31.12.21

BEJAARDENELLENDE

Hoe was het ook al weer?  Bejaarden gingen in 2020 door Covid dood en jongeren moesten binnenblijven en zo werden jongeren de  dupe van bejaarden, en inmiddels weten we ook dat het bejaarde tuig door niet door te stromen naar een  kleinere woning op enorme wijze  bijdraagt aan de woningnood. Daar dient verandering in te komen! Een bejaarde kan heel goed leven  op 5m2,, in grote Chinese steden gebeurt dat ook. En waarom zou het dan  hier niet kunnen? Laat het kabinet Rutte 4 hier snel werk van maken. Door bijvoorbeeld in Zeeuws-Vlaanderen speciale prefab bejaardendorpen te gaan bouwen. Dorpen met woningen van 5m2 en als het kan minder. Zes planken moeten toch ook voldoende zijn.

Theodosia Lackschwanz, Zoetermeer.

   

30.12.21

Jean-Pierre Wimille



Naam en faam kreeg Jean-Pierre Wimille als Bugatticoureur. Zijn eerste wedstrijd  reed hij in een Type 37A (zie boven), maar daarna zouden nog vele andere, blauwe bolides volgen, ook reed hij na de oorlog voor Alfa-Romeo. Van een groot aantal van  de door hem gereden  auto's heb ik miniaturen, ook van zijn Wimillepersonenauto en van de Simca-Gordini waarmee hij in Buenos-Aires verongelukte.
 

 

Lecuona 2

Lecuona, die de Cubaanse Gershwin genoemd werd, schreef o.a "Malagueña".

29.12.21

Lecuona

Ernesto Lecuona  (1895-1963), de man met een band, waar hij zelf niet in zat: de Lecuona Cuban Boys.

28.12.21

MARK

 

 
wees gerust ik was er altijd al en ik zal er altijd zijn

Hufterij

In Antwerpen schijnt het momenteel te sterven van de Nederlanders. Ja, zo is dit volkje wel. Toen ik een aantal jaren geleden in Bergen in Noorwegen was, vrat het zijn buikje vol aan walvisvlees, want dat mag in Nederland niet.

27.12.21

SPROJTJES

Wat ik altajd zo loik gefonden heb, dat wij 's avonds na de mahltajd, als de schnitzel, de aardappels en de sprojtjes opgegeten waren, dat we dan met  de majsjes een spelletje deden. Dan deed Juul  de overgebleven sprojtjes op de floer als groen, groen knollen-knollenland en dan gingen twee van  onze majsjes daar tussen zitten en dan was ik natuurlajk de  jagersman en schoot er een voor de grap dood en dan moest de ander heel hard hojlen. Dat was so ontzettend grappig.

SNOITER

Dit lied hoort te worden gezongen op de manier van de grootvader van de Oranjetelg: "Een vrehmder armer snoiter, war müde van dat wandern, war müde van dat wandern, hai had sain floit verlohren, oit seine mantelsack, sack, oit seine mantelsack. Das ist nichts, ich heb gefundem, wahr jai soviel van houdt, la, la, la, la-la, la, la, wahr jai soviel van houdt."

26.12.21

VOGELS

 Wie denkt aan vogels in muziek komt niet om Olivier Messiaen heen, maar  er is al veel eerder sprake van gevederde vrienden in serieuze muziek, bijvoorbeeld  bij Vivaldi en Clément Janequin, maar we moeten  om echte vogels te beluisteren naar Cosmo Sheldrake.

25.12.21

ASO


 

24.12.21

KERSTSPEL

 


KERSTSPEL

23.12.21

BUGEL

 een  bugel met tien kleppen uit de jaren dertig van de 19e eeuw


KERSTMIS

In het kader  van de "vervrolijking" van 's mensen beste vriend ter gelegenheid van kerst







UNA: "IDIOTS".

SOEPTEGEL

Zijn overgrootvader had Harm Stoeptegel geheten, een nette naam, maar door een weinig oplettende ambtenaar van de burgerlijke stand in Drachten, was het vers geboren zoontje van  Harm ingeschreven als Jacob Soeptegel en daarom heette zijn in Den Haag wonende kleinzoon ook Soeptegel. Hoe vaak hij het verhaal hoe hij aan die naam gekomen was had moeten vertellen, wist hij inmiddels niet meer. Hij was er op school mee gepest. Maggiblokje hadden ze hem genoemd en toen een verdomd aardig vriendinnetje hoorde wat zijn achternaam was, had ze het meteen uitgemaakt. Nu had hij een hond. Rakker. Maar ook die naam zorgde voor problemen want er waren buren die net deden of ze die naam niet verstonden en  het hadden over Kakker. "Hep-ie de kak fan Kakker wel opgerùimp?'" vroeg zijn buurman wanneer hij met de hond thuiskwam.

