28.2.11

Johnny Dodds

Klaarblijkelijk loonde het enige tijd de moeite jazzopnamen uit de jaren twintig opnieuw uit te brengen, zowel op 78toeren als op 45toeren. Ik heb "Chicago Buzz" en "East Coast Trot" op 45toeren, maar degeen die het op YouTube gezet heeft, heeft de heruitgave van de opnames uit augustus 1926 op 78toeren. Het is een kwartet onder aanvoering van de legendarische clarinettist Johnny Dodds, al is het plaatje uitgebracht onder de naam Junie Cobb's Hometown Band met Cobb op clarinet en altsax en Eustern Woodfork op drums. Over de pianist zijn de geleerden het niet helemaal eens: het is Jimmy Blythe of Tiny Parham. Voor Blythe pleit het etiket van de plaat, hij is bovendien de componist, maar een jazzencyclopedie geeft de eer aan Parham.

Nogmaals Fiechemann 5

“Hij is een zeer gevaarlijke patient van onze aanstalt, hij is een verbreker, een pedofiel”, roept Otzenfeld.
“Zelfsverstandelijk. En nog zeer veel meer”, voegt Azzerbach heentoe, die de laden heeneen gerend komt, “gisteren heeft hij zich nog aan het achtjarig dochtertje van een gemoeshandelaar vergrepen. Heer vlezer gelooft U ons, dit verdomde zwijn heeft geen aanstandig knook in zijn lijf.”
In dit ogenblik houdt voor de vlezerij een alradaangedrevenwagen stil met aan het stuurrad vrouw Beheimann begeleid van haar eeuwige schat, de Philippinische poetsvrouw Maria Estrella Nobbeltez, die niet slechts de woning zuiver maakt, maar als immer ook de bezorgingen van de Beheimann draagt.
“Jullie bent geheel verrukt, ik ken de heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiechemann als een zeer voorname kunde schoon al vast mijn hele leven, zijn vader was al kunde bij mijn vader”, zegt de vlezer.
De greep in Fiechemanns kanthaken verslapt en hij maakt een verzoek daarvan te komen, maar werpt daarbij de kleine Nobbeltez omver.
Vrouw Beheimann zegt onverschutterd:” Schoon goedennamiddag heer vlezer, ik mocht van U vier steaks, van fijnsten zelfsverstandelijk. En dan mocht ik ook nog wat opsnede: tweehonderdvijftig gram landschenken, van fijnsten zelfsverstandelijk, driehonderd gram kalfsleverworst, van fijnsten zelfsverstandelijk en een half ons bloedworst voor de Nobbeltez hier.
De vlezer heeft de krankenzusters Azzerbach en Otzenfeld de weg versperd, die grimmige verzoeken doen Fiechemann opnieuw vast te grijpen en daarbij allerlei beschuldingen aan Fiechemanns adres uiteren.
“Heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiechemann gaat U naar hinden, in mijn bureau, dan schaf ik deze twee volidioten naar buiten, nee ik meen U niet genadige vrouw Beheimann, maar deze twee wijfstukken”, en hij vangt aan Azzerbach en Otzenfeld uit de vlezerij te verdrijven. Luid mekkerend lopen ze daarvan.
Jammerlijk is het handje van de slager waarmee Fiechemann een zijner zonen aanroepen mocht in de slacht verloren gegaan, daardoor vrouw Beheimann met haar kekke stijfeltjes daarop getreden is. De vlezer legt de hakbijl weg, maakt zijn vriendelijkste mijne en vraagt de vrouw Beheimann: “Ontschuldig, vrouw Beheimann, ik was een ogenblik afgelenkt, wat zal het heden zijn?”
“Maakt ja niks heer vlezer, ik weerhaal: ik mocht van U vier steaks, van fijnsten zelfsverstandelijk. En dan mocht ik ook nog wat opsnede: tweehonderdvijftig gram landschenken, van fijnsten zelfsverstandelijk, driehonderd gram kalfsleverworst, van fijnsten zelfsverstandelijk en een half ons bloedworst voor de Nobbeltez hier, ach neen, maakt U van laatste maal zult.”
Nadat vrouw Beheimann heeft afgerekend en met haar eeuwige schat Nobbeltez verzwonden is, beijlt de vlezer zich evenvals naar hinden: “Ach mijn god, heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiecheman wat een ellende is U toegestoten en onze vaders kenden zich schoon, Uw vader voer toenmaals een Hork, achtcylinder met zestig paardesterkten. Ik durfde eenmaal met Uw vader meevaren. Dat waren nogmaals tijden, mensenkinderen. Waar is het handje, daarmee U aanroepen kunt.”
“Ik heb het vallen laten, het moet ergenswaar aan de bodem in de laden liggen.”
“Nou dan schouwen we maal naar”, en de vlezer loopt de laden in om gelijk weer heenin te treden: “Verdomd, nogmaal, het handje is gans kapot, iemand is er opgetreden. Het was een geboortedaggeschenk van mijn vrouw, dat doet mij ja leed.”
Fiechemann mormelt: “Mij evenvals. Ik borduur het zeer, heer vlezer.”
“Nou ja wanneer U weder tot geld komt, schik ik U schoon de rekening. En om tot het geld te geraden, roept U nu eerst uw zonen aan. Sluitelijk hebben we ook nog een normale telefoon, geeft U mij de nummers.”
“Ik ben gans door en ander, ik kan ze me niet herinneren.”
“Maakt ja niks, dan roepen we het telefoonambt aan.”
In dit ogenblik klinkt de ladenklingel en roept iemand: “Waar is het zwijn?”
Fiechemann schrompelt te samen: “Dat is de vrouwdirektorin.”
“Snelstens in de koelcel met U”, en weinige ogenblikken later staat Fiechemann inmidden van dode brokken vlees.
De vlezer loopt naar voorne: “Wat mocht U van het zwijn, genadige vrouw? Iets gerookt?”
“Stelt U zich niet zo dom, ik kom voor de Fiechemann. Mijn ondergestelde en oudersthuisarts hier, heer Georg Eteysembourg, heeft het dwangjak waarin we hem thuis transporteren meegebracht. Waar is hij? Waar is de Fiechemann?”
“Doet me bijzonders leed, genadige vrouw, hij is niet hier, hij is daarvan gelopen.”
"U liegt me aan, U heeft hem ergens opgeheven. Kom Georg, wij schouwen maar naar!”
“Niets daarvan, dat gaat tegen het reinheidsgebod, dan kan schoon ieder kunde wel in mijn vlezerij hieromstampen. Dat geeft het niet”, en de vlezer grijpt opnieuw naar zijn hakbijl.










27.2.11

San Francisco


Net binnen: twee foto's van PCC-cars in San Francisco, waar gereden wordt met een aantal trams uit verschillende Amerikaanse steden. Hagenaars herkennen ogenblikkelijk de gelijkenis van het interieur op de eerste foto met dat van een PCC-car uit de 1000-serie, die met de zogenaamde "standee windows", waardoor je als staande passagier ook op de hoogte bleef waar je je bevond. De rode PCC-car op de tweede foto is geschilderd in de kleuren van de tram uit Boston.


Verdwenen


Een lijstje smeermiddelen uit een boekje van Mobiloil, vermoedelijk uit 1933. Wie het lijstje langs loopt, ontdekt dat er meer automerken sindsdien verdwenen zijn, dan er zijn overgebleven.


Verdwenen: Hupmobile

Miles Davis

Van Miles Davis bestaan verschillende opnames van "'Round About Midnight", dit is een opname voor Prestige gemaakt in 1956 toen hij een engagement had in het Café Bohemia in Greenwich Village in New York. In twee sessies werden 24 stukken opgenomen door: Miles Davis, trompet; John Coltrane, tenorsax; Red Garland, piano; Paul Chambers, bas en Philly Joe Jones, drums.
Ik heb dit epeetje met de naam "Blue Ballads", ik had waarschijnlijk destijds graag de LP gekocht, maar die was te prijzig, vandaar dat er nog al wat epeetjes in mijn platenverzameling zitten.

