8.1.11

Potifar 21

Het angstzweet brak Potifar uit, want als hij geen taxi voor Neander en Katskelia kon regelen, dan kwam er opnieuw een rood streepje achter zijn naam te staan in het boek dat de Grote Boentoet over alle fractieleden bijhield en dat zou voor hem vandaag het zoveelste zijn. Bovendien had Pinus hem niet verteld waar de taxi Neander en Katskelia naar toe moest brengen, naar het dichtstbijzijnde station, naar Den Haag, naar Amsterdam? Potifar ging naar binnen en zag dat iedereen zat te schransen. Hij aarzelde, maar liep toch naar de Grote Boentoet. "Grote Boentoet", begon hij. Maar deze reageerde met "Nu even niet Poti, ik voer net een interessant gesprek met de heer Schoonbroertje over Cohen en ander linksch tuig en misschien heb je het niet gezien: ik zit te eten! Als je wat te zeuren hebt, het vlees niet gaar is of de vlierbessenbavarois niet naar je zin, ga naar Pinus, maar voor de zoveelste keer donder uit mijn ogen!" Potifar liep naar de andere kant van de tafel waar Pinus Stabberzdrond met volle mond verkondigde dat hij persoonlijk niets tegen kunst had, hij kon een goed gepenseeld heidelandschapje en een walsje van Strauss gespeeld door het orkest van André Rieu op hun tijd best waarderen. "Pinus", begon Potifar aarzelend, "er is hier in de buurt nergens een taxi te krijgen." "Wat, geen taxi?" "Dan huur je maar ergens een auto en rij je dat stel zelf naar huis, Potifar. Toon toch eens wat initiatief kerel! Ik begrijp niet dat de Grote Boentoet jou in onze fractie heeft toegelaten. Bah!" En meteen daarop volgend: "Weet je waar ik ook zo van genieten kan is een mooi musicalletje als Urine Town."