SARA

 


 SARA BAREILLES C.S. "PLAYNG  FOR CHANGE"

22.12.21

Wij springe d'r uut

 



CAN-CAN

 


BRICQEBEC

 

FRYSKE LAN

BOEKJE

Het boekje stond op een opvallende plaats in een Hilversumse boekhandel  en ik voeg er meteen aan toe dat wanneer het daar niet gestaan had, ik  het ook niet gekocht had. Gelukkig ligt het nu naast het toetsenbord en heb ik me er gisteravond mee vermaakt, want "More Weird Things Customers Say in Bookshops"* van Jen Campbell is een prachtig werkje, vol waanzinnige vragen waarmee de boekhandelaar te maken  krijgt. Ik citeer er één, voor de rest dient u dit boekje spoorslags aan  te schaffen.
Customer: "I'd like a Christmas book, about Christmas, that doesn't have anything to do with snow, or robins, or snowmen, or Jesus, or holly."
Bookseller: ".....right".
Customer: "And no bloody carols, either!"


* Uitgegeven door Constable & Robinson Ltd. ISBN-13: 978-1-47210-633-9

 

Besmettelijk

De Compagnie de chemin de fer Paris à Orleans, opgericht in 1838 en in 1843 effectief in bedrijf tussen beide steden, gebruikte eerst Buddicoms, maar na overname van de Grand Central kwam ook bovenstaand locomotief in gebruik, die overigens ook bij de P.L.M. dienst deed, maar dan in een wat minder besmettelijke kleur. Want bovenstaande 030, bijgenaamd "Bourbonnais", heeft een voor een stoomlocomotief wel heel onverwachte tint. Latere locomotieven  van de P.O. waren grijs. Ook andere Franse maatschappijen gebruikten specifieke kleuren voor hun stoomlocomotieven.

 

21.12.21

NEUS

 

Peter Sellerrs, Ringo Starr, John Cleese en
Rembrandt.

 

WILBUR

Vier epeetjes van dezelfde man en zijn band, ik moet hem destijds hoog in het vaan gehad  hebben en ik vind trombonist Wilbur de Paris (1900-1973) nog steeds de moeite waard, want hij trad regelmatig met zijn New New Orleans Jazz buiten de gebaande paden. Een jazzorkest dat Ketèlbeys sfeerstuk "In a Persian Market", een Mexicaans werkje als "Cielito Lindo" of een liedje uit een Broadwayshow uit 1906 als "Yama Yama Man" opnam?  De Paris draaide zijn hand er niet voor om. Geboren in een muzikale familie - vader speelde trombone, banjo en gitaar en was bovendien buikspreker en spreekstalmeester in een circus - trad Wilbur op zesjarige leeftijd als altsaxofonist op in shows van vader en ongetwijfeld betrad jongere broer Sidney (1905-1967) een paar jaar later hetzelfde pad. Jazz komt pas later in zijn leven, net als de trombone. In de jaren twintig  speelt hij in het orkest van Leroy Smith, een zwart orkest dat goed naar de Whitemanband geluisterd had, dit is Gershwins "Rhapsody in Blue" door Smith's Orchestra. Vervolgens vinden we Wilbur in Mills Blue Rhythm Band, hij speelt ook in de band van Noble Sissle, in Louis Armstrongs orkest, bij Duke Ellington,  bij Roy Eldridge, kortom hij is niet een man die furore maakte in dixielandmuziek voordat hij - samen met broer Sidney - zijn New New Orleansband formeert. Toch had hij ook opnames gemaakt met Sidney Bechets New Orleans Feetwarmers. Op het eerste elpeetje dat ik van Wilbur kocht stond o.a. dit spetterende "I've found a New Baby".

