30.4.07

Scarab


Op de neus van de Espace had, als als het anders was gelopen, Peugeots leeuw in plaats van Renaults wybertje kunnen zitten, het ontwerp van Matra werd namelijk eerst Peugeot aangeboden, maar die vond de auto te radicaal. Inmiddels is het oorspronkelijk fraaie, strakke ontwerp door Renault ernstig opgeleukt en ziet de Espace er meer dan twintig jaar later anders uit.
Een monovolume noemen de Fransen zo'n auto, wij hebben er geen eigen begrip voor en hanteren meestal MPV. Er verkeren nogal wat mensen in de veronderstelling dat de Espace de allereerste MPV was. Maar dat is onjuist, een voorganger, uit het begin van de jaren dertig, is het afgebeelde model van de Scarab ontworpen door William B. Stout. De wagen had een een V8-Fordmotor achterin. De wagen was van 1934 tot 1939 leverbaar, maar de vraag was uiterst gering: het ontwerp was te revolutionnair.

Een andere wagen met een V8-Fordmotor achterin was door John Tjaarda voor Briggs gebouwd, een auto, die in 1933 op 'de eeuw van de vooruitgang-tentoonstelling' stond in Chicago. Dat ontwerp zou de basis worden van de Lincoln Zephyr, met een 12-cylinder voorin, trouwens. Wie er een beetje oog voor heeft, denkt bij het zien van Tjaarda's ontwerp meteen aan de Volkswagen Kever, dat klopt Porsche, bezocht de Verenigde Staten en had het ontwerp gezien, de rest gapte hij eveneens. Namelijk van de door Josef Ganz ontworpen Standard Maikäfer. Ganz kon als Jood in de jaren dertig door het naziregime eenvoudig aan de kant worden geschoven.

29.4.07

Water

Betaargister heb ik op Sneek aangeweest, het was best aardig, maar wat heeft het land verlet van water en de vrouw- en manlieden gelijkveel. De vrouwlieden met een te bloot lijf en altijden wel de verkeerde bandjes aan de bustehouder. De manlieden van over de zeventig in de kortebokse broek, dat zodoende elkeneen de spataderende schonken zien kan. Ik word er wee op de maag van. Neffens mij mag het nu dagen regenen, goed voor het land en goed voor de mensen, dan kunnen ze zich weer normaal aankleden, want fatsoen vindt men hedendedag als een speld in een hooibult. Het is krekt alsof de mensen denken, de zon schijnt, nu moet ik een pak kleren uitdoen en kan ik er bijrennen zoals het mij goedvindt.

Vrouw Ymkje Sinnema - Meindertsma, Rotsterhaule

Vysotsky


Drie liedjes van de Russische bard en toneelspeler Vladimir Vysotsky (1938 - 1980): Sluhi, Ya ne lyublyu en Kupola.

Brassens



Drie chansons van de in 1921 geboren en in 1981 overleden zanger/componist Georges Brassens: l'Orage, Dans l'eau de la claire fontaine en Les amoureux des bancs publics.

28.4.07

Renault 40CV


De van een speciale carrosserie voorziene Renault 40CV, waarmee in 1926 vierentwintig uur op het circuit van Montlhéry werd gereden met een gemiddelde snelheid van 176 km/u, snelste ronde 193 km/u. De auto had een zescylinder motor met inhoud van meer dan negen liter.

Goed begrepen

In het kader van klimaatbeheersing gaan de Nederlandse vrachtwagenchauffeurs de komende weken extra rondjes rond rotondes rijden. Bij FNV-Bondgenoten is over deze zaak goed nagedacht.

Fiets


Waar je geweest bent laat je weten middels een t-shirt en al ben je er nooit geweest, een t-shirt met een exotisch oord is nooit weg, het wordt alleen vervelend als je wordt aangesproken door iemand die er wel geweest is. Maar er kan meer met een t-shirt: zeggen dat je achter Bush staat, dat je tegen Bush bent en zelfs dat je liever dood gaat dan een derailleur op je fiets te hebbben.

27.4.07

PvdA

Heisessies: op zoek naar de Kop van Jut en nu voor paal staan.

26.4.07

Cavia's








Goed, ze trekken honden en katten costuumpjes aan en dat is al heel ziek, maar cavia's?

Klompen


Amerikaanse bumpersticker. Nadat ik de vertaling in het Engels had gezien van deze onbegrijpelijk tekst "Wooden shoes go with everything", werd het me duidelijk: Klompen passen overal bij.

Schot

De man, die iedere zomer op de brug voor het Amsterdamse Centraal Station, doedelzak staat te spelen, is natuurlijk net zo min Schot, als ik dat ben.
Tot jongstleden zaterdag vond ik de ontmoeting in Litouwen, met een man in kilt de meest merkwaardige, ik was daar voor een folkfestival en zag de man regelmatig doedelend voorbij trekken, dat maakte nieuwsgierig en dus vroeg ik uiteindelijk uit welke plaats in Schotland hij kwam.
Mijn vrouw heeft een Schotse meisjesnaam, maar na familieonderzoek weten we dat ze ook Engelse, Duitse en voorouders uit Cornwall heeft en ze doet gelukkig niet mee aan de onzin, waar veel Amerikanen zich aan bezondigen. Ze noemen zich bijvoorbeeld Irish, terwijl alleen betoverovergrootvader ooit uit Donegall afkomstig was.
De man, die ik in Litouwen aansprak bleek er één van bovenstaand soort: zwaar zuidelijk Amerikaans accent, zonder rollende r.
Maar het kan veel leuker, zaterdag j.l. zag ik in een Haagse winkel een grote zwarte man in kilt Engels-Engels pratend met een andere Brit over hoe je het best glazuur op een cake kunt aanbrengen.

