op de wonde staat daar nu vlakbij het water van het Eriemeer de Rock 'n Roll Hall of  Fame, dus muzikaal is het in ieder geval voor elkaar gekomen. Motorisch niet. Cleveland had vier fabrieken die achtereenvolgens zaken deden onder de stadsnaam, de eerste fabriek bouwde van1899 tot 1901 een een electrische auto, de tweede bestond tussen 1904 en 1909 en was in die zin bijzonder dat wanneer je de wieldoppen van  de achteras verwijderde de steekassen eenvoudig uit de achteras te trekken waren, Cleveland nummer drie hield het in 1914, met een licht autootje, een zogenaamde cyclecar, maar een jaar vol, de volgende Cleveland was een kleine versie van  de Chandler - een prominent Clevelands merk - de auto's onder de naam Cleveland, overigens met een eigen  zescylindermotor, waren in productie van 1919 tot 1926.

 

KLEDERDRACHT

Onder klederdracht heb ik altijd iets regionaals verstaan, ik bedoel dat de kleren van iemand uit Twente verschilden met die van iemand uit Drente. Maar als ik het boekje uit 1912 "Geschiedenis der Kleederdrachten", uitgegeven ter gelegenheid van het vijfentwintig jarig bestaan der firma H. Hollenkamp, raadpleeg, dan blijkt dat toen onder klederdracht alle kleding werd verstaan. Het fraai geïllustreerde boekje, ontworpen en gedrukt bij Van Leer in Amsterdam begint in Egypte en eindigt in het begin van de twintigste eeuw. Uit het uitgebreide bijschrift bij "Een sportfeest in de 20e eeuw" citeer ik het volgende:

"Tussen 1882 en 1900 droeg de vrouw vaak een soort tuniek, een Figaro en Jacco-jakje. De hygiène dwong haar te breken met de verderfelijke gewoonte zich te eng te rijgen om een dun middeltje te hebben en deed haar schoeisel verwerpen, dat het lichaam vervormde en mismaakte. Steeds grooter omkeer in de kleeding bracht de sport. Het rijwiel eischte ook voor de dames een practische kleeding; al te vurige ijveraarsters wilden een heerenkleed invoeren, doch het bleek onnoodig. Nieuwe verandering bracht weeder de luchtscheepvaart. De vliegenierster werd gedwongen, om de beperkte ruimte, zich in een overal even wijd, slechts van onderen minder wijd, zelfs zeer eng kleed te steken. De "entravée" ontstond. Bedoeld voor het er mee in de lucht gaan, gingen de jonge dames, ook op aarde in de "jupe entravée" wandelen. In den aanvang ging het moelijk, vele schoonen struikelden en strompelden. Daarom noemde men de "entravée"... de strompelrok. Buitennissige dames wilden, vrij van de aarde, in de lucht direct man worden en schiepen een kleedingstuk, dat zij  noemden: "jupe Harem" of "Harembroek". Dit kleedingstuk bracht het niet tot mode. De sport heeft de vrouw gebracht tot de schoone, soepele kleeding van thans, die de schoone lijn van het lichaam volgt, en slechts ontsierd kan worden door het te vele, het te opzettelijke. De kleedimg van de rechte lijn schiep vele en kostbare fantaisieën, toiletten van duizenden guldens. Men ziet avondtoiletten van soepel goudbrocaat met lichtmauve overwaasd, met een garneering van orchideeën. De automobiles hebben voor den man de sportpet en de sportjas in zwang gebracht en voor de vrouw een costuum, dat er weinig van verschilt. Ook de jongens- en meisjeskleeding heeft in de laatste eeuw groote verandering ondergaan. De wijd uitstaande meisjeskleeding, de hessen en buisjes der jongens verdwenen in de tweede helft der 19e eeuw voor de matrozen- en norfolkpakjes. Beider kleeding wordt steeds losser en fleuriger en staat ook in het teeken der sport. Thans is de sport nog de heerscheresse voor een deel der mode. Welke invloed zich na de sport op de mode zal doen gelden. ligt in het duister."