 

In Memoriam

  • Vandaag dienen wij een ogenblik stil te staan bij het verscheiden van Wammes Dromzefluit in leven countertenor/doodgraver bij het 3e Regiment Huzaren van Boreel. De heer Dromzefluit  leek  al heel jong in de wieg gelegd voor doodgraver, voor het beroep van countertenor diende hij nog enige jaren geduld te hebben. Op zijn derde jaar begon hij al zeer ijverig dode torretjes en dode rupsjes onder de aarde te schoffelen met een schuifje dat hij ook voor de maaltijden  gebruikte. Soms nam hij per abuis ook  wel eens een torretje of rupsje mee tussen zijn kaken, hetgeen hem dan een verwijtend  woord op leverde van zijn moeder. Zijn vader was toen reeds met de noorderzon vertrokken naar Cuba, waar hij castagnetten leerde spelen in een hawaii-orkest, dat uitermate populair was bij de toenmalige dictator Batista. Na de torretjes en de rupsjes stapte de jeugdige Dromzefluit over op dode vogels, waarbij reigers zijn voorkeur hadden. Na het doorlopen van de middelbare school nam hij ogenblikkelijk dienst in de landmacht, want hij droomde veel van de wereld te zien en olifanten te kunnen begraven. Want dat laatste is weinig terecht gekomen zodat hij op zoek ging naar ander vertier en hij  vond dit in buitengewoon hoog gezang, waarin hij werd bijgestaan door twee andere huzaren, zij het van Sytzama en van Salade, Vlaklander Eikenhoutz en Standaard Buiten. Gezamenlijk zongen zij het hoogste lied, dat zij dikwijls kozen uit het repertoire  van Cornelis Willem Heuckeroth, in Nederland beter bekend als Gordon. Helaas is Dromzefluit gister  om het leven gekomen bij de Oefening Pantservuist, opgezet ter herinnering aan de koninklijke grootvader, de heer Von Lippe Biesterfeld.

Pandemie


 

20.12.21

VREEMD

Rap heeft voor mij een vrouwonvriendelijk en van een vulgair Amerikaans taalgebruik doordenkt Willy-Alfredoniveau. Ik ben me er van bewust dat de naam van deze "roept-u-maar-rijmkunstenaar" (echte naam Willem Jue [1898-1976]) u misschien niets zegt, maar hij was buitengewoon populair, zelfs zo dat Frans Halsema een prachtige parodie maakte. U begrijpt ik ben geen liefhebber van het genre, er zit voor mij in rap te weinig muziek. 't Zal ook mijn leeftijd zijn en meteen vraag ik me af, hoe zat honderd jaar geleden met iemand van boven de tachtig? Vond die ook moderne klanken ietwat moeilijk te verteren? Ik aarzel om die vraag te beantwoorden, maar ik denk dat het meeviel, waarom zou een militaire kapel anders toen moderne muziek op het repertoire zetten? Er was destijds duidelijk een behoefte aan grapjasserij, dat werd verkocht als "novelty' en exotica, want waarom speelde Paul Biese en zijn Novelty Orchestra de Egyptian One Step "Bo La Bo", waarom was - alleen de titel al - "The Sheik of Araby" een foxtrot oriental? Er zijn allerlei verwijzingen naar het Middenoosten,  de Original Dixieland Jazz Band nam in 1920 "Leena from Palesteena" op. Ben Selvin leidde eveneens een novely-orkest, van dat orkest is dit "Dardanella". Opvallend die hang naar het vreemde!

 

19.12.21

Woorden

De woorden hebben geen enkele zin, toch lees ik niets moeilijks : "Haagse Tramhistorie",  het blad van het Haagse Openbaar Vervoer Museum. Ik  stop ermee. Naast dat ik bijna niet uit mijn woorden kom, nu ook nog dit. Praten en lezen waren nooit een probleem voor  mij. Met dat eerste heb ik nota bene jaren mijn brood verdiend. Na een paar dagen gaat het weer beter en kan ik het boek waarmee ik bezig ben oppakken.  "The Bookseller of Florence. Vespasiano  da Bisticci and the Manuscripts that Illuminated the Renaissance". Over de handgeschreven kopieën uit de vijftiende  eeuw van onder meer Plato, de  opkomst van de boekdrukkunst, het nooit aflatende krijgsgewoel met  de Turken en de wonderlijke Pausen. Gelukkig ik lees weer. Ik krijg wel de raad contact op  te nemen met een  logopediste. Dat doe ik. Want  ieder keer als ik een woord niet ogenblikkelijk paraat heb raak ik in paniek. Toch niet een nieuwe tia? Iedereen vindt bij tijd en wijle een woord niet, maar bij mij leidt dat sinds mijn tia tot paniek en vind ik het woord helemaal niet meer. Ik krijg een lijst met meer dan negentig plaatjes die ik moet benoemen. Het eerste is dat van een auto, maar ik zie wat voor auto het is: een Audi. Dus ik zeg "Audi", maar dat hoort niet. Auto is het goede antwoord. Verderop staat iets waarvan ik weet dat het geen tomahawk is. Maar wat het wel is, daar kom ik niet op. De logopediste zegt "B". Ik weet het weer. Boomerang. 