Modellen

De Rumpler en de Dynavia heb ik uit "kits" gebouwd, de laatste gaf weinig problemen, de eerste veel meer. Ik had de Rumpler maar één keer gezien in een museum in München en moest dus op zoek naar afbeeldingen, het liefst in kleur. Na veel gepluis in verschillende boeken, vond ik een foto: de auto bleek tweekleurig: heel donkerblauw en zwart. De kit had veel onderdelen, sommige piepklein, zoals de deurklinken. De grote onderdelen moesten eerst worden geschuurd, eventueel geplamuurd, opnieuw geschuurd, gespoten in een grondlak, geschuurd en tenslotte in de juiste kleur gespoten. Daarna kon met de bouw worden begonnen. De Dynavia stond in 2005 in Parijs op Rétromobile, een tentoonstelling en beurs van oude automobielen, in twee kleuren groen, de onderste helft in metallic en dat is op een klein model (schaal 1/43,5 )geen sinecure, want zogenaamde druipers en zakkers zijn er zomaar.
Waarom ik zowel de Rumpler als de Dynavia bijzonder vind? De stroomlijn van beide is opmerkelijk en daarom passen ze in mijn verzameling.

Panhard


Louis Bionier werkte al voor de oorlog bij Panhard en in 1948 tekende hij, als hoofd van de ontwerpafdeling, voor de Dynavia, gebouwd op basis van de Dyna. Een auto, die niet in de handel kwam, meer een stijlproef, maar wat voor één: gevormd als een waterdruppel, met een Cx van 0,26, een snelheid van 130 km/u (uit een tweecylindermotor van 610 cc) en een verbruik van 1 liter op 25 km.

25.4.07

Zelfmoord

Er staan nogal wat boeken van Jeroen Brouwers (winnaar van de Prijs der Nederlandse Letteren 2007) in mijn boekenkast. Hij schrijft een taal, die mij bevalt. Op weg naar Parijs herlas ik "De laatste deur" over zelfmoord en hij vraagt zich daarin af of zelfmoord voorbehouden is aan onze soort. Dat is een interessante vraag.
Jaren geleden, het moet in het begin van de jaren vijftig geweest zijn, fietste ik met Rinse Feitsma over de Lekkummerweg in Leeuwarden naar huis. Een hond werd aangereden, het achterlijf verpletterd. Wij legden onze fietsen in de berm. Rinse probeerde de hond te aaien. Die gaf een grauw, kroop naar de wallekant en verdronk zich. Dat was zelfmoord.

Rumpler


Bristol, Farman, Heinkel, Messerschmitt, Voisin, allemaal bouwden ze vliegtuigen èn auto's of beter ze bouwden eerst vliegtuigen en daarna auto's. Bij Edmund Rumpler, een van origine Oostenrijks ingenieur, ligt het wat gecompliceerder, hij werkte in 1903 voor de Adlerfabriek, waar hij hoofd van de ontwerpafdeling was, in 1910 bouwde hij de Etrich-Taube in licentie, het eerste Duitse militaire vliegtuig, dat bovendien in massa geproduceerd werd. Op de Berlijnse autotentoonstelling in 1921 stond de Rumpler Tropfenwagen, die qua vorm en techniek zoveel afweek van wat destijds gangbaar was, dat er maar weinig verkocht werden. Het zou nog jaren duren voordat Rumplers stroomlijn in een personenauto geëvenaard werd.

Op les

24.4.07

Muziek van de Ewe


De Amerikaan Jerry Leake, mede-oprichter van het wereldmuziekensemble Natraj, is een drummer, die hand noch voet omdraait voor een exotisch ritme. In deze video zingt hij bovendien: bron het Ewevolk uit Ghana. http://www.youtube.com/watch?v=ada90oWeeKg

Vertrutting

Onlangs meldde ik u het bestaan van Kitschlawier, een in 17e eeuwse stijl opgetrokken vacantiedorp in het noorden van Friesland, maar Bussum blijft beslist niet achter. Pal achter de betonnen klomp, waar de vroede vaderen zetelen, wordt regressief gebouwd en een grachtje aangelegd: kortom de wansmaak tiert in het gojse dorp met geiwe welig. Tijd dus om u de vertrutting van een dorpskern te tonen.


Amerikaanse fietsen



















Een door een Amerikaanse vriend van mij recent gerestaureerde fiets. Mooi van kleur, maar niet een fiets waarop ik me dagelijks op zou willen verplaatsen: te zwaar en te dikke banden. Meer een showstuk dan een vervoermiddel, waarop je van Naarden naar Hilversum rijdt. Amerikanen halen er dan ook hun boodschappen niet mee. Afgelopen zaterdag was ik in Den Haag en moest ik vaststellen dat het aantal van deze Amerikaanse vehikels toeneemt: allemaal nieuwe exemplaren gebouwd met de bedoeling om aandacht te trekken en niet om je er op voort te bewegen. Lang gerekte, lage frames en banden, die je eerder op een motorfiets zou verwachten. En nu komt het: zeer waarschijnlijk producten van Chinese of Taiwanese fabrieken.
Als je dan toch een een Amerikaanse fiets wilt hebben, restaureer dan een oude, maar verwacht niet, dat hij zou goed rijdt als welke Nederlandse fiets dan ook, dat weet die Amerikaanse vriend ook: boodschappen doet hij op een Nederlandse fiets.

Mijn eigen Columbia uit ongeveer 1925, compleet met houten velgen en sirene op het voorwiel. Leuk voor een klein blokje om.

23.4.07

Erms engelen




Meer

Nadat ik bezig was geweest met een digitale camera mijn modelauto's binnen te fotograferen, was ik buitengewoon ontevreden over het resultaat: dat ging toch veel beter met mijn oude Minolta en een speciale lens. Maar ja, rolletje kopen, volschieten, laten ontwikkelen en afdrukken en vervolgens scannen vond ik geen altenatief. Ik zette de grijze afvalbak onder de bomen voor het huis, legde daar een grote plaat multplex op en zag dat de takken en bladeren voor prachtige schaduweffecten zorgden.
Autootje uit de vitrine gehaald en het weer digitaal geprobeerd en waarachtig het lukte. Het zag er veel echter uit. Er komen dus meer.