Nogmaals Fiechemann 4

Het donkert en geen geld in de tas, nog niet maar een grootje, maakt het leven niet aangenamer. Hij kijkt naar de schouwvensters, vooral een heeft het hem aangedaan: een vlezerij vol worsten en schenken. Het maakt hem hongerig. Hoe graag mocht hij een stuk zwartbrood met landschenken verspijzen.
"Waarheen? Waarheen?"
Hij loopt de vlezerij heenin: “Kunt U wellicht zeggen waar ik de heilsarmee vinden kan”.
De vlezer kijkt nog niet maal op: “Pak je, jij oude, mieze bedeler. Het geeft te veel van jullie soort. Niet arbeiden en durend de hand ophouden. Weg van hier!”
“Ik mocht bloot weten waar ik het heilsleger vinden durf.”
“Hou af en komt hier nooitmaals terug.”
Fiechemann mocht eerst maal zeggen dat voor hem als Professor Doktor Doktor deraardige spraak niet gewenst was, maar op eenmaal viel hem iets anders in: “Herinnert U zich vrouw Fiechemann, vrouw Isolde Fiechemann?”
“U meent vrouw Fiechemann, de vrouw van heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiechemann. Zeer aangename kunde. maar...”
“Ik ben Professor Doktor Doktor Fiechemann.”
“U bent heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiechemann? Hoezo,wathalf.......Ontschuldiging, maar zoiets versta ik niet, U komt mij voor als...”
“Als een oude, mieze bedeler, jawel, dat zei u daareven.”
“Ontschuldiging, veelmaals ontschuldiging, ik had u niet wederherkend, wat is...?
“Geen oorzaak, heer vlezer, zoiets kan nu eenmaal passeren. Ik meen: dat men iemand na jaren niet wederherkent. Ik ben nadat, mijn vrouw verstorven was, in een oudersthuis te lande bekomen, dat ben ik heden ontvlogen.”
“Dat is ja een schande, heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiechemann. Wathalf bent U gevlogen?”
“Dat kunt U niet verstaan, maar aksepteert U van mij dat het gans slim is. Er heerst daar een schrikkenheerschap wie in een koncentratielager.”
“En wat hebt U nu voor?”
“Geen bleek vermoeden. De vrouwdirektorin verwoudt mijn geld, ik kan mijn zonen nog niet maal aanroepen.”
“Zelfsverstandelijk kunt U dat, U kunt mijn verspreker benutten! Hier hebt U mijn handje, roept U bloot aan.”
De rust in het oudersthuis is enigermate wederhiergesteld en de krankenzusters Gisela Azzerbach en Philippa Otzenfeld zijn los gegaan om Fiechemann in te vangen. Ze lopen ieder aan een straatkant en schouwen de laden heenin. Hij moet zich toch ergenswaar oponthouden. Het is koud. Het vangt aan te regenen. Niet slim, het niezelt en de stemming van beide krankenplegerinnen zakt.
“Oude volidioot de Fiechemann”, roept Azzerbach naar Otzenfeld, “ anders waren we nu aan het avondeten”.
“Ja, zuurbraden met spetters, verdomd nogmaals”, schreeuwt Otzenfeld, terwijl ze een vlezerij passeert.
Ze schouwt heenin, ziet een gebogene gestalte voor de ladentafel en krijst: ” Daar is hij, het oude zwijn, we hebben hem. Snel hierhier.” Ze stormt de vlezerij binnen: “Jij drekfiguur, terug naar het oudersthuis!” En ze vat Fiechemann, die moeizaam de tasten van het handje van de vlezer beroert, aan zijn magere nek en drukt hem tot de bodem. De vlezer komt hinden zijn ladentafel heenweg, hakbijl in hand: “Wat zal dat in mijn laden? Wat? Een kunde aangrijpen? U denkt toch niet dat ik daarvoor gelovenis geef. Eruit. Laat U heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiechemann in rust”.
“Ik heb slechst tweevak mijn doktoraat, niet drievak”, zegt Fiechemann zwakkelijk.
“Maakt ja niks”, zegt de vlezer, “ze zullen U niet aanvatten”.

Visitekaartje



Visitekaartje van Max Aardema:

26.2.11

RAGMOP

Dit nummer herinner ik me, maar in een veel tammere versie, want dat was in de late jaren veertig en in de jaren vijftig de ellende: we werden in Nederland blootgesteld aan blanke - lees verwaterde - versies van zwarte muziek. In de Verenigde Staten was het trouwens weinig anders, ook daar werden de witte uitvoeringen van oorspronkelijk zwarte klanken meer verkocht . Dit is een schitterend origineel van RAGMOP door The Treniers.

Washboard Rhythm Kings

Opnieuw zo'n bandje waarvan het moeilijk, zo niet onmogelijk, is de musici te achterhalen, bovendien maakten ze opnamen onder een aantal namen, het bekendst werden onder de naam "Washboard Rhythm Kings". Op ze ooit ergens hebben opgetreden is de vraag, heel waarschijnlijk is een studiogroep, die met verschillende leden voor verschillende opnames bijeen kwam. Als leden worden genoemd zanger Steve Washington, trompettist Taft Jordan en clarinettist Ben Smith. Helaas heb ik "Pepper Steak", mijn 78-toerenplaat, niet kunnen vinden, wel "Sentimental Gentleman From Georgia" en "Hummin' to myself", maar een grote verrassing is dat er, zij het een heel kort, filmpje van de "Washboard Rhythm Kings" op YouTube staat.


Nogmaals Fiechemann 3

“Wat is loos, vrouw krankenpleegster Heimer?”
Maar de vraag gebruikte niet meer beantwoord te worden, want Fiechemann was intussen beland bij de derde strofe: “Made heeft geen hof noch huis, made heeft geen geld, maar ik geef haar niet uit, voor alles in de wereld, doevi doe, doevi di ha ha ha”. Het “ha ha ha” werd overtoond door een enorm “Eeeeeeeeuuuuuuuh” van Ochuss.
“Vaart U eerst Ochuss heenuit, vrouw krankenpleegster Heimer, dan grijpen we daarna Fiechemann aan.”
“Was zegt U daar, vrouw direktorin Daimler? Fiechemann? Fiechemann? Nog niet maal heer Fiechemann? Heeft U alle aanstaand verloren, voor U ben ik Heer Professor Doktor Doktor Fiechemann, acht U op de juiste aanredevorm. En welk ander woord hoorde ik U benutten: aangrijpen? Aangrijpen, U bent ja niet in de krijg, vrouw direktorin Daimler! Ik zing bloot een lied uit mijn kindheid, om me zelf op te heiteren, want op Uw lustigheid kan men lang wachten.”
Fiechemann slaat zijn dek met een tocht open steekt de naakte voeten in zijn huisschoenen.
“Ik ga voort. Ik bekom zat van de zaak hier en van U gans en gaar vrouw direktorin Daimler, U kunt zelfs geen kindertuin voeren, het veelt U aan iedere kapasiteit, U kunt me maal.”
“Dat gaat niet, U kunt niet zo maar daarvan lopen heer Professor....”
“Ach zo, meent U? Ik trek mijn kleding aan en vaar af. Ik ben genoeg vernedigd.”
Zingend vangt Fiegemann zijn slaapaantrek uit te trekken: “Kernig is die hazelnoot, kernig ben ook ik, als ik met iemand trouwen doe, zo moet zij zijn als ik, doevi doe doevi doe di ha ha ha...”. Hij steekt zijn blasé armen in zijn onderhemd, trekt het over zijn kop en pakt overhemd en krawat uit de schrank neven zijn bed. In dit ogenblik treedt ziekenzuster Daimler, naar lucht snappend, de zaal weer in.
“Vrouw Ochuss ligt heb ik in haar bed vastgesneld, ze komt voorlopig niet meer los."
Graat als Fiechemann zijn onderhoos aantrekken mocht en verzoekt op één been zijn gelijkgewicht te bewaren, slaan beide vrouwen toe en werken hem op de bodem.
“Nu zing je niet meer, oude geitebok, je lied is uit”, bijt Daimler hem toe en plaatst zich op zijn borstkorf.
“Haalt U de baar, vrouwkrankenzuster Heimer, dan transporteren we hem in de isoleercel.”
In dit moment geschiedt iets zonderbaars: Eckerstein, die schoon duif is, maar wie niets aan de ogen veelt, staat op van zijn bed en pakt vrouwdirektorin Daimler in haar genik en heft haar van de bodem op. Daimlers voeten bommelen tien centimeter van de vloer, wanneer hij ook Heimer grijpt en opheft zien Daimler en Heimer uit als poppen in een kasperspel.
Intussen heeft Fiechemanns sluitmossel weermaal verzegd en is zijn onderhoos ernst besmet geraden.
“Verdomd nog een maal”, vloekt hij, “zo kom ik niet vooraan.
Hij hompelt naar het wasbekken om zich zuiver te maken. Intussen slaat Eckerstein de koppen van de vrouwdirektorin en de krankenzuster tesamen. De wijfstukken schreien uit volle keel. De aard en wijze waarop Eckerstein het maakt, moet ook gruwzaam wee doen. Eckerstein grenst breed. Alles maakt zelfverstandelijk ontzettelijk alarm en blijft in het overige deel van het oudersthuis niet onopgemerkt zodat iederman die benen en raderen heeft zich in de deuropening drangt.
Het geeft een juichen en de enigste Italianer in het oudersthuis, Chammeretti begint even aan een aard van ringeldans.
“Kijk maal aan”, zegt hij wijzend op Fiechemann, nog immer bij het wasbekken, “hij heeft zich van reine vreugde bescheten, dat zouden wij alle maken, dan kunnen de plegerinnen eindelijk maal gerecht aan de arbeid, dan gebruiken ze zich niet langer te langwijlen.”
“Typisch wat voor een Italianer, zo een bemerking”, denkt Fiechemann, die een zuivere onderhoos aantrekt.
“Ik vaar af”, zegt hij, “iemand, die lust heeft met mij op de wandelschaft te gaan?”
“Vrouw Ochuss wellicht, die mocht gaarne dicht bij U, haar stiertje, zijn”, wendt Chammeretti in.
De koppen van vrouwdirektorin Daimler en krankenzuster Heimer zijn gans bloedig, vrouwdirektorin veelt zelfs enige tenen, wanneer sluitelijk de andere krankenzusters, die graat aan de koffieklets waren, heeneentreden. Ze banen zich moeizaam een weg tussen het publikum. Chammeretti verzoekt ze de ene na de andere in de po te knijpen. Krankenzuster Gisela Azzerbach, laat zo iets niet passeren en geeft hem één. Tegelijk onstaat een slagerij want Chameretti laat zich nooitmaals van een vrouw slaan. De chaos benuttend verzoekt Fiechemann zich door het gedrangel heen te te werken. “Als nu mijn sluitmossel maar niet verzegd.”
De grote wijde wereld ligt op wanneer Fiechemann de deur van het oudersthuis achter zich in het slot vallen hoort. Waarheen nu, het geeft weinig mogelijkheden, al zijn geld wordt door vrouwdirektorin Daimler verwalten en zijn zonen wonen niet in het gelijke oord. Hij denkt na. Wellicht is het heilsleger voorlopig een lozing. Hij zou zijn zoons aanroepen kunnen. Maar hij kent ook hun vrouwen, akelige personen, die het tamelijk hoog in de kop hebben en hem als niet recht gescheid aanschouwen. De kans dat ze hem opnemen is niet aanwezend. Alzo denkend loopt Fiechemann tegen een vrouw met een kopdoek. “Kijk waar je loopt oude geitenboemser”, snuit ze hem aan. “Ontschuldiging”, mormelt hij.





