Een aantal Europese fabrikanten heeft na de Tweede Wereldoorlog geprobeerd een kleine auto naar de Verenigde Staten te exporteren, behalve Volkswagen is dat in feite niemand gelukt. Renault kwam met een wat exorbitant uitgedoste Dauphine, speciaal voor de Amerikaanse markt, zelfs de Morris Minor werd op de boot naar New York gezet en heeft er nota bene een veranderd uiterlijk aan te danken: de koplampen werden hoog in de schermen geplaatst, omdat de Amerikaanse autoautoriteiten dat eisten.
Oorspronkelijk had de de door Alec Issigonis ontworpen Minor de koplampen naast, of beter min of meer geincorporeerd in, de grille. Ik heb die oplossing altijd wat chiquer gevonden.
Het oorspronkelijke ontwerp was eigenlijk nog fraaier en heette zelfs niet Minor (een naam die voor de oorlog al door Morris gebruikt was) maar Mosquito. Het was toen Issigonis de auto tekende een even revolutionair ontwerp als zijn latere Mini.
Zelfdragende carrosserie, onafhankellijke vering voor en achter, een liggende viercylindermotor en de lampen zelfs achter de grille: kortom een voor die tijd prachtig aerodynamisch autootje. Maar vanwege kostenfactoren verdween de onafhankelijke achterwielvering en werd bovendien een vooroorlogse zijklepmotor geinstalleerd. De koplampen werden achter de grille vandaan gehaald.
De Minor heeft uiteindelijk veel succes gehad: er zijn in allerlei vormen tussen 1948 en 1971 meer dan anderhalf miljoen exemplaren van de band gerold, maar een succes in de Verenigde Staten? Nou, nee.