Hotchkiss


Een andere, vrijwel vergeten Franse firma, die in zijn nadagen alleen nog met militair materieel aan de weg spijkerde, Hotchkiss.
Maar zo was het bedrijf ook begonnen en in het radiateurembleem stonden dan ook twee gekruiste kanonnen. Op de foto een Hotchkiss-Grégoire, een voorwielaangedreven sedan met een viercylinderboxermotor. Twee keer zo duur als de door concurrenten Renault en Citroën geproduceerde sedans en daardoor bij voorbaat kansloos. Het prototype stond in 1947 op de Parijse autosalon, maar pas in de zomer 1951 konden de eerste auto's worden afgeleverd. J.A.Grégoire was een ontwerper, die in 1927 de voorwielaangedreven Tracta tekende, aan het eind van de jaren dertig de door Hotckiss gebouwde Amilcar Compound creërde en in 1942 voor Aluminium Français de AFG (Aluminium Français Grégoire) ontwierp, op basis waarvan de Panhard Dyna ontstond. In dezelfde periode, vlak na de Tweede Wereldoorlog, werd Grégoire technisch directeur van Simca, maar de Simca-Grégoire ging niet in productie. In Groot-Brittannië werd geprobeerd de AFG als Kendall te lanceren, sombere internationale vooruitzichten verhinderden succes, er werd maar een handvol gemaakt. De AFG dook vervolgens op in Australië, nadat J.A. Harnett in Melbourne de rechten gekocht had, als Harnett-Grégoire. ook daar ging het mis omdat de firma, die de carrosseriedelen moest leveren in gebreke bleef. Uiteindelijk werden maar honderdtwintig Harnett-Grégoires gebouwd. Plannen om ook de Hotchkiss-Grégoire in Australië te bouwen gingen vervolgens niet door. Op de Parijse autosalon in 1952 werd de Socema-Grégoire tentoongesteld een met een straalturbine uitgeruste auto, de carrosserie was gebouwd door Hotchkiss.

Onderzoek

Vanmorgen een paginagrote advertentie in de International Herald Tribune betaald door de Turkse ambassade In Washington, waarin een oproep aan de Armeense regering om een Turks-Armeense commissie van historici, die de waarheid dient te achterhalen, wat er in 1915 is gebeurd, te formeren. Goed idee. Laten we ook een commissie formeren van Sefardische en Roomse historici, die de inquisitie moet onderzoeken.

22.4.07

Vonnegut


Tekening gemaakt door de onlangs overleden Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut en nu te vinden op zijn website www.vonnnegut.com Wie het nog niet gelezen heeft, bijna verplichte literatuur: "A man without a country", A Memoir of Life in George W. Bush's America.

Helpdesk in de middeleeuwen

http://www.flixxy.com/medieval-tech-support.htm (Noors met Engelse ondertitels)

Buena sera


Er moeten tientallen scherts-Italianen in Nederland zijn. Elke avond braaf "Buena sera" mompelend, wanneer gasten derlui restaurant betreden. Er zijn ook scherts-Mexicanen en scherts-Cajuns zijn, maar volgens mij voeren scherts-Italianen de boventoon. Ik ben daar niet dol op, vooral niet op plastic wijnranken, lege chiantiflessen en urenlang Paolo Conte. Een dik jaar geleden liepen mijn vrouw en ik door de Haagse Papestraat, er stond een man voor een Italiaans restaurant en hij sprak met iemand Italiaans. Niets tegen Turken, Egyptenaren en Marokkanen, die Italiaanse restaurants bezitten, maar dit was een echte. We zijn er diezelfde avond gaan eten en er regelmatig teruggeweest. Vanavond sluit Ezio Zuppelli na 47 jaar de deur van Roma voor de laatste keer. Hij blijft in Nederland, want hier wonen zijn kinderen. Ik hoop dat het hem goed gaat.

21.4.07

Breinverweking

Op het stuit zit ik met grote vernuivering in de zorg. Dat komt zo: ik heb een brief uit Burum gekregen, Burum City, schrijft het vrouwmens. Als men geen hoge rekening van zichzelf heeft, moet men zorgen dat men die krijgt, zeg ik altijden maar. Ik trek al 22 jaar van Drees, maar in Burum willen ze dat ik weer aanarbeiden ga bij Modderman, in het koekfabriek. Nuiver volk, daar in Burum en men ziet nu klaar dat de streling van de schotels tot breinverweking leidt, want zelfs ons regeer is niet van doel de oudereend en daar hoor ik toe, zolang aan het werk te houden. Ik kan allenig maar tegen dejenen in Burum, daar de breinverweking nog niet toegeslagen heeft, zeggen: vervaar, zo lang het nog kan. Ren, fiets, rij, maar bovenal vlieg voort, maar kom in alle gevallen verders onheil tevoren.

Vrouw Ymkje Sinnema - Meindertsma, Rotsterhaule

Marinellorood



Vorige week las ik in NRC-Handelsblad een interview met iemand, die alleen autootjes in marinellorood verzamelde. Ik moest daar hard om lachen, want waarom schildert zo'n man als hij zo gek is op die kleur zijn meubilair niet marinellorood? Een marinellorood costuum is trouwens ook niet mis.
Mijn eerste modelauto kocht ik in Parijs, een Citroën B2 in hardgeel, die ik jaren geleden heb overgeschilderd in een meer passend donkerblauw. Het model was gemaakt door Rami, een Franse firma, die auto's uit het museum van Henri Malatre in Rochetaillée-sur-Saône, vlakbij Lyon, als voorbeeld nam, auto's uit het begin van de vorige eeuw. Tegenwoordig vind je nauwelijks meer modellen van echt oude auto's, maar wat wil je in een tijd waarin iets antiek genoemd wordt, dat vijfentwintig jaar oud is en een Opel van vijftienjaar een oldtimer heet.
Een ander, eveneens Frans, merk was Safir en dat bracht op zeker ogenblik een model van een Grégoire uit 1910 uit, dat ik de allereerste "monovolume" à la Renault Espace zou willen noemen. Er is achterin de gesepareerde auto zeker plaats voor zeven personen op een u-vormig bankstel, tegenover hen staat een heuse, buikige commode. De bagage gaat mee in de koffers op het dak en achterop. De Grégoire is rood, niet marinellorood, maar dat kan mij geen donder schelen.