Lezen gaat goed. Ik bestel bij Atheneum twee boeken' "Familiewandeling" van Marcel Möring en "Decamerone" van Boccacio. Dat laatste als aansluiting op "The Bookseller of Florence", dat  eerste niet alleen omdat ik  samen met Marti Elkerbout hem ooit bij Joods Maatschappelijk Werk ontmoette, maar omdat "Familiewandeling" een schitterend boekje is van  Paustovkij-achtige allure.  Ik  bestel een derde boek, ook van iemand die ik ontmoet heb en hoog in mijn vaandel staat. Ik interviewde hem in Utrecht, want daar woonde hij toen:  Peter Vos. Wat een fantastische tekenaar. "333 Vogels" bewijst dat nog maar weer eens.

18.12.21

I-F 5

 


In mijn verzameling autoprospecti zit dit Franstalige blaadje van de laatste Isotta-Fraschini. Dat het niet  goed ging met het merk is duidelijk, een gerenommeerde firma laat het niet bij zo'n schamel blaadje.

17.12.21

Bommel

 


 AL ZO"N BOMMELCOLBERTJE GEKOCHT?

I-F 4

 

De meeste auto's gingen naar de Verenigde Staten en het is dus niet verwonderlijk dat na de crash van Wallstreet Isotta-Fraschini bijzonder hard getroffen werd. De Italiaanse dictator Mussolini bleek, toen  het moeilijk was de dure wagens te  slijten, totaal andere plannen met het merk te hebben, samenwerking met Ford werd door hem  verboden en de fabriek kreeg de opdracht vliegtuigmotor en vrachtwagens te bouwen. Toch werden er tijdens de oorlog in  het geheim voorbereidingen getroffen opnieuw auto's te bouwen en in 1947 verscheen het Type 8c "Monterosa", een geheel nieuw concept ontworpen door R.I. Rapi. De wagen had  een watergekoelde V8 achterin, met een inhoud  van 2982cc, de carrosserie kwam van Touring, Zagato of Boneschi. Hij was echter prijzig, voor de helft van het geld kon een  Buick, een Jaguar XK 120 of een  Tatra 87 worden aangeschaft. In september 1949 ging Isotta-Fraschini failliet.




16.12.21

18 JAAR

  


Corona? Hoezo Corona?

BAUDET

  


"Ik ben intens verdrietig."

I-F 3

 


In 1908 had Isotta-Fraschina al een  V8-vliegtuigmotor  afgeleverd en behalve automobielen leverde de fabriek inmiddels aan een aantal Italiaanse vliegtuigfabrieken motoren en dat  werden er nog  meer nadat Italië in 1915 bij de Wereldoorlog betrokken raakte. In 1916 schijnt het  prototype van tet Tipo 8 voor de eerste keer gereden te hebben,  een auto die zich met Rolls-Royce en Hispano-Suiza kon meten, 's werelds eerste  achtcylinder in serie.  Een bijzonder comfortabele wagen, niet bijster snel,  maar uiterst luxueus en graag gekocht door niet alleen koningen, maar ook  door bijvoorbeeld Charlie Chaplin. In  1924 verscheen een verbeterde versie het Tipo 8a, met een  motor met een cylinderinhoud van 7370cc.

 

15.12.21

TOEKOMST

Dropkens, Bordjepap, Ka en Ventiel: "Vooruit kijken naar de toekomst". Zeg nou zelf, dat is iets heel anders dan vooruit kijken naar het verleden.

NAMEN 3

Weet u nog? Gert-Jan Ventiel en Ka Kaag: "Nooit meer met Rutte!"

I-F 2

In 1906 stond een Isotta-Fraschini racewagen op de Salon in Parijs waar  Giustino  Cattaneo, die zijn sporen had verdiend bij Bernardi, Züst en Florentoma, flink had bijgedragen. maar in 1907 ontstonden er financiële problemen en kwam de meerderheid van de aandelen in handen van de Franse firma De Dietrich. Het jaar daarop won Trucco (foto) de Targa Florio en de verkoop steeg. In 1909 ging driekwart van de productie naar het buitenland. Het waren forse wagens, het type IM had een cylinderinhoud van tieneneenhalveliter, de eindoverbrenging ging met kettingen. De maximum snelheid was 150 km/u.

