1.10.22

GJIN OPRJOCHTE FRIES

Nu met grof schuurpapier het verschil tussen randstedelingen en Friese boeren de laatste maanden fors wordt opgewreven, zou het wellicht raadzaam zijn dat  bijvoorbeeld de Friezen eens een Amsterdams telefoonboek raadplegen om te kunnen constateren hoeveel inwoners een Friese achternaam bezitten. Zo slecht moet het dus niet zijn om naar de randstad  te verhuizen.  
Ik kom tegelijkertijd op een zin die ik nooit helemaal precies heb begrepen, alhoewel me het uiteindelijke doel niet is ontgaan: het kaf van het koren te scheiden of beter nog onderscheid te maken tussen bokken en geiten, want het gaat tenslotte om ademende  have. Verschil te maken tussen Friezen en niet-Friezen. Bedoelde zin luidt: "Bûter, brea en griene tsiis wa 't dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries" (Boter, brood en groene kaas wie dat niet kan zeggen is geen echte Fries). Ik begrijp die groene kaas niet, Friese kaas is niet groen, maar is gevuld met krûdnagel en komyn. Volgens de boeken zou Grutte Pier (1480-1520), onder meer zeeschuimer, die de Zuiderzee onveilig maakte, de bedenker van de zin zijn, schepen enterend om, vervolgens aan boord klauterend, vermelde zin uit te schreeuwen en wanneer men van kapitein tot koksmaat niet in staat bleek Grutte Pier na te praten werd de bemanning een kopje kleiner gemaakt. Nu was onthoofden destijds niet een ongebruikelijke handeling. Ook de na te spreken volzin was niet origineel. Zo is er een zin met ongeveer dezelfde inhoud overgeleverd uit een met de hand geschreven foliant die het leven van Henri, chevalier de Val de Rappes beschrijft, afkomstig uit Épernay, trok hij ter kruistocht, de tweede zoals later is vastgesteld, na zijn echtgenote van een kuisheidsgordel te hebben voorzien verdween hij in de richting van Jeruzalem om enige jaren later terug te keren naar Leer in Oost-Friesland, waar hij de rest van zijn dagen sleet als Ruprecht de Rampzalige, zonder overigens de sleutel van zijn vrouws kuisheidsgordel naar Épernay te retourneren. een sleutel, die hij  bij het pootjebaden met een lokale schone in de Dode Zee was kwijtgeraakt, zodat er weinig terug te sturen viel. Ruprecht zat intussen ook in Leer niet stil en bezwangerde onder meer de gebochelde dochter van de waard van de lokale herberg in Leer "Im Schwarzen Adebar"* een aantal malen, één van van hun nazaten werd in 1934 Rottenführer bij de SA in Schwäbisch Gmünd. Uit Ruprechts mond werd door de volijverige monnik Adelwulf - let wel ruim drie eeuwen voor Grutte Pier - volgende zin opgetekend : "Butter, Broat un Käs, wer dath nit seggen kann is nit kehn Freez". Nu was Ruprecht allesbehave een Freez, maar klaarblijkelijk werd er in die dagen minder op dergelijke nationalistische zaken gelet. Doch ook Ruprecht was niet origineel, waarschijnlijk is hij op weg naar het Heilige land om de Muzelmannen mores te leren door Beieren getrokken, want aldaar bestaat de volgende zin om Beier en niet-Beier te onderscheiden "A Woasswürstchn und nein Oaa, wa des ned frisst is koa Boar" (een witworstje en negen eieren, wie dat niet vreet is geen Beier).  Mogelijkerwijs zijn er nog oudere zinnen om  te onderzoeken of men met een landsman van doen heeft, om bijvoorbeeld onderscheid te maken tussen Assyriërs en Babyloniërs, uiteindelijk worden in die contreien nog steeds hoofden afgehakt.
*adebar oud-Duits, waar zowel het Nederlandse ooievaar als het  Friese earrebarre aan zijn ontleend.