20.4.07

Renault 4CV


De Fransen hebben vreemde fratsen uitgehaald met de Renault 4CV, ik bedoel met wat hier in de wandeling lang geleden het rattenstaartje heette en dus niet het koekblik, het dozige model dat de opvolger van de 4CV werd. Het plan voor de 4CV onstond al aan het eind van 1940 en werd in het geheim tijdens de oorlog verder ontwikkeld. In 1942 reed het eerste exemplaar, dat erg veel weg had van de Volkswagen, die overigens toen nog KDF heette. Op de foto het prototype uit 1942.















De eerste 4CV werd in october 1946 tijdens de Parijse autosalon aan het publiek voorgesteld, maar het duurde tot juli 1947 voor de auto in productie kwam. In juli 1961 rolden de laaste exemplaren van de band.


De 4CV is op heel verschillende manieren aangekleed: Autobleu maakte zowel een coupé als een cabriolet, Brissonneau een cabriolet, Deutsch-Bonnet diverse zowel open als gesloten sportwagens, Duriez een cabriolet, Ferry open sportwagens en er waren nog meer kleine fabrieken, die de 4CV onder handen namen. Op de foto een fabriekscabriolet uit 1954.


















In 1952 ontwierpen de heren Vernet en Pairard onder nummer 1064 (basis Renault 4CV) een sterk gestroomlijnde auto, die ze door de befaamde carrosseriefabriek Antem lieten bouwen. Er werden op Monthléry acht internationale records mee gebroken en in 1953 deed de de recordauto als nummer 52, overigens zonder succes, mee aan de 24 uren van Le Mans.


Jean Rédélé, zoon van de Renaultdealer in Dieppe, bouwde in het begin van de jaren vijftig een coupé op basis van de Renault 4CV, in 1955 lanceerde hij zijn eigen merk "Alpine", de A 106 was nog steeds een 4CV met een ander jurkje, van fiberglass.

30 April

Op 30 april speelt de gojse negorij met geiwe, Bussum zoals ieder jaar weer oorlogje onder de naam "Bridgehead revisited", e.e.a. onder auspiciën van het lokale oranje comité. Waarom verplaatsen ze de hele melooche niet naar Irak? Kunnen de verschwarzte narren eindelijk ervaren wat echte oorlog is.

Bourrée


Draailier, hurdy gurdy, vieille à roue, een middeleeuws instrument, dat nog steeds gebruikt wordt in volksmuziek, bijvoorbeeld in die uit Auvergne. Het geluid houdt ongeveer het midden tussen een viool (in feite is het een mechanische viool) en een doedelzak. Romain Mathinier speelt een bourrée.
In de werken van Bach komen nogal wat bourrées voor, maar zover hoeven we niet terug te gaan, in deze video wordt op buitengewoon aanstekelijke manier op de tonen van een bourrée rondgesprongen.

19.4.07

Fik


Fik, die binnenhuisarchitectuur gestudeerd had, had de huiskamer geheel naar eigen smaak ingericht.

Prangende vraag 2

Wanneer bezoekt de Texaanse kinkel de begrafenis van een in Irak gesneuvelde Amerikaanse soldaat om de nabestaanden toe te wuiven?

Prangende vraag 1

Wanneer bezoekt de Texaanse kinkel Bagdad om de Irakese nabestaanden van de slachtoffers toe te wuiven?

18.4.07

Drachten 7

Ik ga al een hele tijd niet meer naar school, niet omdat ik ziek ben en dat ben ik dikwijls en ik blijk zelfs vaak in staat dezelfde ziektes te hebben als mijn vader, maar omdat de kachel op school niet meer brandt.
We hebben een logé, Oom Jan, maar dat mag ik niemand vertellen.
De broer van mijn moeder, oom Rinse, dus een echte oom, komt ook logeren. Op een dag is mijn moeder weg. Ze is op de fiets naar Drente. Ze gaat iets regelen voor mijn echte oom. Mijn vader zit zoals gewoonlijk in zijn stoel en leest. In de kamer staat ons fornuis, dat eerst in de keuken stond. Dominee Dikboom heeft het hout ervoor in stukken gehakt. dat hout is vochtig en moet in de oven van het fornuis worden voorgedroogd. Mijn vader vergeet het hout en er komen rookwolken uit de oven. Hij schrkt en rent naar de keuken om stoffer en blik te halen om daarmee het smeulende hout uit de oven te vegen. De stoffer vliegt in brand. Mijn vader roept: “Ze komt nooit meer weg, ze komt nooit meer weg”. Dat slaat op mijn moeder. Bij haar zou zoiets nooit gebeuren.
Ik lees veel. Zit aan de rand van de vaart, schommel met mijn benen en verspeel zo één van mijn laatste schoenen. Ik vertel thuis niks en loop alleen nog maar op klompen. maar dat valt op en ik biecht het verlies op. Ik krijg huisarrest.
Op een ochtend hoor ik dat de Canadezen komen. we worden bevrijd.
Mijn vader, zusje en ik moeten thuis blijven. Mijn moeder gaat eerst op onderzoek uit. Ze blijft heel lang weg. Mijn vader gaat naar buiten en neemt ons aan de hand, want verderop bij de hoofdbrug klinkt gejuich. Mijn moeder staat op het dak van een auto en springt op en neer.
Een paar dagen later loop ik alleen op de Noordkade. Een groepje mensen komt me met veel geschreeuw tegemoet. In hun midden loopt een oudere man, ze hebben hem een petje opgezet van de “Jeugdstorm” en een dikke tak aan een touw als geweer over de schouder gehangen. ik ren ontdaan naar huis. Zoiets doe je niet met oudere mensen.
De Canadezen hebben een kampement ergens links van de weg, richting Olterterp. Ze eten heel wit brood, met boter en kaas. de kaas is even dik als de boterham.
Ik ga net als iedereen handtekeningen van Canadezen verzamelen, maar ben het boekje waarin ik dat doe, na een paar dagen al kwijt en heb geen zin opnieuw te beginnen.
Mijn vader gaat weer werken en ik mag hem van zijn werk halen. hij werkt in een groot gebouw in een park aan de Stationsweg. zijn werk heeft iets te maken met foute Nederlanders, die moeten worden opgepakt. Maar heel lang duurt dat niet, we gaan verhuizen naar Leeuwarden. Ik ga met mijn vader met een auto naar Leeuwarden, meneer Mulder is de chauffeur van de Citroën. Ik hoor het geluid van de auto steeds veranderen: zwoesj---zwoesj----zwoesj.
Ik probeer achter in de auto uit te vinden hoe dat kan: het zijn de bomen langs de weg, die voor de verandering van het geluid zorgen.

