Hij was razend om een aantal redenen en hij probeerde helder te krijgen waaraan hij zich het meest ergerde. Dat hij het van Sipke Fluimstra gehoord had, was één reden: Fluimstra was raadslid van de lijst Fluimstra, eerst afgescheiden van Gemeentebelangen, daarna afgescheiden van Ons Aller Glorie en nu voor zichzelf begonnen. Ten tweede: dat hij belangrijk nieuws voor de zoveelste keer door achterklap moest vernemen, in plaats van het in de lokale of provinciale pers te kunnen lezen. Maar zo besloot hij: de voornaamste reden was dat het eigenlijk ging om een persoonlijke erfenis: de Hobbedobbe, een poel aan de oostkant van het dorp, was door zijn betovergrootvader gegraven na kanalisatie van de beek "It Priemske", niet dat het beekje ooit veel voorgesteld had en dat er ooit scheepvaartverkeer op had plaatsgevonden, maar toch. De Hobbedobbe moest verdwijnen, zo had het college van Burgemeester en Wethouders besloten, vertelde Fluimstra, om plaats te te maken voor zogenaamde energievrije woningen: de daken bedekt met zonnepanelen en verwarming door middel van buizen die, nog altijd Fluimstra, zo'n anderhalve kilometer de grond in zouden worden geramd. Voor die onzin moest het levenswerk van zijn betovergrootvader wijken. Godgloeiendegodverdomme.