14.12.21

APP

 MALLE  EPPIE

Hawkins

Coleman Hawkins

I-F

Een legendarisch - maar verdwenen - merk: Isotta-Fraschini, genoemd naar Cesare Isotta en Vincenzo Fraschini. Voor 1900 in Milaan al bezig met de verkoop van Renault, waarvoor ze spoedig onderdelen begonnen te maken. In 1902 bouwden ze hun eerste eigen auto onder eigen naam. Een viercylinder.

NAMEN 2

Herinnert u zich hoe de heer Bordjepap kort na de verkiezingen meldde dat  hij zich bescheiden zou opstellen omdat het CDA  het slecht  gedaan had en hoe Bordjepap zich  al na een paar dagen met een gloednieuw t-shirt  naar voren wrong en hoe premier Dropkens zich allerlei zaken niet meer kon herinneren, welnu zij  komen terug met meer elan, wat dat ook moge betekenen. Een nieuwer t-shirt, een nog kortere termijnherinnering? En dan hebben we mevrouw Ka Kaag die iets anders wilde, maar op de zelfde voet voortgaat en Christenunionist Paul Zult  opnieuw in haar armen sluit.

12.12.21

Kerstlied

 


Kerstlied van "Peat and Diesel" uit de Hebridies

NAMEN

Soms hebben mensen de juiste namen en valt er niets te verbeteren, andermaal valt er juist veel te corrigeren. Aan Alexandra van Huffelen en Ankie Broekers-Knol zou ik niets veranderen. Maar Mark Dropkens klinkt vele malen beter dan Mark Rutte om over Wopke Bordjepap, Hoekenpak Grapperhaus en Hugo van Reutelen nog maar te zwijgen.

 

