Ironisch dat de motor van de nauwelijks te slijten "Royale" uiteindelijk
Bugatti zou redden, maar dan niet in een automobiel, maar in een
railvoertuig: de "Présidentiel", want ondanks al het fraais dat in de
jaren dertig uit de fabriek kwam, zonder de bouw van railvoertuigen had
Bugatti het niet gered. De spoorwegmaatschappij État bestelde begin
augustus 1932 twee prototypes en in april 1933 stond het eerste
prototype op de rails, een zogenaamde WR (Wagon Rapide) met een lengte
van 23 meter, met vier(!) Royalemotoren, 48 zitplaatsen en een "kiosk"
voor de bestuurder op het dak. Op 30 juli 1933 opende president Albert
Lebrun het nieuwe havenstation in Cherbourg, hij arriveerde per Bugatti
WR, die vanaf die datum "Présidentiel" ging heten. Maar het zou niet bij
dit type blijven.
De "autorails" waarin president Lebrun zich verplaatstste had er drie
uur en vijftien minuten nodig om van Parijs Saint-Lazare Cherbourg (372
kilometer) te bereiken, omdat een snelheidsbeperking gold van 130 km/u.,
maar er zat natuurlijk meer in en op 24 october 1934 werd een
recordpoging gewaagd, helaas werd de gedroomde snelheid van 200 km/u.
niet bereikt, maar 192 km/u. was zeer respectabel, vooral als men
bedenkt dat die snelheid op een gewoon baanvak, tussen Le Mans en
Connerré, werd behaald. Maar een capaciteit van slechts achtenveertig
reizigers is natuurlijk bedroevend en al gauw ontstond het idee om een
motorloos aanhangrijtuig met dezelfde vorm achter de Présidentiel te
hangen, de ruimte waarin de vier Royalemotoren stonden kon tevens voor
bagage worden gebruikt. Het aanhangrijtuig kreeg geen bestuurderskiosk.
Een totaal van vijf aanhangrijtuigen werd aan de État geleverd. De
Bugatti's deden dienst op de baanvakken: Parijs - Trouville, Parijs -
Rouen - Le Havre, Parijs - Dieppe en Rouen - Le Mans.
De Bugatti-autorails was zo'n succes dat er variaties op het thema
volgden, er kwamen respectievelijk een lichter type (WLG Court), een
gekoppeld type (WR Double), een driewagenstel (WR Triple) (foto onder),
een verlengd type (WLG Allongé) en een nog langer type (WLG Surallongé),
totaal werden er 88 autorails door de fabriek in Molsheim vervaardigd,
bovendien kwamen nog vijf aanhangrijtuigen uit de fabriek. Behalve de
État werden de Bugatti's afgenomen door de PLM, de AL, de Est en de SNCF.