Potifar keek verheugd, misschien zou het lied hem weer in de gunst van de Grote Boentoet brengen. Hij vroeg zich af of hij Katskelia in vertrouwen zou nemen en haar vertellen dat hij het lied eigenlijk niet zelf geschreven had, maar op het internet gevonden en alleen maar een paar woorden veranderd had: bolsjewiek was islamiet en bonzenkliek was linksche kliek geworden, verder waren de gedachten die in de jaren dertig in rechts Nederland opgeld deden vandaag de dag weinig veranderd en werd de partij op dezelfde manier geleid. O ja, hij had Mussert veranderd in Boentoet. Misschien was het toch maar beter Katskelia niet in te lichten.
Katskelia vroeg of ze zijn papiertje mocht vasthouden en ze begon zachtjes een melodie op zijn tekst uit te proberen. "Het moet een marsje worden", zei ze, "een vrolijk meezingbaar marsje."
"Maar alsjeblieft geen blaasorkest", zei Potifar, die bang werd dat de Grote Boentoet dan ontdekken zou dat de lofzang op hem oorspronkelijk een Marschlied van de NSB geweest was en de Grote Boentoet kon de vergelijking met die partij niet uitstaan.
"Wel nee man, een leuke accordeon met een koortje van ongesubsidieerde zangers.""Dat is een verrekt goed idee", zei Potifar, "maar misschien is het juist aardig om gesubsidieerde zangers te nemen en dan na de opname hun subsidie af te pakken. We hebben dan immers bewijs in handen dat kunstsubsidies helemaal niet nodig zijn!"
"Dat van die subsidie moeten we breed uitmeten en het Halbe Zijlstra melden, dat zal hij reuzeleuk vinden. Jammer dat Herman van Veen niet gesubsidieerd wordt, anders zou hij voor straf het koor kunnen aanvoeren. Als we snel genoeg zijn, kunnen we er een carnavalskraker van maken. Dat moet met het enorme succes van de Grote Boentoet in Brabant en Limburg toch lukken."