Ze hebben stompe hoofden. Ongeslepen koppen in onwaarschijnlijke vormen. Gedrukt. Moeilijke partus van het moederlijf. Die bewegingen zetten zich nog altijd voort in gebaren. In lopen. Schokkende naweeën. Hoestend en kuchend met open mond. De oren wijd van het hoofd. De kreet van de oermens, die knollen vrat. En boomwortels. Kwijlend. Zachte smikkelgeluidjes makend, gekleed in felrode handgebreide truien. Grootgeborst, zichzelf betastend. Paarse mutsen. Groenzwartgeblokte kousen tot net over de knie. Bellenblazend, tonglikkend tegen het raam van de bus. De afkeer kruipt omhoog, knerpend als krijt op een schoolbord. Maar zij kennen de waarheid. De enige echte met garantiezegel: lust! Zij trekken op in horden zonder vaandel, lemmingen die de zee niet kennen. Tegen steden en dorpen.