25.2.11

Ike Quebec

De naam van tenorsaxofonist Ike Quebec (1918 -1963) zal waarschijnlijk weinig belletjes doen rinkelen, het is een van die musici, die weliswaar met Ella Fitzgerald, Roy Eldridge, Trummy Young en Coleman Hawkins opnamen heeft gemaakt, maar helaas te weinig aan de weg heeft getimmerd om bekend te blijven. Op "Topsy" speelt hij met zijn Swing Seven, bestaande uit Buck Clayton, trompet; Frederic Homer "Keg" Johnson, trombone; Roger Ramirez, piano; Tiny Grimes, gitaar; Grachan Moncur (de vader van trombonist Grachan Moncur III), bas en J.C. Heard, drums.

Wartaal 2

De befaamde historicus Ronald Plasterk* deze week in "De Groene Amsterdammer":

"Het woord 'volk'. Dat is een besmet woord, er hangt iets onplezierigs omheen. Das Volk. Dat is weer zo'n trauma van de oorlog. Volk en Vaderland was de NSB-krant, de Duitsers lag het woord in de mond bestorven. terwijl het Angelsaksische woord people totaal geaccepteerd is."

Toch eens wat vaker in de geschiedenis van de vaderlandse sociaal-democratie duiken Plasterk! Het dagblad van de SDAP heette "Het Volk" en na de oorlog was "Het Vrije Volk" de krant van de P.v.d.A.

*Links op de foto samen met zijn buddy Rutger Castricum (Geen Stijl/PowNed)

Nogmaals Fiechemann 2

Fiechemann had al zijn boeken verkopen moeten en van enige geestige uitvordering was in dit oudersthuis geen rede, de meeste inwoners zaten vanaf morgens tot avonds sabbelend op hun maaltijd te wachten en verwierde luiden uit te stoten, wie: "Vroegstuk, njamnjam, vroegstuk, het wordt bald tijd". Om zich vervolgens met kunststof (ijzen was strengstens verboden) gaffel op het boterbrood te storten. Hij haatte de gemeenzame maaltijden, maar de direktorin, een geweten vrouw Ursula Daimler geboren Benz was vast ontsloten dat de inwoners gemeenzaam eten zouden. Zo kwam het dat Fiechemann vrouw Theodora Ochuss tegenover zitten moest, die een ernste slagaanval gehad had, waardoor ze haar mond niet meer sluiten kon en hij iedere broodkruimel tot het tapje volgen kon.
Fiechemann had vrouwdirektorin Daimler bereeds mannigmaal gebeden om een ander stel aan de dis, dan vrouw Ochuss vernietigde zijn appetiet, zeker de laatste maand. Zij reed hem tijd kort aan met “mijn stiertje”, openbaar dacht ze in hem haar echtmalige echtgenoot te erkennen. Andere inwoners volgden haar, het ganse huize reed hem nu aan met “mijn stiertje”. Het maakte hem verrukt. Nieuwelijks had hij vrouwdirektorin vast op de knieën gebeden hem ergenswaar anders heen te stellen. Immer opnieuw was haar antwoord dat het de inwoners nutte aan rust en regelmatigheid en dat hij dat als een van de kloegere inwoners dat toch inzien durfde. Het was verdomd nogmaal alsof hij weer kind was en van zijn vader hoorde dat hij, wie de oudste, doch de kloegste zijn durfde. Alle lust tot leven was hem ontvlogen, dat borduurde hij sluitelijk, maar daar konden zelfs de bemonterende gesprekken met de oudersthuisgeestelijke geen andering in brengen: hij mocht dood zijn. Weg van vrouw Daimler en vrouw Ochuss en weg van de schrikkelijke krankenzusters met hun grote rodelijke handen en hun te luide hetere stemmen,die immer vergaten hem op de gerechte aard en wijze aan te reden en hem deshalve het laatste beetje stol ontnamen, dat hem restte. Hij haaste ze ze immer meer, voor alles nu hij op de kleine krankenzaal lag en ze durend in zijn omgeving waren en het onmogelijk was hen ook maar een ogenblik te ontvliegen. Het geplapper over de verzienprogramma’s, hun verloofden, het kletsen over kranken en andere zusters kwam hem de hals heenuit.
In het bed neven hem lag sinds voorlaatste week Ludwig Eckerstein, openbaar een oude bekende van Theodora Ochuss, dan middags om slag drie laat zij zich naar de zijde van Eckersteins bedplaats varen om een stonde steunluiden te maken. Eckerstein is schoon jaren duif en hoort het weeklagen niet, maar openbaar hoort Fiechemann het daarom immer luider. Het gaat hem op de nerven, dit “Eeeuuuh, euheuheuh, eeeuuuh”, warend de spiegel van haar kin drupt. Fiechemann sluit zijn ogen en ontsluit te zingen: “Zwartbruin is de hazelnoot en zwarbruin ben ook ik”.
Sluitelijk schreit hij zo luid op, dat zuster Beate Heimer de zaal komt ingesneld om hem het muil te verbieden: “Houd U bloot op, heer Fiechemann, met Uw alarm. Dat geeft het ja niet, zulke tonen.”
“Wanneer U vrouw Ochus wegvaart hoor ik op met zingen.”
“ Eeeeeeeeuuuuuuuh”, klinkt Ochusses stem, onderdeze ligt Eckerstein duif te zijn.
“Zwartbruin moet mijn made zijn, graat zoals ik”, schreeuwt Fiechemann nu uit volle hals. "Beneemt U”, verzoekt Heimer, "het schijnt, U hebt niet alle tassen in de kast, heer Fiechemann.
“Eeeuuuh, eeeuh, eeuuh, eeuuh, eeeeuuuuh’”, toont Ochuss.
“Tassen in de kast? Tassen in de kast, om aan te vangen: voor U ben ik nog immer Professor Doktor Doktor Fiechemann, U..., U..., U, misgeraden geschep” en hij zingt verder: “Doevi doe doevi di ha ha ha.”
“Ogenblikkelijk ophoren U.”
“Made heeft mij de boezem gegeven, heeft mij zwaar gekrenkt, heb hem haar teruggegeven, ik wil ja niets geschenkt", en Fiechemann vangt opnieuw met de eerste strofe aan: “Zwartbruin is de hazelnoot, zwartbruin ben ook ik. En weet U waarom vrouw krankenpleegster Heimer? Omdat de hazelnoot, mijn made en ik niet de richtige zonnenbrandcreme benut hebben. Doevi doe doevi di ha ha ha”.
In dit ogenblik komt vrouw direktorin Daimler de krankenzaal heringeeild.

