Ik ben er heeltijden nog niet uit: een mens moet al eten, maar hoeft niet te smoken. Gistermiddag heb ik het er nog met Akke Heidstra, een weduwvrouw, die verderop in onze buren woont, over gehad. ‘Ymkje’, zei ze. ‘Ymkje, het zit allegaar in de kolostorol.’ ‘Is dat geen soort van kaugom?’, heb ik haar gevraagd. ‘Ach nee je, die kolostorol heeft men in soorten: je hebt goede en slechte kolostorol. Goede kolostorol zit bijgelijks in zalm.’ ‘In zalm? En ik heb van de week krekt gehoord, dat die vis allerovergrijselijkst ziek is, dat hij allegaar nuivere bulten op het lijf heeft en moet men zulk soort dan eten om niet obbies te worden? Ik begrijp er helendal geen bliksem meer van. Mijn vader ging vroeger te snoekstruipen, heeft snoek ook goede kolostorol, Akke?’ ‘Dat weet ik niet hoor’, zei Akke, het kan wel wezen’. ‘Harrekrastus’, zei ik: 'men moet dus heeltijden met een kolostorollist in de buis gaan te boodschappen’.
Vrouw Ymkje Sinnema - Meindertsma, Rotsterhaule.