20.1.22

Van de premier


Jullie hebben allemaal mijn regeringsverklaring gehoord, maar  ik zou daar toch nog enige verduidelijkingen aan willen toevoegen, in de  eerste plaats aan de door corona zo noodlottig getroffen jeugd, zoals die zo tragisch getroffen jonge man die zijn Frans niet op peil heeft kunnen houden en thans niet verder komt dan "Papa fume une pipe" en "Le cheval est dans le pré", terwijl hij zo gaarne had willen weten wat hoe "fuck you" in het Frans klonk en ook dat lieftallige meisje dat door corona helaas is blijven zitten en beter had verdiend. En dan heb ik het nog niet eens over de in het Journaal niet genoemde klachten als zitvlakzweren en constipatie bij de jeugd. Toch heb ik mijn hand uitgestoken. Niet naar de jeugd, maar voornamelijk naar de bejaarden, waarvan gelukkig door corona een aantal door sterfte is verdwenen. Ik heb de levenden van hen een hand met een schop  uitgestoken, een schop waarmee hun eigen graf kan worden gedolven, vanwege twee  dingen: a. er hoeven geen bejaardenwoningen te  worden gebouwd, immers een  graf is aanzienlijk  kleiner dan een woning en b. er wordt veel bespaard op deze op electrische fietsen, rollators en scootmobielen op onze wegen voortrazende meute. Van stijgende a.o.w. hoeft daarom geen enkele sprake te zijn. Sigrid Kaag is het met  deze zienswijze volledig eens en CDA en Christen Unie hebben toegezegd bij iedere graf een  gebed te zullen zeggen, gevolgd door een passend dankwoord. Terwijl Hans Vijlbrief de Groningers zal vragen om te zorgen voor meer gas voor de vele crematies, wetende dat door de enorme teruggang van bejaarden, de hoeveelheid benodigd gas uiteindelijk zal teruglopen, zodat we de Groningers tevreden kunnen stellen en zij  niet meer in de rij hoeven te staan om subsidie te ontvangen, alhoewel de rij ongetwijfeld heeft bijgedragen aan sterfte door longontsteking en degelijke. Na afloop van begrafenis en crematie ben ik bereid de nabestaanden te voorzien van koffie met kaakje. Uw minister-president zorgt dus wel degelijk voor nieuw elan.

19.1.22

VOERTUIG

 


Een schitterend voertuig: een Minneapolis-Molinetractor uit 1938, een soort Lanz "Eilbulldog", maar dan fraaier. Minneapolis-Moline ontstond in 1929 uit drie bedrijven: een firma, die oorspronkelijk ploegen maakte en later een tractorfabriek overnam, een fabriek, die dorsmachines en vervolgens locomobielen en tractoren fabriceerde en een tractorfabriek.

BRAADWORST


 

TWEERAMER

 


De tweeramer nummer 20 gefotografeerd op het Buitenhof, in ieder geval na 21 april 1906 toen lijn 3, Groothertoginnelaan - Buitenhof, via Plein verlengd werd tot Overbosch, maar omdat het motorrijtuig crème geschilderd is, moet de foto na 1908/09 genomen zijn, want pas in die jaren kregen alle tweeramers die kleur. De meeste tweeramers werd in 1936 gesloopt, elf exemplaren werden naar Poznan (het toenmalige Posen) verkocht, maar de 20 heeft het langst uitgehouden en deed zelfs na de Tweede Wereldoorlog, net als nummer 8 (die per abuis in 1953 gesloopt werd) nog een aantal passagiersdiensten, terwijl hij verder zijn tijd sleet met het trekken van de railslijpwagen, om als noodwoning in Meppel te eindigen. Toch is met een kunstgreep een tweeramer aan de Haagse museumcollectie toegevoegd, want met behulp van de wagenbak van een identieke Amsterdamse tram is de Haagse nummer 2 nagebouwd.

18.1.22

The Voice of Holland


 

17.1.22

REGIONAAL

 


Landen hebben regionale muziek. Voorbeelden te over. Ook Canada. De muziek van New Foundland, de muziek van Cape Breton en natuurlijk de muziek van Quebec, met nogal wat groepen die furore maken, als "La Bottine Souriante" en "Ad Veille Quie Pourra" en "Les Charbonniers de l'Enfer". Natuurlijk allen Franstalig. In 2010 stond "La Bottine Souriante" op het Celtic Fest* in Chicago en "Ad Veille Que Pourra" (foto) trad  op in Balattou, Montréal. *Het woord Celtic of Keltisch wordt de laatste jaren wel vaker misbruikt

16.1.22

ALS EEN VOGEL


Er is dat fascinerende verhaal in de Griekse mythologie over Icarus, gevangen op Kreta probeert hij te ontsnappen met behulp van zelf gebouwde vleugels van hout, veren en was. Klaarblijkelijk heeft dit verhaal veel uitvinders geinspireerd, die ook dachten te kunnen vliegen als een vogel, maar zelfs als niet Icarus hun voorbeeld was, dan waren er andere "vogelmensen" in hun eigen cultuur, die voor inspiratie zorgden. Ook de Duitse uitvinder Otto Lilienthal ging uit van de vogel, in 1873 hield hij een lezing, "Theorie des Vogelflugs", waarin hij stil stond bij eerdere pogingen van de mens om te vliegen. Hij zelf ondernam verschillende glijvluchten vanaf een kunstmatige heuvel in Berlijn, uiteindelijk werden de pogingen hem noodlottig, want in 1896 raakte hij zwaargewond bij zo'n zweefvlucht en stierf hij de volgende dag. We weten dat de verovering van het luchtruim niet door imitatie van het vliegen van een vogel is gelukt, toch bleven er uitvinders, die ver na de Eerste Wereldoorlog toch vasthielden aan het vogelidee. Een van hen was de Amerikaan Leonard Bonney, die eind jaren twintig, met de meeuw als voorbeeld, de "Bonney Gull" bouwde en op 4 mei 1928 met zijn toestel opsteeg van Roosevelt Field op Long Island. De "Bonney Gull" stortte van een hoogte van dertig meter neer en Bonney kwam om het leven.