Wartaal

De befaamde musicoloog Ronald Plasterk deze week in "De Groene Amsterdammer":
"De popmuziek is begonnen als protestmuziek, op boereninstrumenten als een gitaar, tegen de gevestigde orde. Bekijk op YouTube Woody Guthrie, met This Land is Your Land. De eerste demonstratie waaaan ik meedeed was voor het behoud van piratenzender Veronica. Het regende licht en op het Malieveld traden Mariska Veres en de Dizzy man's band op. Veronica, er is niks links meer aan. De popmuziek is een hypercommerciële toestand geworden. De markt is slim als zij winst ruikt,dus het bedrijfsleven heeft al spoedig de jeugdcultuur naar zich toegetrokken."

24.2.11

Gezellig





Ernie Kovacs


De Amerikaanse komiek Ernie Kovacs als de Duitse dj Wolfgang von Sauerbraten
aansluitend de Guckenheimer Sour Kraut band met "Stars and Stripes"

Reacties

Wie een ogenblikje tijd heeft doet er goed aan even te kijken naar de reacties op de Telegraafwebsite op Jankobus Seunnenga's initiatief om Friese anti-PVV-stemmers te verenigen.
Anoniem, in slecht geschreven Nederlands, overschreeuwt het volkje zich, imiteert hun geblondeerde leider door het woord grachtengordel te benutten op precies dezelfde wijze als destijds de tegenstanders van "Zo is het toevallig ook nog eens een keer" Mies Bouwman van het etiket jodin voorzagen. Veel is gescheld op Friesland en de Friezen en natuurlijk wordt ook het woord "boeren" gebruikt, hoe dat valt te rijmen met grachtengordel is mij een raadsel.
Maar geen zee gaat te hoog: men "kent niemand op de lijst". Daar houd ik ze aan! Kennen ze Henk "It giet oan" Kroes niet? Prima, dan dient dit tuig bij de volgende Elfstedentocht buiten de Friese landsgrenzen te worden gehouden en wordt die tocht eindelijk weer een Fries volksfeest zonder die Hollandse malloten met hun idiote unoxpetjes.

Nogmaals Fiechemann


In 2007 publiceerde ik in 36 afleveringen het verhaal van Dr. Dr. Norbert Fiechemann, dit wordt een "herdruk" in een kleiner aantal afleveringen. Voor wie meer wil weten: in 1971 verschenen genoemde 36 delen van de "Geschiedenis Fiechemanns" voor de eerste maal onder de titel “Zwartbruin is de hazelnoot” van de hand van Max Amser in drie delen in “Die Vegetarische Paukerin”, Magazin der Volkshochschule Bad Pyrmont”. In 1977 schreef Peter Arch Jr. een doctoraal scriptie over het door Amser gehanteerde “Deutschländisch”.


Dr. Dr. Norbert E. Fiechemann lag al weken op zijn dodesbed. Hij had zijn leven verscheidene malen van voorne naar hinden en van hinden naar voorne overdacht. Hij had lang stil gestanden hoe hij tijdens de krijg führerore had gemaakt door een methode te ervinden om uit kartoffelschalen benzine te maken, zodat de krachtwagens voor de zege konden blijven varen. Hij had daarvoor een kruis ontvangen, dat hij tot lang na de krijg bij ontvangsten op de universiteit was blijven dragen. In de zestiger jaren was hij daarmee opgehoord, nadat studenten hem hadden belastigd. Zijn eigen studententijd vertegenwoordigde hij ook nog klaar. De schone jaren in de slaande verbinding, maar ook de schaamvolle tijdafsnede wanneer zijn beste vriend Heinz hem had getapt met een truthen en hoe hij daarna van unie had wisselen moeten omdat iederman hem de pornitholoog noemde.
In zijn zijn studententijd had Fiechemann geen ambitionen gehad naar een universitaire loopbaan, hij prefereerde een baan in het waardschapsleven en werd kort na afronding van zijn studie directieplaatsvertrapper van een twijgnederlating van een kartoffelverarbeidingswerk in Weimar. Hij had behalve in zijn arbeid veel vergenoegen ondervonden aan de academische atmosfeer in dat oord. Weimar was aan het laatste eind de stad van Schiller en Goethe. Hij was meeglijder geworden van een krijs, die zich beschafte met het Duitsnationalistische gedachtengoed aan het eind van het achttiende jaarhonderd. Hij dacht met groot vergenoegen aan de discussies onder de voering van SS-Stormbandvoerder Alois Himmler (geen verwantschap met Heinrich) terug. In 1940 was de krijs opgelost, te veel meeglijders waren naar het front afgetrokken. De krijg had een jaar voorhier aangevangen.
Omdat hij directieplaatsvertrapper was in een gewerft dat zich zowel beschaftigde met nering wie met nieuwe aanwendingen in bereik van de kartoffeltucht werd Fiechemann niet in de weermacht ingetrokken en werd hem van de wegen actieve krijgsdienst gespaard. Wanneer tegen krijgseinde de Russen Weimar naderden ontsloot hij terug te keren naar Baden-Baden, zijn vaderstad, waar hij geboren en opgetrokken was. Tesamen met zijn echtgenotin Isolde en zijn twee zonen Heinz, genoemd naar grootvader van vaderszijde en Ernst, genoemd naar grootvader van moederszijde, zette hij zich naar het westen af. Het duurde niet lang of hij ontving een aanvraag om aan de universiteit een leerstoel te vervullen en hij kon zich Professor Doktor Doktor noemen. De voorkrijgs-DKW werd omgedoken in een Borgward, waaraan de familie zeer veel vergenoegen beleefde: zij voeren naar Oosterrijk en naar Denenmark.
Wat Norbert E. Fiechemann aan het eind van zijn leven het slimst vond, dat hij zichzelf nu al enige jaren niet meer zuiver houden kon, zijn sluitmossel had verzegd. Hij had zich na de dood van Isolde opnemen laten in een oudersthuis. Ooft bedacht hij wat slimmer was: de verzegging van het lijf of de verzegging van de kop. Menigmaal dacht hij dat dementering aan het laatste eind de beste lozing was, dat was voor zijn nawas, voor Heinz en Ernst, niet schoon, maar voor hem die de gruwzame demoediging van zelfbesmetting moest beleven, beter. Alzo tweevaak "scheit" en hij lachelde mat.

Luis Russell

Pianist Luis Russell won in 1919 de hoofdprijs in een loterij in Panama en verhuisde vervolgens met zijn gezin naar New Orleans, om vervolgens in Chicago op te duiken, waar hij in het orkest van King Oliver speelde. Hij begon daarna een eigen orkest en "Saratoga Shout" is een van zijn plaatopnamen. Let even op het etiket van de plaat, want de opname werd door Parlophone uitgebracht in de zogenaamde "Race Series (The Negro and His Music"). "Saratoga Shout" heb ik niet in de uitvoering van zijn orkest op YouTube gevonden, wel in een enthousiaste versie van de Jazz O'Maniacs uit 1969.
Luis Russell had een aantal befaamde musici in zijn orkest ( o.m. trompettist Henry "Red" Allen, trombonist J.C. Higginbotham, clarinettist Albert Nicholas, bassist "Pops" Foster en drummer Paul Barbarin), zodat Louis Armstrong zijn orkest koos om hem in een aantal plaatopnames te begeleiden o.a. in dit "Song of the Islands" van begin 1930.

Op het hoesje van de 78-toerenplaat heb ik lang geleden (in de jaren zestig) de bezetting van het orkest geschreven. In 1934 verscheen van Luis Russells orkest "My Blue Heaven".

