25.4.11

Protter

Zevenenvijftig jaar geleden werd ik door biologieleraar Beekman voor de klas geroepen om vogels op een grote kaart aan te wijzen. Het ging me vlot af, want mijn moeder had een groot deel van haar jeugd op een boerderij gewoond en was al vroeg begonnen me de namen van vogels te leren. Ik noemde ze snel: mus, vink, mees, pimpelmees, merel, roodborst, protter. "Pardon", zei de heer Beekman. Ik herhaalde: "Protter", dacht vervolgens heel even na en ze toen 'O nee, spreeuw!" Klaarblijkelijk had mijn moeder me de Friese naam geleerd, maar eigenlijk klinkt protter heel Nederlands, dat kun je niet zeggen van strânljip (scholekster) en earrebarre (ooievaar). Ik heb net even opgezocht wat Wikipedy over de protter te melden heeft: "De Protter (Sturnus vulgaris) is in lânseigen fûgel in Jeropa en Aazje. Mar hy is ek oerbrocht troch de minsken nei Noard-Amerika, Súd-Afrika, Austraalje en Nij-Seelân. Omdat protters harren maklik oanpasse wurde se yn inkele fan dizze lânnen al as in pleach sjoen." Het is ook nooit goed: pas je je onvoldoende aan dan vorm je een bedreiging, pas je je te gemakkelijk aan dan ben je een plaag.