KERSTVERHAAL


Nu velen uwer opnieuw de wens hebben  geuit het jaarlijks kerstverhaal eerder te publiceren, zodat het tijdig als kerstspel door een lokaal  kerkgenootschap kan worden ingestudeerd, voldoe ik volgaarne aan dit verzoek, ook al omdat veel vaderlanders de lichtjes in derlui bomen en struikgewas voor de woning reeds voor 1 december  hadden ontstoken en her en der in de huiskamer al een kerstboom was opgesteld, dit alles onder het motto je kunt er niet vroeg genoeg bijzijn.
Het was drie uur in de ochtend toen de kleine Krootje haar oogjes opendeed in het schamele bedje op de intens koude vliering van een armoedig landarbeidersstulpje in Fochteloo. Haar vader en moeder Harm en Stobbeltje Koker-Ponteneur hadden haar de avond tevoren tijdens het gezamenlijk zingen van "Hoe leit dit kindeke"-  goed ingepakt - te ruste gelegd. 
De herdertjes lagen intussen net over de grens in Drenthe in het veld,  helaas had het drietal: Luppe, Minze en Egge tijdens het tellen van de schapen ruzie gekregen en lag Luppe met gekloofde schedel op zijn  buik  op de koude grond met een driekwart geledigde kruik citroenjenever naast zich. Minze was net van plan zijn illegale vuurwerk af  te steken, toen aan de horizon vanuit de richting Oost-Stellingwerf een engel verscheen, bij nader inzien bleek het Krootje, die na het openen van haar oogjes, deze op aarde voorgoed gesloten had, maar op weg naar de hemel ze weer wijd opende en beide handen uitstrekte naar Luppe die meteen, voornamelijk vanwege acute alcoholvergiftiging, het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. “Dat moet ons weer 'ebeur’n”,  mompelde Egge, die van een ooi met de naam Itske afstapte. “Zal je ’n keer kerstemis vier’n, goat Luppe de piepe uut”. “Maar oe hebt doar flink oan biedroag’n”, zei Minze, “eerstens heb oe de jenever ‘ekocht en daarna heb oe ‘m de schedel ‘ekloofd omdat oe 68 skapen ‘eteld had en hij 69.” “’t Was altied donderen met Luppe”, zei Egge, zijn gulp dichtknopend. “Fient oe dat gek dan? Luppe kwam uut Donderen”, zei  Minze, terwijl hij de eerste superzevenklapper aanstak, waarna de schapen “Daar is uit ’s werelds duist’re wolken” aanhieven. De schapen waren nauwelijks uitgezongen of er klonk blaasmuziek. "Hemelse hoorns, halléhalléluja", riep Minze en zonk, de handen ten hemel geheven, op de  knieën. "Welnee man, dat is oe gettobloater", zei Egge. "Gettobloatster", verbeterde Minze, terwijl hij een takje uitgebloeide struikhei van zijn broek sloeg. En inderdaad bleek het een nachtprogramma van de Evangelische Omroep op NPO3FM met een live-uitzending vanuit Ulrum met medewerking van het christelijk-gereformeerde fanfarecorps "Soli Deo Gloria". “Wilt oe nog een slokkien?”, vroeg Egge, die de bijna lege citroenjeneverfles naast het levenloze lichaam van Luppe had opgeraapt en voorzichtig een klein slokje nam. “Nou loat’n we dat moar doen, want ’s toch koalder dan dat ik docht” en Minze nam een forse teug. “Niet zoa hastig”, zei Egge, terwijl “Soli Deo Gloria” “Nu zijt wellecome” inzette. “Helemoal niks te wellekoam'n”, zei Minze, “want wat doen’n we met ’t liek van Luppe, doar bint we moai kloar met." “We kunt ‘m hier begroav’n”, stelde Egge voor. “En dan, en dan… want se goan ons zeker bevroag’n woar der blieve’n is en hebt oe dan ’n antwoard?” “Joa, oe hebt geliek, dat kunt we beter niet doen’n. Moar as oe de kwat nou ’s ophoald, dan sette we ’m doarop en  binn’n ’t gaspedoal vast en loaten ‘m wegriden en dan riedt ‘r teugen ’n boam en soademietert ‘r der af”, zei Egge. “Liekt ’t of ‘r ’n ongeluk  heb ‘ehad.” “Soli Deo Gloria” begeleidde op dat ogenblik het Houtigehaagster dubbelmannenkwartet "De Goede Zaaier" - dat op niet religieuze bijeenkomsten optrad als shantykoor "De Zeekloppers" - en net  “'k Hoor de eng'len zingen o, zo lief en teer” had ingezet. “Kling-klang, kling-klang, kling-klang, kindeke zo rein, laat mijn hartje, lieve Heer uw need’rig  kribje zijn”, klonk het uit de ghettoblaster. “Dat is ’n pracht van ’n idee. Ik goat geliek de kwat ophoalen, as oe ‘m dan alvast rechtop set", zei Minze. Terwijl in tal van kerstverhalen op dit moment één enk’le, held're ster aan de hemel verschijnt - de zogenaamde ster van Bethlehem - bleef het op de Drentse hei aardeduister, zodat Minze grote problemen had bij het zoeken naar de quad en eenmaal gevonden moest hij vaststellen dat Luppe, ondanks zijn belofte, de verlichting van het voertuig te controleren, vergeten had deze na te kijken. Omdat het weinig zin had een dode te vervloeken startte Minze de motor en vond de terugtocht eveneens in het aardeduister plaats. Hij zette meteen de sokken erin en dat kwam hem duur te staan want hij ramde de quad tegen de enige boom in de wijde omgeving en Minze legde het loodje. Egge, die inmiddels Luppes lijk had opgehesen, hoorde de klap, liet het lichaam vallen en begaf zich op weg in de richting  van  het geluid, op de voet gevolgd door negenenzestig schapen met Itske vooraan. Egge overzag het slagveld en mompelde: “Twee doad’n, ’t kan weer niet op, wa' moet ik doen, wa' moet ik doen?” Itske, die enige kennis had van bebaard volk (behalve van Jan, Piet, Joris en Corneel, want die zaten in "De Zeekloppers" uit Houtigehage) blaatte: "'t Is ‘n terroristische doad Egge, allemoal ’n  snackbar, allemoal ’n snackbar.” “Dat is ’t  Itske, oe hebt geliek, alhoemoal 'n snackbar”. Uit de ghettoblaster klonk: “Laat de citer slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen: de hei-hei-hei-heiland is geboren.”

 

BASIE

 


THE COUNT BASIEBAND

Benny & Blanc

 Jack Benny en Mel Blanc

MIELE 2

 

"Miele er is geen betere|" meldde het dak  op de Haagse PCC-car. Je dacht meteen aan wasmachines,  maar Miele maakte meer. In 1912 zelfs een auto. Om precies te zijn werden tussen 2 april 1912 en 26 februari 1914 in Güttersloh twee modellen auto's gemaakt, terwijl een derde op stapel, de K1, K2 en K3, ieder met een grotere cylinderinhoud. Er was niet mis met de wagens, maar de verkoop  viel tegen en dus hield Miele het  wat auto's betreft na twee jaar voor gezien.


