In de loop der jaren ben ik in heel wat automobiel(laat ik de officiële naam gebruiken)musea geweest, in het Grootbritse, in Frankrijk, in de Verenigde Staten, maar ook in Nederland. Ik herinner me tentoongestelde auto's in Heerenveen, in De Tynje, in Leidschendam en in Rosmalen. Dinsdag was ik in het Louwman Museum in Den Haag. Prachtige verzameling in een mooi gebouw met een evenwel schamele entree die totaal niet strookt met hetgeen wordt voorgeschoteld, zoiets duidt op vaderlandse personeelsbeknibbeling van de ergste soort, bij mijn rondgang kwam ik behalve een ramenlappende en een stofzuigende dame geen enkel ander personeelslid tegen dan de vriendelijke kaartjesverkopende dame bij de ingang. Dat hoort niet, ik betaal een forse toegangsprijs en wil niet lastig gevallen worden door rondrennende kinderen die aan afzettingskoorden plukken: een suppoost is dan broodnodig.
Het begin van de rondgang door de collectie, met de in schemerduister opgestelde koetsen en heel vroege auto's is schitterend, zo fraai heb ik het elders niet gezien, dat ik daarna het spoor ietwat bijster raakte, komt door de enorme overvloed aan wat er staat, want het is echt indrukwekkend, al moet ik her en der wat wel wat vraagtekens zetten: want wat is de relevantie van die enorme Amerikaanse brandweerwagens in een Nederlands museum, was iets simpelers dat aan onze nostalgie raakt niet juister geweest, dan de "hook and ladder" met zijn de meesturende brandweerman op de achteras, overigens zo prachtig verklankt door Charles Ives.
Behalve de auto's zijn er affiches, zoals dat uit 1932 van Buick met het zich in de glanzende autolak spiegelende hondje, er is porselein, er staan benzinepompen, er zijn scheermessen en tabaksdozen met afbeeldingen van auto's, kortom het hel museum ademt auto.