Drachten 6


Bokke, de beer, moet ik in december 1940 met Sinterklaas gekregen hebben. De honden, Nero en Whitie, dateren van niet veel later datum, want die kreeg ik van opa en oma en tante Josie. Die zijn weggevoerd, het is hun laatste cadeau en daar moet je zuinig op zijn. De beer en de honden zijn er nog altijd. ik denk dat Nero gekocht is toen opa en oma in Drachten waren. Er was een speelgoedwinkel vooraan op de Noordkade.
Ik was soms boos op oma, omdat ze me napraatte. waarom ze dat deed, heb ik pas heel veel later begrepen. Opa was doof. Doofstom heettte dat destijds. ik kroop met speelgoed over de vloer, opa vroeg me wat, ik antwoordde en oma herhaalde dat, zodat opa het van haar lippen kon lezen. Maar als kind vond ik dat heel irritant, want ik sprak toch duidelijk!
Later, ik kon lezen, wilde ik een boekje hebben over vliogtuigen. Oorlogsvliegtuigen. Daar zullen mijn ouders lang over nagedacht en gepraat hebben. Ik heb het gekregen, er stonden veel Duitse vliegtuigen in, de foto in zwart/wit van de toestellen was tegen een felgekleurde achtergrond gezet. Sinds kort weet ik weer ik wat ik het meest imposante toestel vond: de Messerschmitt Me323, een zesmotorig monstrum

Drachten 5

Ik loop achter het huis langs de naaldboom met de rode bessen en sta plotseling tegenover een Duits soldaat, die met zijn armen de trappende bewegingen van een fietser nabootst, mij aankijkt en een woord dat klinkt als “Vara” uitspreekt. ik begrijp hem niet. Voor mij is “Vara” radio en voor zover ik weet hebben we die niet. ik schud mijn hoofd. Later begrijp ik dat hij op zoek was naar een “Fahrrad”.
Ik heb een hele collectie speelgoeddieren, die gaan iedere avond mee naar bed. Bokke, Nero, Whitie, Blackie heten ze. Bokke, de beer, ligt naast me, daaronder tot aan het voeteneind, maar wel allemaal onder de dekens de rest , de honden.
Tegenover het huis aan de andere kant van de vaart staat de melkfabriek, de Leijmpf. Daarvoor staat op zeker ogenblik een stropakmachine. ik ga een paar keer na schooltijd kijken: aan de ene kant gaat er los stro in, aan de andere kant komen er grote pakken stro uit. Die machine werkt voor de Duitsers.
Op een morgen, heel vroeg, hoor ik een davernde knal. Ik pak Bokke en Whitie, vlucht mijn bed uit, de tuin in.
De pakmachine is in de lucht gevlogen. Alle ramen aan de voorkant van ons huis zijn weg.
Later op de dag komen er mensen, die zomaar door de sponningen de woonkamer instappen.
Er zit een gat in de zijkant van de eetkamertafel en in een boek zit een scherf van de pakmachine.
Het is het enige boek van mijn vaders omvangrijke bibliotheek dat beschadigd is: “De Bijbel naar de Leidsche vertaling”. Die scherf zit er nog steeds in, want die bijbel ligt nu naast me. Een aantekenbriefje met mijn vaders handschrift is mee beschadigd, er staan een paar namen op: Jagersma, v.d. Wal, Haarsma, Marie Douma. Voorin ligt een onbeschadigd briefje van dominee Heidinga uit Beetsterzwaag d.d. 30 december 1940. Ik citeer: “ Beste vrienden, Voelen jullie ervoor ‘t oude jaar bij ons uit te `zitten? Of kan Nico de reis nog niet doen. We maken van zo’n avond samen wat met de Wiersma’s. Graag even een berichtje. is er nog iemand die fietst?
Telefonisch kan je hier de dokter of veearts een boodschap geven. Tot kijk, Jetze H.”
Nu weet ik het weer Rita zat bij de Wiersma’s ondergedoken.

Drachten 4

Veertig jaar later ga ik met Rita terug naar Drachten. Zij herinnert zich niet dat we ooit samen in een klas hebben gezeten en elkaar niet mochten kennen. Ik laat haar het huis zien waar ze toen woonde. Zij weet het niet meer. We rijden daarna naar Beetsterzwaag, waar zij later ondergedoken zat en waar mijn vader en ik in de winter van 1944-’45, er reden geen trams, naar toe gelopen zijn.
Het was een heel eind. Langs Olterterp, waar een doolhof was, vlak achter een links van de weg gelegen uitspanning. Dat is inmiddels een in onbruik geraakt woord, waar ik pas later de echte betekenis van begreep.
Rita woonde in één van de aan de rechterkant van de hoofdstraat gelegen huizen. Maar omdat alle huizen op elkaar lijken, lukt het me niet het juiste huis aan te wijzen. mijn geheugen laat me in de steek. dat is frustrerend. Ook Rita weet het niet meer. Ik realiseer me dat zij, van hot naar haar gesleept, het zich ook niet meer kan herinneren en het misschien zelfs heeft verdrongen.
Kort daarvoor ben ik, met mijn moeder in een wagentje, langs ons oude huis aan het Moleneind gelopen. Het wordt afgebroken. Samen met mijn vrouw ga ik naar binnen en trek in de keuken een klein, blauwig tegeltje van de muur. Verwijder daarna met grof geweld de houten eikel, die boven op de pilaar aan de trapleuning zit. Die eikel staat nu, keurig geschuurd, bovenop het restant van de trapleuning van het huis waar ik nu woon.