11.12.21

GEKAKEL

Er wordt weer heel wat afgekakeld door de tv-mannetjes en  -vrouwtjes in de zogenaamde talkshows, zo schijnt Max Verstappen de grootse autocoureur aller rijden te zijn, alsof Brabham, Fangio, Ascari, Wimille, Schumacher, Nuvolari, Moss, Rosemeijer, om maar een paar te noemen, nooit bestaan hebben. Groot-Brittannië moet de bakermat zijn van de racerij, terwijl ik altijd dacht dat die in Frankrijk gezocht moest worden, omdat de "red flag act" voor de Britten roet in het eten gooide.

TAAL 3

Anders dan in Nederland gebruiken de Denen het laatste deel van automobiel "bil" - beweger - voor auto, wij gebruiken auto - "zelf" en natuurlijk is "køretøj"- dat ik gister gebruikte - niet auto maar rijtuig. Dat "tøj" zie je in veel Deense woorden, bijvoorbeeld in "legetøj'", waar het merk Lego van is afgeleid. De  Denen hadden een ander  beroemd speelgoedmerk Tekno, oorspronkelijk van blik en uitschroefbaar.

Het was een moeizame worsteling om "Dansk Biler og Motorcycler" onder de knie te krijgen, wel werd duidelijk dat er  heel wat mannen in heel wat plaatsen in Denemarken bezig waren geweest met auto's. Daar was was o.a. M. Alfang, die van 1912 tot 1914 pogingen had  gedaan in Silkeborg. "M. Alfang, født i  Silkeborg i, 1878, drev  i årene 1904-28 et vaerksted på Søndergade og Chr. IX's vej, hvor Silkeborg Motorcomp. ligger i dag." (M. Alfang, geboren in Silkeborg in 1878, had in de jaren 1904-'28 een garage op de Søndergade en Christaan IXweg, waar de Silkeborg Motorcomp. vandaag gevestigd is).  "Han bygede i årene op til den første werdenkrig to automobiler. Krigen  satte en stopper for videre produktion, idet Alfangg, som havde sat sine penge i en tysk  bank, mistede dem da marken faldt." (Hij bouwde in  de jaren  voor de Eerste Wereldoorlog twee auto's. Alfang die al zijn geld op een Duitse bank had staan, stopte omdat de mark viel.) Dat laatste is een gokje.

10.12.21

TAAL 2

Eind jaren zestig kocht ik mijn eerste vooroorlogse auto. Een zescylinder Nash uit 1937. En ik  werd lid van de Nashclub in Amerika. De club had nogal wat leden in Denemarken en  het leek me een goed idee in dat land op vakantie te gaan om een aantal van hen op te zoeken. In Ormslev had iemand een heel wagenpark, gedeeltelijk binnen en buiten. Buiten stond o.a een Mack Bulldog met kettingaandrijving. In  de buurt van Kopenhagen vond ik bij een oudere heer een vier-onder-de-kap achtcylinder Nash met dubbele ontsteking. Ik mocht zelfs een stuk meerijden en ik kreeg een boek: "Danske Biler og Motorcykler 1900-20". Dat betekende Deense auto's en Motorrijwielen, dat wist ik inmiddels. Maar van de rest  kon ik geen chocola maken, terwijl de Deense automobielindustrie belangrijk is, ook omdat ze  er  - dankzij Hammel - al heel vroeg bij waren. Ik zocht het aan hem gewijde hoofdstuk op: "Al bilisme i Danmark begyndet med Hammels selbebevaegelige køretøj  - og dog."  Woord voor woord vertalen zat er niet in, maar als ik maar de zin van de woorden begreep. Al het automobilisme in Denemarken begon met Hammels zelfbewegende auto - of  ... want  dat og dog begreep ik niet.

