Wat Chrysler niet lukte met de "Airflow" lukte Peugeot wel met de "402", klaarblijkelijk stonden de Fransen opener voor een gestroomlijnde noviteit dan de inwoners van de Verenigde Staten. Dat lijkt vreemd omdat lang gedacht werd dat al het nieuwe uit de Nieuwe Wereld kwam, maar wie slechts een moment de tijd neemt weet dat conservatisme aan de andere kant van de oceaan hoogtij vierde en in feite nog steeds viert. De 402 stond in 1935 op de Parijse Salon, had een motor met een inhoud van 1991cc en was verkrijgbaar met een automatische versnellingsbak van Gaston Fleischel, die bak was zo prijzig - hij koste een kwart van de prijs van de auto - dat hij al snel uit de optielijst verdween en vervangen werd door de optie van Cotalbak (maar over het zogenaamde mosterdpotje heb ik recent al het een en ander geschreven en dat ga ik hier niet herhalen). De 402 kreeg een uitgebreide gestroomlijnde familie: in 1936 verscheen de 302, een iets kleinere versie voorzien van een motor met een inhoud van 1758cc, vervolgens kwam de motor van de 402 ook in de carrosserie van de 302, die versie ging 402 légère heetten en in januari 1938 werd de 02-serie aangevuld met de 202 met een motor met een inhoud van 1133cc. Emile Darl'mat, een Parijse Peugeotdealer had een jaar eerder met goedvinden van de fabriek een sportversie de 402DS, met een carrosserie van Pourtout en ontworpen door de tandarts Georges Paulin uitgebracht. In 1938 stond zo'n Darl'mat op de Parijse Salon, dat jaar was de wagen behalve op de vijfde plaats in het algemeen klassement tijdens de 24 Uren van Le Mans ook op de eerste plaats in zijn categorie geëindigd.
Er was ook deze extreem gestroomlijnde versie van de 402 ontworpen door Jean Andreau. Bovendien zat er een 802 in pijplijn, met een V8-motor, maar daar is uiteindelijk door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog niets van terecht gekomen. De carrosserie van de 402, maar dan met een gewijzigde neus, werd ook gebruikt voor de Berliet "Dauphine".