Drachten 3

Ik realiseer me, dat ik nu op een punt ben aangekomen, waar ik onderscheid moet maken tussen wat ik mezelf herinner en wat me veel later, hoofdzakelijk door mijn moeder, is verteld. Mijn vader was zijn ster kwijt, dat herinner ik me. Het hoe en waarom is me later verteld en doet hier niet terzake.
Het was een hel eind lopen naar school, soms stak ik de hoofdbrug over en liep ik een stuk over de Zuidkade om daarna over een houten bruggetje, tegenover de kerk, weer naar de Noordkade terug te keren. Vlakbij lag een straat met een merkwaardige naam. Ik zou daar niet willen wonen: Doorbraak. Soms liep ik verder over de Zuidkade. ergens was daar een steeg, waar ik iemand een koe zag doodschieten. dat vond ik erg. Even erg als het doodtrappen van een muis door mijn vader. Die muis zat op de stoep van ons huis in de zon, net toen ik, na de middagpauze, weer naar school ging. ik wilde na het zien van het vermorzelde lijfje niet naar school. Bovendien was ik ernstig teleurgesteld in mijn vader.
Er kwam een meisje in mijn klas, Rita. ik wist wie het was. het was een nichtje van me. Thuis werd me op het hart gedrukt haar absoluut niet te kennen. Ik weet niet of het woord ondergedoken is gebruikt. maar ik hield me aan mijn opdracht. Rita was lucht. Kort daarna was Rita verdwenen, verplaatst naar een andere school. Ik wist trouwens wel waar zij woonde, ik had haar in de buurt van de Torenstraat zien spelen en was al kijkend tegen een lantaarnpaal gelopen.
Op de ander hoek van de Torenstraat stonden twee grote huizen, daar woonden de dominees.
Ds. Bakker en ds. Dikboom. Ds. Bakker had een grote witte keeshond, die vaak achter het hek in de tuin stond. Inko heette hij, ik begreep niet waarom je een witte hond Inko noemde.

Drachten 2

In diezelfde wagens zullen ook de Turksma’s zijn weggevoerd, die van de Stationsweg en die uit een smalle zijstraat van de Zuiderbuurt. Over dat op transport gaan, is bij ons thuis nog een gesprek geweest: er waren stoelen klaargezet in een cirkel in de kamer. Of toch net niet helemaal een cirkel, zodat ik een van de stoelen, net toen mevrouw Turksma van de Stationsweg wilde gaan zitten, rechtzette en zij op de vloer belandde. Ik werd voor straf de tuin ingestuurd om over mijn risjes na te denken. Ik heb nog geprobeerd uit te leggen, dat ik de stoel met de beste bedoelingen had verplaatst, een cirkel is nu eenmaal een cirkel, maar er werd niet geluisterd.

De dochter van de Turksma’s van de Stationweg heette Doortje. Ik weet dat omdat nog jarenlang een foto van haar in een lijstje in een van mijn ouders boekenkasten heeft gestaan en ik heel wat keren dat lijstje heb afgestoft.
In de zijstraat van de Zuiderbuurt woonden David en Simon, aan de eerste heb ik slechts een vage herinnering, van de tweede heb ik een foto, waarop hij, met een ster op zijn visgraatjas, aan de ene hand mijn zusje, aan de andere mij, ergens door het centrum van Drachten loopt. Simon zou een modelvliegtuig voor me bouwen, maar voordat hij daaraan toekwam, is hij vertrokken. Ik probeer me het woord, dat daarvoor thuis gebruikt werd voor dat vertrekken, te herinneren. Was het afvoeren of wegvoeren? Ik denk het laatste. Zo’n woord krijgt nooit meer een onschuldige betekenis.
Ik stond in de hoek van de keuken, toen mijn vader het bericht kreeg, dat zijn ouders waren weggevoerd. Over dat verdriet heb ik later een gesprek gevoerd met een advocate, die het vergeleek met het verdriet, dat kinderen hebben als hun ouders bij een verkeersongeluk zijn omgekomen. Ik heb toen een uitermate slappe poging ondernomen om uit te leggen dat ze er niets van begreep. Mijn vader, een gevoelige man, die zijn emoties anders dan mijn moeder onder controle had, was radeloos en machteloos en toonde dat.
Op 28 juni 1943 werd ik zeven, toen ik in de middagpauze thuiskwam zat het huis vol mensen.
Volwassen mensen. ik dacht dat ze voor mij gekomen waren, maar werd snel door mijn moeder van de werkelijke reden van de bijeenkomst op de hoogte gebracht: “Pappa is zijn ster kwijt”. Mijn reactie heb ik heel wat keren teruggehoord: “O, dan is pappa dus ook een gewoon mens”.