 

Western Swing

  

Western Swing

Antisemitisme

Dat ik iets met Franse treinen, Haagse trams en oude auto's heb weten de regelmatige lezers van dit blog inmiddels, maar er is veel meer dat mijn, zeg maar, verzamelwoede opeist, zo heb ik nogal wat  geschreven judaïca. Sommige boeken komen uit mijn vaders collectie, maar zijn verzameling is inmiddels behoorlijk aangevuld. Op zijn 34ste verjaardag in october 1936 kreeg mijn vader van een bevriend echtpaar het in 1921 verschenen "Die Juden in der Karikatur" van Eduard Fuchs. Fuchs, een sociaal-democraat en in Berlijn uitgever van het dagblad "Vorwärts", verzamelde tekeningen, niet alleen uit Duitsland, maar ook uit o.a. Engeland, Frankrijk, Rusland, Polen en Oostenrijk en laat vanaf de 15e eeuw een getekend, zo u wilt een vertekend, beeld zien van Joden. Niet de geringste tekenaars hebben bijgedragen aan antisemitische beeldvorming: Caran d'Ache (Emmanuel Poiré), Aubrey Beardsley en Charles Léandre.

DEN HAAG

Toen ik  in  1953 in Den Haag-Zuid ging wonen, had ik de keus uit twee buslijnen, de lijnen E en R. Bussen in Den Haag hadden, anders dan de trams vanaf het prille -  en niet zo heel  succesvolle -  begin in de jaren twintig, letters.  Trams die toen al twintig  jaar tot plezier van de Hagenaars voor het openbaar vervoer zorgden haden cijfers.  Daar kwam pas in 1955 verandering in toen de bussen ook cijfers kregen, bus E werd omgedoopt in 20 en en R in 27.  
Het Haagse busnet kwam in de jaren dertig tot ontwikkeling, eerst door Allan in Rotterdam van carrosserie voorziene Minerva chassis in verschillende groottes gebouwde bussen, die in mei 1931 hun kenmerkende crème en bruine  kleur kregen en tot 1940 dienst bleven doen.

 

15.1.22

GEEN KETTING



Helaas heb ik alleen maar een copie van de voorpagina van deze Columbiafolder uit 1897, maar daar staat tegenover dat ik een echte Columbia "Chainless" heb uit 1900. De slagzin "Standard of the world" werd dus, voordat Cadillac met auto's kwam - en dat was in 1902 -, al gebruikt. Klaarblijkelijk kon dat dus toen zo maar. Columbia dateert uit 1878, twee jaar daarvoor had Albert Pope een fiets gezien op een tentoonstelling gewijd aan het eeuwfeest van de Verenigde Staten, hij reisde vervolgens naar Europa en begon in Hartford, Connecticut met de import en productie van tweewielers. Pope ijverde ook voor de verbetering van wegen en richtte daartoe de "Wheeling Association" op, hij kocht andere fietsfabriekjes op en in 1882 was een Columbia de eerste fiets waarmee van Oakland aan de westkust naar Boston aan de oostkust werd gereden, een afstand van 3700 mijl in 103 dagen. Vier jaar later werden op een Columbia records gebroken: een mijl in iets meer dan 2 minuten en 29 seconden en 22 mijl in een uur. Vanaf 1896 werd gewerkt aan een electrische auto en het jaar daarop waren, in de meer dan een mijl lange fabriek in Hartford, 10.000 mensen aan het werk. De kettingloze Columbia, de chainless, verscheen in 1898.
Natuurlijk lijkt een cardanaangedreven fiets, door het ontbreken van de ketting, de oplossing voor het voorkomen van gerafelde en versmeerde broekspijpen, maar je moet wel zwaarder trappen. Ik heb twee cardanaangedreven fietsen heb in mijn verzameling, een FN uit de late jaren twintig (de fiets waarmee ik mijn verzameling begon. Mijn 122 jaar oude Columbia staat grotendeels nog in zijn eerste lak, heeft houten velgen en een terugtraprem in de vorm van een lepeltje dat drukt op de achterband. Het is een schitterend ontwerp, zonder enige overbodige franje. Het is dan ook nauwelijks te begrijpen waarom de Amerikaanse rijwielindustrie anderhalf decennium later de fiets verzwaarde met allerlei onnodigheden: dikke banden, een pseudobenzinetankje en een uiterst onhandige dwarsstang in het stuur. Mijn Columbia uit de late jaren twintig heeft gelukkig geen pseudobenzinetank, maar die dwarsstang is een crime: ik stoot regelmatig mijn knieën. Er is maar één oplossing voor het ontstaan van de belachelijke en onnodige toevoegingen aan de Amerikaanse fiets: volwassenen kozen negentig jaar geleden voor auto en motorrijwiel, de fiets werd een speeltje voor de jeugd. Jongens droomden van een motorfiets en dus werd de fiets een imitatie daarvan.