23.2.11

50+

Als ik Turk was, zou ik de naam 50PLUS op het daarnet ontvangen informatiebiljet over de komende statenverkiezingen, interpreteren als een clubje kaashandelaars: 20+, 30+, 40+ en volvet. Maar ik ben geen Turk en denk dus niet aan kaaskoppen, want ik ben er zelf eentje.
Op nummer 2 van 50PLUS in Noord-Holland figureert Jan Nagel, die net zo snel van politieke partij wisselt als een ander van onderbroek. Kenden we hem niet als Nieuwlinkse P.v.d.A.-er, als voorman van Leefbaar Hilversum, als Fortuynzoeker en -vinder, als Peter R. de Vriesadept? En ik ben vast nog wel een partijtje vergeten te noemen, waarin Nagel zijn gedeukte jachthoorn blies. Op nummer drie vinden we nog zo'n knipperlicht; als VVD-er was hij ooit burgemeester van het goyse dorp met geiwe, dat in de wandeling Bussum genoemd wordt. Het moet inmiddels zo'n vijftien jaar geleden zijn, dat hij meende, ter gelegenheid van het zoveel jarig bestaan van de onafhankelijkheid van het dorp op 4 mei een popconcert, te kunnen organiseren. Nou bestaat er al jaren de goede gewoonte om op 4 mei de doden te herdenken, maar daar wilde W.J.M.Holthuizen, want zo heet het brok onfatsoen, niets van weten, want toen ik me met bezwaren ten gemeentehuize meldde, kreeg ik als antwoord van een van zijn klerken, dat 4 mei mijn probleem was. Natuurlijk is het dat, een groot deel van mijn familie is uitgemoord. Maar ik verkeerde m.i. terecht dat 4 mei voor iedereen gold en trouwens nog geldt. Holthuizen en zijn manschappen gooiden onder meer het volgende argument in de strijd om het popconcert toch doorgang te laten vinden: de band moest worden afgekocht en Holthuizen noemde daarbij een bedrag dat geen Nederlandse band destijds op een avondje bij elkaar speelde. Uiteindelijk heb ik een Bussumse voormalige verzetsman en het Auschwitzcomité moeten inschakelen om het concert geen doorgang te laten vinden. 50+ volvet doch magere gedachten.

Voer voor kynologen (slot)

Nadat ik gister mijn stem op een kleine, doch fatsoenlijke partij had uitgebracht, heb ik ten derde male het verenigingsorgaan van de Norwegeranerclub doorgenomen, de achterpagina wordt ingenomen door een advertentie van "HODIE MIHI WAF TIBI", de hondenbegrafenisonderneming van ene Bram Rodzema, die een stijlvolle begrafenis of crematie regelt voor Norwegeraners eventueel omlijst door een stijlvol optreden van "The Voices Of Zealand" o.l.v. van Bea Rodzeman of met stemmige klanken van het "Ten Aken String Quartet". Met na afloop koffie en appeltaart en voor de medehonden een kleine verassing. Dat laatste woord bevat, naar ik aanneem, een drukfout want het moet met twee r's geschreven worden, tenzij het hier om een massale Norwegeranerverbranding gaat.
Daarna heb ik mij met Kasper in de auto gezet, om hem, zoals ik Marga-Rina meedeelde, eens, na onze terugkeer uit Kokkola, fatsoenlijk uit te laten. Ik heb zo'n tachtig kilometer gereden, eerst over de snelweg, daarna over een breed assortiment van B-wegen en tenslotte over een bospad, dat eindigde bij, wat ik maar zal omschrijven als een enorm diepe zandbak. Ik heb aan een dichtbijstaande denneboom mijn altijd in de auto aanwezige sleepkabel vastgemaakt en ben vervolgens in de vier meter diepe put afgedaald en heb Kasper geroepen, die met zeer veel moeite in de afgraving afdaalde. Daarna heb ik mij langs de sleepkabel weer omhoog gewerkt, heb de kabel losgemaakt en ben in de auto gestapt en weggereden. Er zitten volgens mij voldoende konijnen in de kuil om Kasper weken in leven te houden. Tegen Marga-Rina heb ik bij terugkeer in Drachten gezegd dat Kasper in de buurt van Diever meende achter schapen te moeten aangaan en dat ik me daarom uit de voeten heb gemaakt toen ik zag dat hij een lammetje verscheurde. Ik vrees dus dat ik geen lid ga worden van Berendina Rodzemans eerst en enige Norwegeraner Ras Vereniging.

Gelezen in de "Bode voor Ommen e.o." van 15 mei 2009:


uit de leggers van het dierenasiel in Ommen medio juni 2009:

22.2.11

Spike Milligan

Na The Goons schreef Spike Milligan materiaal voor zijn eigen Q-show (Peter Sellers werd een befaamd filmacteur en Harry Secombe koos voor een televisiecarrière), hier volgen drie fragmenten uit Q: "The Fresh Fruit Song", de "Q-piano Song" en een klassiek stukje Spike.

Voer voor kynologen 5


Intussen heb ik 'Fjordene i Fjeldene inn!' in zijn geheel doorgenomen, het clubblad van de Norwegeraner Ras Vereniging telt twintig bladzijden, de helft daarvan wordt in beslag genomen door advertenties van neringdoenden in Zeeland, de meesten van hen wonen aan de Verlengde Osserweg en heten of Ten Aken of Rodzeman. Als ik er langer over nadenk, krijg ik het idee dat meneer Loverbeek uit Nieuwegein niet geheel ongelijk heeft. Hieronder volgt nog een pagina uit 'Fjordene i Fjeldene in!', die me doet twijfelen of ik me met Kasper moet aansluiten bij de club van mevrouw B. Rodzeman, maar misschien zie ik het allemaal wel wat te somber in.

21.2.11

Voer voor kynologen 4

Het lijkt me een goed idee om U kennis te laten nemen van de inhoud van het clubblad "Fjordene i Fjeldene inn!" van de Nederlandse Norwegeraner Ras Vereniging en ik zal daartoe een aantal willekeurige pagina's, om te beginnen de bladzijden 1 en 2, hier onder plaatsen. (clicken op de tekst maakt die beter leesbaar)

Marius B. Winter

Vanwege de naam heb ik jarenlang in de veronderstelling verkeerd dat Marius B. Winter de aanvoerder was van een Duits orkest. Mijn vader had, een inmiddels helaas beschadigde, 78-toerenplaat van dat orkest, waarvan ik als kleuter een kant bijzonder waardeerde: "Choo-Choo" , waarin de band een stoomtrein imiteerde. Inmiddels weet ik dat Winter leider was van een Engels orkest, dat de eer heeft de eerste dansband te zijn die live optrad voor de BBC. Dat was in 1923, de plaat is van later datum en ik heb het sterke vermoeden dat mijn vader de plaat kocht vanwege de andere kant: een grote hit in het begin van de jaren dertig aan beide zijden van de Atlantische Oceaan: "The Peanut Vendor" ("El Manisero"), waarvan de versie van Don Azpiazu met zang van Antonio Machin het best verkocht werd. Machin kwam tijdens het optreden met een bak pinda's het toneel op en zong: "Maní, maní, maní… Si te quieres por el pico divertir, Cómprame un cucuruchito de maní... Maní, el manisero se va, Caballero, no se vayan a dormir, Sin comprarme un cucurucho de maní" (de Engelse tekst op de plaat van Winter is erbarmelijk). De allereerste uitvoering op de grammofoonplaat is echter van Rita Montaner uit 1927/28. Het nummer bleef populair, ook Stan Kenton had het op zijn repertoire. Dit is de versie van zijn orkest uit 1965. Ik heb de uitvoering van de pindaverkoper door het orkest van Winter wel op YouTube kunnen vinden, maar de treinimitatie helaas niet. Toch kan ik "Choo-Choo" ook laten horen, maar dan in de uitvoering van de componist, Frankie Trumbauer.