Drachten

Waarom we uitgerekend in Drachten terecht kwamen, ik heb geen idee. Ik kan me ook niet herinneren hoe. Het was 1941 en we verhuisden uit Vierhouten, waar mijn vader, als voormalig landelijk penningmeester van de AJC, de terreinen van de “Stichting Zon en Vrijheid” had moeten overdragen aan de bezetter. Mijn moeder kon zich daar in haar nadagen nog steeds ongelooflijk kwaad over maken: waarom zijn medebestuurders haar Joodse man met dit akkefietje hadden opgedragen.
We gingen wonen in een huis aan de vaart, aan het Moleneind. Het was een deel van een huis, want aan de linkerkant waren de kantoorruimtes van een lokale industrie, waar vloerbedekking of iets dergelijks werd vervaardigd. De fabriek stond verderop aan dezelfde vaart. de eigenaar van het bedrijf woonde in Apeldoorn, maar zo nu en dan kwam hij over en bleef dan ergens in het huis logeren. Na de oorlog zou hij mijn ouders een proces aandoen, omdat ze niet goed voor de centraleverwarmingsketel zouden hebben gezorgd, die de hele oorlog niet gebrand had. Tijdens dat proces werd mijn vader, die het geloof al lang achter zich had gelaten, gevraagd of hij bij de eed zijn keppeltje niet op moest zetten. Mijn moeder zal weer kwaad geworden zijn (“Waar bemoeit zo’n vent zich mee?”), mijn vader zal, hoewel gekwetst, geduldig de rechter hebben uitgelegd, dat een bedekt hoofd alleen van een gelovige Jood werd geëist.
Maar goed we verhuisden naar Drachten. Ik heb geen plezierige herinneringen aan dat dorp en heb ook niet goed begrepen waarom mijn moeder uitgerekend in Drachten haar laatste dagen zou slijten.
Ik ging er voor het eerst naar school, ergens op de Noordkade was een steeg, die leidde naar de bewaarschool. Thuis was me ingeprent dat ik niet moest opvallen. Dat is voor een vijfjarig, maar uit de kluiten gewassen kind een lastige opgave. Ik vertaalde niet opvallen in een soort bescheidenheid: om de hoek van de deur van het klaslokaal ston een grote kist met speelgoed, ik wachtte tot iedereen een stuk speelgoed genomen had en eindigde steevast met een autootje zonder wieltjes. Ik heb nu zo’n 2000 modelautootjes met wieltjes.
Later ging ik, veel verder op diezelfde Noordkade naar de lagere school. Ik kwam in de klas van Juf Schippers, een magere, grijze vrouw met het haar in een knotje achterop haar hoofd en wat pluizigs aan haar kin, waardoor ze Juf Sikje werd genoemd. Ik vond het geen aardige vrouw en liet dat merken door het trekken van wat ik maar “gekke bekken” zal noemen, die bij de andere leerlingen buitengewoon in de smaak vielen.Zij nam wraak door mijn naam, Wim, niet meer te gebruiken, maar mij steevast met “Clown” aan te spreken. Toen ik tijdens een gymnastiekles weer eens in de hoek stond en heel nodig naar de wc moest en daartoe mijn hand opstak, snauwde ze: “Jou, zie ik niet Clown!” Ik deed het in mijn broek en was daarna voor de rest van de klas de “broekjeskieter”. Zij heeft me daarna met mijn bevuilde broek naar huis laten lopen. Mijn moeder is bij haar verhaal gaan halen, maar het leed was al geschied. Ik bleef de “broekjeskieter’.
Vriendjes had ik niet. Ik weet nog dat ik een keer door een klasgenootje uitgenodigd werd om na schooltijd bij hem thuis te komen spelen en dat zijn moeder, toen het tijd was om naar huis te gaan, me vertelde dat ik niet terug hoefde te komen. Ik had niets stuk gemaakt, was beleefd geweest, kortom mijn ouders hadden weer eens het een en ander uit te leggen en zullen dat ongetwijfeld gedaan hebben. Er werd ook wel eens gescholden, maar dat gebeurde niet door de kinderen van mijn school. “Joad”, was het dan.
Bij de ingang van parken verschenen bordjes dat Joden er niet mochten komen. Inmiddels kon ik lezen en mijn vader vertellen, dat ik er wel in mocht, maar hij niet.
Aan het eind van de Stationsweg, richting De Folgeren, was aan de rechterkant het station, vandaar vertrokken de merkwaardige, vierkante kasten, die in niets leken op de locomotieven in de boejes, die ik had, met een rij wagens voorzien van open balkons. Ik probeer me voor de geest te halen hoe je er in zat. Waren de banken dwars of in de lengterichting geplaatst. Ik kan het opzoeken, maar dat wil ik niet.
(De verhalen over Drachten verschenen eerder op mijn oude weblog, maar omdat het archief daarvan niet meer te raadplegen is, vesrchijnen ze opnieuw in iets gewijzige vorm)

17.4.07

Peugeot 203 2


Nu zou het natuurlijk kunnen zijn, dat je je, omdat je buurman in 1953 toevallig ook precies dezelfde Peugeot 203 had aangeschaft, toch een tikkeltje wilde onderscheiden en dat kon, door je in verbinding te stellen met de firma Olivier & Cie, Avenue de la Grande Armeé 66 in Parijs, die leverde namelijk accessoires: van speciale bumpers tot complete grilles, eventueel met ingebouwde mistlampen. Ook voor de Citroën Traction Avant en 2V, de Renault 4CV en de Panhard Dyna had Olivier een groot aantal accessoires in voorraad.

Nog meer onzin


Wie een Cheddarskaas wil zien rijpen gaat naar Cheddarvision TV.

Meer onzin

Endemol, u kent het bedrijf van “Big Brother” (door de International Herald Tribune omschreven als een show “which locks a collection of misfits into a house and allows the audience to oust one of them each week, using text messages or the Internet to vote”) en Electronic Arts, ‘s werelds grootste uitgever van videospelletjes, hebben een contract gesloten om een versie van “Big Brother” voor een soort “Second Life” te ontwerpen, onder de naam “Virtual Me”.

Peugeot 203


De Peugeot 203 werd in 1948 op de Parijse autosalon voorgesteld, was vanaf januari 1949 leverbaar en zou met jaarlijkse wijzigingen tot februari 1960 in productie blijven

De 203 coupé werd door de fabriek slechts anderhalf jaar geleverd, van october 1952 tot april 1954, het zusje ervan, de tweezitscabriolet werd een jaar eerder geintroduceerd en was leverbaar tot de zomer van 1956.

Een speciaal voor wielrenwedstrijden aangepaste Peugeot 203 cabriolet, in dit geval een Tour de France-uitvoering.

Emile Darl'Mat (zie Stroomlijn 5) zette zijn reeks successen op basis van Peugeotmodellen na de Tweede Wereldoorlog voort: in 1947 verscheen een coupé 202, waarmee op Monthléry drie internationale records in de 1100cc klasse werden veroverd. Verder werd de 203 in cabriolet- en sedanvorm verlaagd en verfraaid, een kleine serie werd in het begin van de jaren vijftig verkocht. Topsnelheid 140 km/u i.p.v. 115 km/u , maar wel twee keer zo duur als een gewone 203. In 1953 werd bovenstaande 203 coupé met vleugeldeuren gebouwd.