9.12.21

TAAL

Van vakantie nam ik meestal iets mee dat me aan  de taal van het land of de streek deed denken. Uit de Elzas een boek van Kuifje in het Elsässisch en een CD van René Egles,  uit Jutland een verhalenboek in het Juts, uit  Shetland een boek met grappen uit de de taal van Shetland, uit Cornwall een spraakkunst uit het Cornish en uit  Bretagne iets soortgelijks  uit het  Bretons. Zo kwam ik er achter dat het woord vijftig in laatstgenoemde taal - naar analogie van het Franse quatre vingt - hanterkant is: half honderd. Kant kennen wij ook: een kantje haringen. Het gaat mij er niet om de taal te leren, maar om dit soort feiten en feitjes. In de belangrijkste winkelstraat van Kopenhagen Strøget hoorde ik een mevrouw die wilde afrekenen "Må jeg betale?" zeggen, het klonk als het Friese "Mei ik betelje?", dus ik waagde het er op. Dat was geen goed idee, want voor ons is het geschreven Deens iets totaal anders dan  het gesproken Deens. Geschreven Deens heb ik me aardig duidelijk gemaakt, door om te beginnen advertentie van kranten te gaan lezen. Bij de advertenties stonden meestal plaatjes en die verduidelijkten veel.


8.12.21

SCHALMEI

 

In Duitsland schijnt men deze toeter met meer bekers een schalmei te noemen, ik denk bij een schalmei meer aan een middeleeuws instrument.


Even Stilstaan

Zoals ieder jaar willen wij  dit maal in december degenen herdenken die ons in 2021 ontvielen. Daar is in de allereerste plaats Theobalda Bakkeneur-Sneuters, die op 3 maart het tijdige met het eeuwige wisselde,  precies drie weken nadat Wandert van der Flots stierf. Samen stond dit gerenommeerde tweetal, natuurlijk - en terecht voorzien van het bronzen draagkruis in de orde van Oranje-Nassau met de  groenkoperen zwaarden overhandigd door Willem Alexander in eigen persoon -  jarenlang op de bres voor Bussum, hart van het Gooi, wij kunnen hen vanaf deze plaats het best eren door hen de pacemakers van Bussum te noemen, want zij ijverden immers dag en nacht voor het verwijderen van hondenuitwerpselen en zorgden tevens dat thans 's zondags rond drie uur 's middags niet één maar tien kanonnen in het centrum kunnen worden afgeschoten.  Wij zijn dit roemruchte tweetal zeer veel dank verschuldigd en willen hier even stilstaan bij hun enerverende levensloop. Mevrouw Bakkeneur-Sneuters ging na het succesvole doorlopen van de bewaarschool aan het Wethouder  Schomperspad naar de lagere school aan de toenmalige Burgemeester Steven T. Ronthommelstraat, een straat die van naam veranderde toen de kleine Theobalda, in de wandeling Thea genoemd, in de tweede klas zat, omdat Rondhommel tijdens zijn langjarige ambtsperiode meerdere ongewenste grepen in de kas en in de boezems van zijn secretaresses had gedaan. In deze periode werd Theobalda lid van de Gooische dameshockeyclub Hoop Doet Leven H.D.L., waarvan Ronthommels zoon Simon Agamemnon voorzitter was, die in het naburige Laren kort daarop werd aangehouden wegens niet nader te noemen handelingen met minderjarigen. Het zat de later tot grote glorie uitgegroeide Bussumse in haar jeugd dus niet mee, daar kwam pas na haar twintigste verandering in toen zij op Koninginnedag, destijds nog gevierd op 31 augustus, haar toekomstige echtgenoot Bernard Isidoor Tijmen Bakkeneur leerde kennen, werkzaam op de secretarie der gemeente, maar die helaas drie jaar na het in 1955 gesloten huwelijk  ten gevolge van een noodlottig ongeval, hij kwam ongelukkig te vallen nadat hij uitgleed over een hondendrol, reeds kwam te overlijden. Gelukkig leerde Theobalda in 1973  Van der Flots kennen, zodat zij zich samen met  hem kon inzetten tot  meerder heil van Bussum. Van der Vlots, geboren in het Drentse Tweede Exloërmond, was met zijn ouders tijdens de crisis, begin jaren dertig in Bussum komen wonen, waar zijn vader agent van politie werd en in 1943 burgemeester van de gemeente Knuffelte (Drente) om na deze kleine onderbreking in 1945 terug te keren als brigadier van politie te Naarden. Wandert zelf was in zijn werkzame leven hoofdredacteur van de Gooische Courant, een advertentieblad dat hij wist uit te bouwen tot de meest gelezen krant in Bussum.

Wij herdenken Theobalda en Wandert op deze plaats met dankbaarheid en mogen zij rusten in vrede.

Miele

PCC-car 1186 van de HTM, die in dienst kwam op 1 december 1958, op 31 oktober 1986 uit dienst ging om  op 18 december van dat jaar gesloopt te worden. De grote reclameborden vertellen dat er geen betere wasmachine is dan Miele.