Erica Terpstra, die net de benen weer onder het eigen gat had, begon met de restanten van haar inmiddels vertrapte mandoline om zich heen te slaan, ze raakte daarbij ene Tipitina Kruiden - Bitter tegen het hoofd. Van de broer van deze aan epilepsie of vallende ziekte leidende vrouw, hoenderhouder te Laren (Noord-Holland) maakte zich een razernij meester, zoals die zich in de laatste honderdvijftig jaar in het Gooi niet meer had voorgedaan (de laatste keer was in 1861 toen een een erfgooier door een andere erfgooier betrapt werd op geslachtsgemeenschap met een drie weken oud lam, dat toebehoorde aan de burgemeester van Bussum. Een duidelijk geval van pedobestialiteit.) en hij stortte zich als een rottweiler op Zus ter Bertken, die met de hele zaak niets uitstaande had, maar de broer van Tipitina, Johannes, genoemd naar de beschermheilige van Laren (Noord-Holland) was vanaf de geboorte buitengewoon slechtziend. Zus ter Bertken prikte haar piccolo in één van de bijna blinde ogen van Johannes Bitter, met de van haar gekende strijdkreet: "de Heer is mijn herder".