20.2.11

Voer voor kynologen 3


Het blijft een zeer verwarrende wereld voor een Norwegeranereigenaar, want ik ontving eveneens onderstaande missive van een mij onbekende heer uit Nieuwegein:


Zeer geachte heer Koker,
Van een kennis vernam ik de problemen met Uw Norwegeraner. Ik leef met U mee en ik kan mij Uw gevoel van onbehagen met Uw huisdier buitengewoon goed voorstellen, want ook ik had tot medio maart vorig jaar een Norwegeraner. Ik heb deze ten einde raad naar een asiel gebracht. Wist U trouwens dat, van de de ongeveer 350 in ons land aanwezige Norwegeraners, zeventig procent in een asiel zit? Inmiddels worden ze daar dan ook niet meer geaccepteerd, omdat dat zij daar waarschijnlijk tot het einde hunner dagen zullen moeten verblijven, want de Norwegeraner staat, buiten het clubje rond mevrouw B. Rodzeman, bekend als de mafioso onder de honden. Onopvoedbaar, met een misdadige inborst, die zijn gelijke onder de blaffende viervoeters niet kent, wat het kynologentuig ook moge beweren. Maar er wordt door dit - excusez le mot - hondenkennerrapalje grof geld aan deze misbaksels verdiend middels oprichting van allerlei instituten met fraaie, pseudo-wetenschappelijke namen als kynologisch opvoedkundig- en relatie-adviesbureau. Ik geeft U de raad noch met deze instituten, noch met de zogenaamde vereniging van mevrouw B. Rodzeman in zee te gaan, want laatstgenoemde opereert weliswaar zogenaamd als voorzitster van een vereniging, doch in feite gaat het om een stichting, waarin U, noch enig ander "lid" iets in te brengen heeft. Mevrouw B. Rodzeman – Barkenstein is voorzitster van de eerste en enige Nederlandse Norwegeraner Ras Vereniging (NNRV), haar echtgenoot Barend secretaris-penningmeester en haar dochter Beverley lid van het bestuur, met zijn drieën bestieren zijn niet alleen de zogenaamde vereniging, maar ook de grootste Norwegeraner kennel in West-Europa, terwijl Beverley onder de achternaam van haar echtgenoot, ene Bas ten Aken, de logopediste uithangt, van wie de Norwegeraner in een week zou kunnen leren blaffen. Onzin, meneer Koker, een Norwegeraner valt niets te leren! Dat verhaal over een zingende, Griekse, door zijn baas op bouzouki begeleidde Norwegeraner, behoort net als alle andere verhalen van mevrouw B. Rodzeman tot de fabels, in dit geval, naar ik veronderstel, van Aesopos. Inmiddels heb ik even een blik op de kaart van Friesland geworpen en ontdekt dat zich iets ten Zuiden van Drachten rond Beetsterzwaag uitgestrekte bossen bevinden. Wat let U, waarde heer Koker, om Uw Norwegeranner met een stuk touw aan een boom te binden en U vervolgens razendsnel uit de voeten te maken? In deze tijd, met een credietcrisis, kunt U Uw geld waarchtig wel beter besteden dan aan een Norwegeraner, neemt U dat alstublieft van mij aan.

Met compassie en hoogachting,
S. Loverbeek, Nieuwegein.

De post, of hoe zulks tegenwoordig ook mag heten, bracht me net het door mevrouw Rodzeman beloofde clubblad. Ik ben nog niet tot lezen gekomen, maar ik wil mijn trouwe lezers de voorpagina alvast niet onthouden:






Fats Waller

Twee plaatzijden en dus twee solo-opnamen van Fats Waller: "Alligator Crawl" en "African Ripples" opgenomen in 1934, volslagen andere koek dan dit "The Joint is Jumpin'" (met zijn orkestje en beeld), werk waardoor Waller het meest bekend is geworden.

Voer voor kynologen 2


Ik schreef al dat Kasper een moeilijk opvoedbare hond is. Ik ben dan ook vanwege zijn gedragsproblemen een aantal keren met hem bij het HOB (Honden Opvoedkundig Bureau) in Leeuwarden geweest, waar een team van specialisten, onder wie een hondenpsychiater, zich over Kasper gebogen heeft. Bij het laatste onderzoek, vorig jaar augustus, hebben ze bij het HOB vastgesteld dat Kasper lijdt aan DADHD ( dog's attention deficit hyperactivity disorder) en hij krijgt nu dagelijks een aantal pilletjes cretilin (canine retilin) door zijn voer, niet dat het helpt, want nog altijd kan hij niet stilzitten, friemelt hij aan zijn staart, blijft hij op zij Norwegeraners blaffen (d.w.z. geluiden, die het midden houden tussen gorgelen en winden laten, uitstoten), vergeet hij waar ik zijn bal of zijn speelgoedmuisje heb heengegooid en luistert hij niet. De kwaal heeft zich tijdens onze afwezigheid alleen maar verergerd, want tijdens het uitlaten gisteravond begon hij, voordat ik mijn schepje en plastic zakje kon pakken, zijn uitwerpselen met zijn poten in het rond te vegen, zodat mijn broekspijpen in een mum van tijd besmeurd waren. Op dat moment passeerde een bekende medewerker van 'Omrop Fryslân', die meteen zijn pedalen stilhield en vreugdevol kond deed, dat hij over het gedrag van Kasper best ''n fleurich sankje meitsje koe".
Behalve dat ik met Kasper bij het HOB in Leeuwarden ben geweest, heb ik ook met hem het Regionaal Kynologisch Relatiebureau - het RKRB - in Groningen bezocht. Ik moest van de directrice van dat bureau een uur lang Kasper over zijn buik aaien onder het mompelen van "t komt allemaal goed" , terwijl wij - ik bedoel Kasper en ik - in een zeer grote hondenmand lagen. Marga-Rina gaat nooit mee, niet naar het HOB noch naar het RKRB, zij zegt dat zij geen enkele moeilijkheid heeft met Kasper. Nee, wanneer je mij constant opzadelt met Kasper en zelf geen hand uitsteekt, dan heb je natuurlijk nooit een probleem. Van een mevrouw in de wachtkamer van het relatiebureau in Groningen hoorde ik dat een vriendin van haar met een een zich misdragende Schwaermerbacher Rodelhund* veel succes had gehad door hem een zogenaamde rebirthingcursus te laten volgen. Maar daar ben ik - afgezien van de prijs: tien sessies à 120 euro - nog niet aan toe en ik vrees dat Kasper daar nooit aan toe zal komen.
*Van verschillende zijden ben ik door kynologen inmiddels op mijn vingers getikt: het is geen Schwaermerbacher Rodelhund, maar een Rodelbacher Schwaermerhund is mij verzekerd. Het is een in Noord-Italië in 1938 uit het kruisen van een St. Bernhard en een chihuahua ontstaan ras.
Eerlijk gezegd weet ik bijzonder weinig van honden. Meteen na de aankoop van Kasper, waar ik bijna tweeduizend euro voor betaalde, heb ik het boekje uit de reeks "Ken Uw Viervoeter" aangeschaft dat over de Norwegeraner handelt, waaruit bleek dat ik beter eerst het boekje à raison van 14,95 euro had kunnen kopen, voordat ik Kasper kocht. Een en ander had mij veel ellende kunnen besparen. Ik kwam er trouwens achter dat Marga-Rina op aanraden van een vriendin succesievelijk de hele reeks "Ken Uw Viervoeter" in de Openbare Leeszaal had doorgenomen en tot de slotsom was gekomen dat een Norwegeraner de hond voor ons was. Welnu, dat heb ik geweten. Inmiddels bedragen de kosten buiten voeding om zo'n kleine dertienduizend euro. Want de prijzen van HOB en RKRB zijn grotesk te noemen. Het is dan ook geen wonder, dat zowel de directeur van het HOB als de directrice van het RKRB in een BMW 7-serie rijdt.
Summa summarum weet ik dus weinig van honden en ik werd net weer eens op dat feit gedrukt, toen bleek dat een aantal zogenaamde kynologen mij bedrogen had met de mededeling dat een Rodelbacher Schwaermerhund een kruising zou zijn tussen een St. Bernhard en een chihuahua. Ook dat blijkt namelijk onjuist en ik bied dan ook de lezers volmondig mijn excuses aan. Een Rodelbacher Schwaermerhund is een sinds 2004 door de AMERICANINES (American Canine Society) erkend ras, ontstaan door het kruisen van een Whoopier Ruftstander en een Connecticut Roughhaired Simplon Queerbreed.
Tot mijn verbazing ontving ik tevens een een email van ene mevrouw Rodzeman met het verzoek haar te bellen. Dat heb ik ogenblikkelijk gedaan, mevrouw meldde zich met Berendina Rodzeman en bleek voorzitster van de Nederlandse Norwegeraner Ras Vereniging (NNRV). Zij betreurde het in ernstige mate dat het met Kasper gelopen is, zoals het nu toe is gelopen en ze bood meteen haar hulp aan. De vereniging beschikt ondermeer over een logopediste, die een Norwegeraner kan leren blaffen. Daartoe wordt de hond een week lang door de logopediste in haar huis opgenomen en door veel voor te blaffen schijnt de hond het geluid dat, zoals ik eerder schreef, het midden houdt tussen gorgelen en windenlaten te vervangen door heus geblaf. Daar hangt natuurlijk wel weer een prijskaarje aan, maar het schijnt een intensieve cursus te zijn, die slechts aan één hond tegelijkertijd kan worden gegeven. Maar ik moet, om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken, eerst lid worden van de NNRV, die regelmatig bijeenkomsten organiseert, waaraan honden als baasjes met Noorse vlaggetjes om poot, respectievelijk arm, deelnemen. Mevrouw Rodzeman vertelde me dat Norwegeraners zeer intelligente en leergierige honden zijn. De Griek Aristoteles Tsaktsikides heeft zijn hond zelfs rembetica leren zingen, terwijl Tsaktsikides hem daarbij op de bouzouki begeleid. Mevrouw Rodzeman zei dat er plannen zijn om het duo naar Nederland te halen voor de, in het Brabantse Zeeland in september a.s. te houden, clubkampioenschappen. Ik begreep ook dat zodra een Norwegeraner zijn natuurlijk geluid heeft vervangen door geblaf, hij niet langer clubkampioen kan worden. "Nou", riep ik enthousiast, "dat clubkampioenschap kan me gestolen worden, zolang ik van dat irritante gegorgel en winden laten af ben." "Dan bent u toch min of meer een uitzondering, meneer Koker, want de meeste clubleden willen toch graag een kampioenshond." Mevouw Rodzeman besloot het gesprek met de belofte ter kennismaking een exemplaar van het het clubblad 'Fjordene i Fjelden inn' op te sturen.