Keuze voor en na

Woordvoerder op voorpagina van NRC-Handelsblad voor de marathon:
Oud-athletiektrainer Henk Kraaijenhof: “Pas boven de 30 graden moet je je ambities misschien aanpassen. Het wordt morgen een heerlijke temperatuur om een toptijd te lopen.”
Woordvoerder op voorpagina van NRC-Handelsblad na de marathon:
“Peter Reffeltrath, thermofysioloog bij TNO Defensie en veiligheid, zou er zelf nooit aan begonnen zijn, een marathon op zo’n warme dag. “ik kan niet goed tegen inspanning bij hitte.”

16.4.07

Begrafenis



Sinds 7 maart j.l. rijdt in Amsterdam een vrachttram, (het kan niet missen) CityCargo-tram geheten, de Amerikaanse stad Cleveland (Ohio) had ooit twee begrafenistrams, waarmee dode en nabestaanden naar de begraafplaats reden.
De Franse spoorwegmaatschappij PLM had begrafenisrijtuigen voor hetzelfde doel, RMA maakte er zelfs een miniatuur van voor de modelspoorbaan.

Development & Planning

Het is mij, werkzaam bij het DOPAPDR (Department Of Development And Planning Dutch Railways), een waar genoegen u te kunnen mededelen dat, nadat de toiletten in de dubbeldeksstammen DDM-1 zijn afgesloten, het aantal toiletten in de Koplopers drastisch zal worden verminderd, is er nu één per ICM-rijtuig, in de nabije toekomst is er één per drie ICM-rijtuigen, e.e.a. volgens SAPAHS (Shit And Pee At Home System). De lozing van onze toiletten zal nog steeds rechtstreeks op de rails plaats vinden, het kostenplaatje voor chemische toiletten blijkt en blijft namelijk te hoog. U hebt gemerkt dat de doorloopkoppen in de ICM's inmiddels zijn afgesloten, maar daarvoor in de plaats komen in elke coupé platte beeldschermen, die u afwisselend van reisinformatie en reclame zullen voorzien, volgens het PIAES (Passenger Information And Entertainment System).

Ch. Ammer, 1st development officer DOPAPRD, Utrecht

Keukenheks


Het idee schijnt uit de Scandinavische landen te stammen: een heks, die de keuken niet alleen beschermt tegen boze geesten, maar ook tegen het gebruik van verkeerde recepten en ingrediënten. In de Verenigde Staten en in Frankrijk kent men de keukenheks ook.

Geratel en gestamp

Gister heb ik met veel nocht de bijdrage gelezen van de heer Ter Vloot, want ik word ook grantig van al dat blote volk, dat maar ongegeneerd de nakende bullig zien laat: men heeft de schaamte de kop afgebeten. het zijn krekt koeien zonder jarepuiden, zoals de wijven van tegenwoordig erbij rennen. Er hoeft maar een streeltje zon te wezen of het jak gaat uit. Maar Ter Vloot heeft dat al tijge mooi gezegd en ik wil het over wat anders hebben. Over het barbekjoen. Mensen, mensen ik weet niet wat ze erop leggen, nevens mij is het allegaar vlees van het stankfabriek uit Burgum, want ik kan mij niet begrijpen, dat het van de slachter uit de buren komt, zo stinkt en walmt het. En ze moeten ook heel wat afvreten, want het duurt maar en het duurt maar. Ze beginnen om halve zevenen en ze zijn om kwartier over negenen nog niet klaar. En maar zuipen en zuipen, het ene flesje bier na het andere en de muziek wordt heeltijden luider: allerovergrijselijkst geratel en gestamp.

Vrouw Ymkje Sinnema - Meindertsma, Rotsterhaule.

Auvergne

Het was pas half zes en ik vond, dat we op dat uur best nog even aan de bar van wat eigenlijk een restaurant was, een glaasje konden drinken. “Un petit alcool d’Auvergne”, ik liet aan de mevrouw achter de toog over wat het zou worden. "Prune", dus. Alhoewel zij meer een zuurpruim was. Mijn vrouw legde me uit hoe dat kwam: ze was aan de afwas van de vorige avond, die vermoedelijk iemand anders voor haar had achtergelaten. Mijn vrouw heeft oog voor dat soort zaken, ik niet. We waren binnengestapt omdat voor het raam een bordje stond dat het restaurant een ontmoetingsplaats zou zijn voor “cabrettaïres”, bespelers van de doedelzak uit Auvergne. En inderdaad, er hing een cabrette in een vitrine met een paar losse pijpjes en wat mondstukken. Er naast hing een draailier (vieille à roue) en het instrument, waar meer dan honderd jaar geleden in deze wijk van Parijs, le Marais, de muzikale oorlog rond was uitgebroken: de accordeon. De accordeon was meegenomen door Italiaanse arbeiders, die zich in le Marais vestigden, de Auvergnaten kwamen met hun cabrette, die ook wel musette genoemd werd. Musettemuziek was dus doedelzakmuziek, maar de Italianen annexeerden het woord en dus denken we vandaag als we het woord musette horen aan op accordeon gespeelde lichtvoetige Parijse walsjes. De Auvergnaten waren destijds woedend en geef ze eens ongelijk: appels heten geen peren. Het heeft heel wat jaren geduurd voordat de accordeon ook door hen werd geadopteerd en ze er achter kwamen dat een duet van beide instrumenten een uniek geluid oplevert.
Om een gesprek op gang te brengen vroeg ik, wijzend op de draailier hoe dat instrument heette, ik wist dat wel, maar je moet ergens beginnen en zie mevrouw ontdooide en bij het afscheid kreeg ik behalve een kaartje met het adres van een aan de cabrette gewijde website, de raad nog eens op zondagmiddag terug te komen, want dan komen de cabrettaïres in het restaurant aan de Rue de Lappe bijeen. Die website (www.cabrette.com) is trouwens fantastisch: je kunt niet alleen een groot aantal bourrées, marsjes en walsjes beluisteren, maar ook heeft men een grote hoeveelheid bladmuziek opgenomen.

Zo kwam alles tenslotte goed: cabrette en accordeon