19.2.11

Voer voor kynologen

In 2009 verscheen een tragische hondenverhaal van Sybren Otto Koker uit Drachten op dit blog. Nu "dogwhisperer" Cesar Milan zich op zo'n grote populariteit mag verheugen, lijkt het me gepast het verhaal van Koker opnieuw, maar dit keer in groter gedeelten, te publiceren
Gister met mijn echtgenote, Marga-Rina (grapje van schoonvader Cuyp, destijds bedrijfschemicus bij Planta, maar na de uitslag met gedwongen ontslag) teruggekeerd van vijf maanden overwinteren in Finland; Marga-Rina en ik hebben nooit begrepen wat de zogenaamde pensionado's 's winters in Spanje zoeken, wat ze in Nederland de laatste jaren eveneens kunnen vinden: hoge temperaturen, dus wij gaan nu al enkele jaren naar Kokkola voor het ouderwetse wintergevoel, kennissen van ons gaan veertien dagen op wintersport naar Oostenrijk, waar niet alleen het dialect, de leren broeken, het gejodel, de dansjes, het gehoempa, de hoedjes, de glühwein, het apres-ski-gedoe ons tegenstaan, maar bovenal de behoefte om God te groeten, hetgeen wij, zowel in woord en geschrift, gaarne over laten aan Andries Knevel en zijn kompanen; in Kokkola verstaan Marga-Rina en ik de mensen niet, dat is uiterst plezierig en voorkomt veel onnodig gepraat, we halen de voedingsmiddelen in een lokale supermarkt en beperken daardoor elk contact met de Kokkolalokalen; begin Januari dit jaar echter dreigde ons winterse oponthoud te worden verstoord, toen wij in de door ons bezochte supermarkt op de uitgebreide knäckebrödafdeling plotseling Nederlands hoorden spreken, Marga-Rina en ik voelden ons betrapt, vooral toen beide heren ogenblikkelijk met uitgestoken hand op ons afstevenden met de woorden: "Aha, ook Nederlanders, wat leuk", heel even dacht ik mij als Belg of Zuidafrikaan te presenteren, maar ik weet waar dat toe leidt: onnozel gevlei, dat het Vlaams of Zuidafrikaans toch zulke fraaie talen zijn, veel grappiger dan het Nederlands en vooral zoveel meer to the point, dus ik zei redelijk lijzig; "Ja, leuk, wij komen al veertien jaar in Kokkola", in werkelijkheid zijn het er maar vier, maar ik heb geleerd dat je nieuwkomers het best kunt intimideren met enige overdrijving, de heren stelden zich voor als Martijn Amser en Onno Verkommeling van de "United Frisian Bakeries" uit het Friese Molkwerum op onderzoek naar een nieuw soort knäckebröd: krentenknäckebröd en suikerknäckebröd, op de markt te brengen als respectievelijk krintsjeknak en sûkerknak, nu komt na drie dagen Kokkola elk knäckebröd me al de neus uit (en bakt Marga-Rina daarom van de honderdvijftig pond uit Nederland meegenomen tarwebloem iedere dag vers brood), dus konden we het gesprek gelukkig kort houden, we hebben de heren daarna nog slechts een maal ontmoet, waarbij ze vertelden ook de vervaardiging van olijfknäckebröd (oliifknak) en worstknäckebröd (woarsteknak) in overweging te zullen nemen; ze doen maar, beerenburgknäckebröd op de markt als widdofrouknak lijkt me ook een goede optie.
Een ding is duidelijk, ik dien er voor zorg te dragen dat Marga-Rina geen inzage krijgt ik in wat hier te berde breng, want nadat ze kennis had genomen, van wat ik gisteren, na onze terugkeer uit Kokkola, had genoteerd, ontstak ze in grote woede. Ik krijg daar altijd notie van doordat Marga Rina mij met mijn volledige voornamen begint aan te spreken: Sybren Niels Otto Theodoor gevolgd door mijn achternaam. Net als Marga-Rina ben ik het slachtoffer van een frivole vader. Marga-Rina vond dat ik uit het rijtje van onuitstaanbare Oostenrijkse zaken: het dialect, de leren broeken, het gejodel, de dansjes, het gehoempa, de hoedjes, de glühwein, het apres-ski-gedoe en het godgroeten haar belangrijkste reden om, nadat we in 1973 éénmaal in Maurach am Achsensee op wintervacantie waren geweest, dat land nimmer meer te bezoeken, had weggelaten: de dirndl. Zij was toen en is klaarblijkelijk thans nog steeds van mening dat ik het heb aangelegd met Annalise, het dienstertje in het hotel waar wij verbleven, en die haar, uit de kluiten gewassen, borsten trachtte te verbergen achter zo'n taartrand, waarmee een dirndl gewoonlijk is uitgerust. Volgens Marga-Rina was het woord "verbergen" geheel niet op zijn plaats en diende Annalises taartrand het tegendeel: de taartrand had maar een doel: mij "hitsig" te maken en alhoewel ik dat hevig heb ontkend, kon ik Marga-Rina niet van het tegendeel overtuigen, ondanks mijn voorstel om Marga-Rina op mijn kosten zelf een dirndl in Maurach am Achsensee aan te laten schaffen. Ze reageerde als door een wesp gestoken en informeerde of het mij in mijn bol geslagen was en of mijn volgende stap het openen van een bordeel met haar als hoer aan de Noordkade in Drachten was. Nadat gisteravond vanwege de dirndl de vlam voor de zoveelste keer in huize Koker-Cuyp in de pan geslagen was, ben ik anderhalf uur de hond gaan uitlaten in de hoop dat Marga-Rina bij terugkeer gekalmeerd zou zijn. Dat bleek niet het geval: Marga-Rina had zich opgesloten in de slaapkamer.
Ik voel me ontzettend alleen, nu Marga-Rina mij buitensluit, want Kasper, die ik gistermiddag na vijf maanden Kokkola uit het asiel in Beetsterzwaag gehaald heb, herkent me niet meer. Kasper, altijd al een wat moeilijk opvoedbare hond, is een Norwegeraner Fjord- en Fjeldhund, een pas sinds 1993 erkend ras, voorgekomen uit een kruising tussen een Bommelunder Sennenhund en een North Lowland Foxterrier. Het wonderlijke van de Norwegeraners, en dat is exact de reden waarom Marga-Rina er een wilde hebben, is dat zij niet blaffen, maar een soort geluid voortbrengen, dat het midden houdt tussen gorgelen en laten van forse winden. Ik heb het vermoeden, omdat Marga-Rina weigert zich met Kasper op straat te vertonen en ik dus altoos Kasper dien uit te laten, dat Marga-Rina zich verkneukelt als ik met hem door de Noorderbuurt wandel. Zij dwingt mij Kasper, wanneer het het drukst is in het centrum van Drachten, aan de riem mee te nemen. Een vernederende exercitie, want het gebeurt veelvuldig dat ik wordt nageroepen met: "Goare opsoademiter" en dergelijk praat. In het begin wees ik op Kasper, maar dat had een averechts gevolg, want dan volgde steevast zoiets als: "Kinst wol tsjin dy lytse hûn, Bokke Heidehipper?"


State Street Ramblers

Deze plaat heb ik gekocht van een gelijkgezinde jazzadept, getuige de verbeteringen op het etiket van de plaat. Na moeizaam spitten door diverse boekjes, desalniettemin vraagtekens houdend, heeft hij correcties aangebracht. De "State Street Ramblers" was geen vast gezelschap dat je voor een avondje muziek in Chicago's South Side kon inhuren, nee, het was een iedere keer voor een plaatopname opnieuw samengesteld bandje rond pianist Jimmy Blythe.
Laten we eens kijken wat er op het internet over de "State Street Ramblers" te vinden is. De ene keer is de bezetting van "Endurance Stomp" (een compositie van ene Fernandez): Angelo Fernandez, clarinet; Buddy Burton, shouts (misschien het best te vertalen met aanmoedigingskreten); Jimmy Blythe, piano; Bill Johnson, bas en Snags Jones, drums;de andere keer worden Baldy McDonald, clarinet; een onbekende blanke teenager, altsax; W.E. Burton, kazoo en zang; Jimmy Blythe, piano; Bill Johnson, bas en Cliff Jones, drums vermeld. Om met Jones te beginnen het gaat hier om Clifford Jones, bijnaam "Snags", dus dat probleem (Cliff = Snags) is opgelost, Bill Johnson wordt beide keren als bassist genoemd, over Jimmy Blythe is ook geen discussie mogelijk en bij Buddy Burton en W.E. Burton gaat het - net als bij Jones - om eenendezelfde persoon. Blijven dus over een onbekende blanke teenager, Baldy McDonald en Angelo Fernandez, alle drie genoemd als altsaxofonist en clarinettist. Dat laatste is geen groot vraagstuk vaak dubbel(d)en clarinetspelers op altsax. Wanneer Angelo Fernandez, die onbekende blanke teenager is, is het raadsel, wie op de plaat spelen, opgelost.

18.2.11

Pine Point


Neem hier even de tijd voor: het beeldverhaal van een verdwenen Canadees mijnstadje.

2 Maart

Holland was having trouble
What a sad, sad story
Needed a new leader to restore
Its former glory
Where, oh, where was he?
Where could that man be?
We looked around and then we found
The man for you and me
And now it's
Springtime for Wilders and P.V.V.
Holland is happy and gay!
We're marching to a faster pace
Look out, here comes the master race!
Springtime for Wilders and P.V.V.
Our land's a fine land once more!
Springtime for Wilders and P.V.V.
Watch out, world
We're gong on tour!
Springtime for Wilders and P.V.V.
Heil myself
Heil to me
I'm the kraut
Who's out to change our history
Heil myself
Raise your hand
There's no greater
Dictator in the land!
Everything I do, I do for you!
Springtime for Wilders and P.V.V.
Holland is happy and gay!
We're marching to a faster pace
Look out, here comes the master race!
Our land's a fine land once more!
Springtime for Wilders and P.V.V.
Watch out, world
We're going on tour!
Springtime for Wilders and P.V.V.

Dit

Voor mij begon het met The Goons (Peter Sellers, Harry Secombe, Spike Milligan v.l.n.r. op de foto), daarna kwamen The Goodies (Graeme Garden, Bill Oddie en Tim Brooke-Taylor) en het eindigde met Monty Python's Flying Circus (Graham Chapman, John Cleese, Terry Gilliam, Eric Idle, Terry Jones en Michael Palin): absurde Britse humor. Van alle drie groepen bestaat naast de sketches ook muziek, maar om de muzikale parodie duidelijk te maken moet je eerst weten wat precies op de korrel genomen wordt. Dit is de oorspronkelijke versie van "Unchained Melody" de titelsong van de film "Unchained" - uit 1955 - gezongen door Todd Duncan, alhoewel de uitvoering die in 1965 door de Righteous Brothers werd opgenomen aanzienlijk bekender werd. De Goons maakten er dit van van en wie het over The Goons heeft mag absoluut dit originele juweeltje niet overslaan.

Bessie Smith

"Up in Harlem every Saturday night, when the highbrows get together its just so right.They all congregate at an all night hop and what they do is Oo Bop Bee Dap. Oh Hannah Brown from way cross town, gets full of coin and starts breaking 'em down. And at the break of day, you can hear ol' Hannah say: 'Gimme a pigfoot and a bottle of beer'."
Dit is de tekst van Bessie Smiths "Give me a Pigfoot"* opgenomen in 1933 en opnieuw vinden we Benny Goodman. Hij is de clarinettist naast Frankie Newton, trompet; Jack Teagarden, trombone; Chu Berry, tenorsax; Buck Washington, piano; Bobby Johnson, gitaar en Billy Taylor, bas.
* Maar wat is een pigfoot? Het is een delicatesse uit de Zuidelijke Verenigde Staten: een gezouten en/of gerookte voet van een varken, die vervolgens in een pot in een zoutoplossing wordt bewaard en bij de slager kan worden aangeschaft.

17.2.11

Potifar 54

Hij nam zijn - wat hij het anti-moslim - repertoire noemde, nog eens door. Wie kon hem verslaan wat kennis van de vaderlandse liederenschat betreft? Niemand toch? Kotskeeltje zeker niet en als de Grote Boentoet zou bellen, zou hij hem toezingen: "Wien Neerlandsch bloed door d' aad'ren vloeit, wien 't hart klopt fier en vrij, wie voor zijn volk van liefde gloeit, verheff' den zang als wij, hij roem' met allen welgezind, den onverbreekb'ren band" en hij zou er op eigen vuist de woorden: "die Neêrland en de Boentoet bindt, Boentoet en vaderland, Boentoet en vaderland" toevoegen. Dat zou het hart van de leider voor hem, voor Potifar, doen gloeien. De Grote Boentoet zou zelfs om vergiffenis vragen en hem als voorbeeld voor de fractie stellen en de Grote Boentoet zou Katskelia besttraffen. Was hij niet niet de Grote Boentoets meest betrouwbare knecht en dienaar t'aller stond? Hij droogde zich af en nam een schone pyama van het de vorige ochtend nog door de Grote Boentoet geinspecteerde stapeltje. Hij was doodmoe en ging na meer dan een etmaal op de been te zijn geweest eindelijk naar bed. Met een tevreden glimlacht stak hij zijn rechterduim in de mond en sliep in.

Opnieuw Spike

Geen idee of er op de basisschool, bijvoorbeeld door middel van projectonderwijs, nog iets gedaan wordt aan het leren van samenwerken, ik betwijfel het. De televisie staat in ieder geval bol van programma's waar het juist gaat om het uitschakelen van de mededingers: idols, big brother, x-factor, zijn maar een paar voorbeelden. Klaarblijkelijk zag Spike Milligan jaren geleden de bui al hangen en was "Idiot of the Year Show" het resultaat.

Jess Stacy

Benny Goodman had in de tweede helft van de jaren dertig naast zijn orkest een trio [Goodman, Teddy Wilson (piano) en Gene Krupa (drums)] en een kwartet [net genoemden, plus Lionel Hampton (vibrafoon)], het lijkt niet bijzonder: twee blanke en twee zwarte musici samen op het podium, maar dat was het in de gesegregeerde Verenigde Staten wel. Zelfs het leger kende tot na de Tweede Wereldoorlog rassenscheiding en het duurde tot 1941 voordat zwarten, overigens nog steeds apart, tot piloot werden opgeleid. Eergister liet ik een plaat horen van een gezelschap onder aanvoering van drummer Krupa, vandaag is de beurt aan Goodmans bandpianist Jess Stacy, die samen met bassist Israel Crosby en drummer Gene Krupa een trio vormde, waarvan in 1936 "Barrelhouse" uitkwam. De beelden bij het filmpje hebben overigens niets met het trio te maken, maar zijn een soort ode aan de Britse pub, toch een ietwat andere instelling dan een barrelhouse.

16.2.11

Potifar 53

Potifar smeet de hoorn op de haak. Hij wilde niet langer naar het gekrijs van Katskelia luisteren en omdat hij ook geen verdere telefoontjes wilde hebben, kleedde hij zich uit, zette de koptelefoon van zijn walkman op zijn hoofd en stapte onder de douche. Het was maar goed dat de Grote Boentoet niet wist dat een discipel van hem onder de douche ging, want douches behoorden sinds een cartoon van het linksche tuig tot een no-go-area. Potifar had een cassette met vaderlandse liederen in zijn walkman gestopt en het "waar de blanke top de duinen" zong hij luidkeels mee, terwijl hij de hoofdhuid met kokosolie masseerde. Zijn schedel zou schitteren in de zonnegloed, jazeker. Zijn achterste reinigend kwam hij toe aan: "Alle man van Neerlands stam, voelen zich der vaad'ren zonen, willen wij op 't plekje wonen, dat hun tot een erfdeel kwam". Hij verwijderde een paar harde kruimeltjes uit de bilnaad en vervolgde: "eigen meester, niemands knecht, recht en slecht, stalen vuist en rappe hand, zo is 't volk van Nederland".