31.5.20

HONDJE 7

Nadat de lichtpaarskortgebroekte grijsaard zich uit de voeten had gemaakt, vroeg mijn verlosser: "Waar ken ik u ergens van?", terwijl Van der Blaf, van de éénmetervijftigregel geen weet, hartstochtelijke pogingen deed om, waarschijnlijk vanwege de vleeslucht, bij hem in het gevlei te komen door tegen hem op te springen en zijn schoenen te likken, "Bent u klant in mijn slagerij?" "Nee, ik was ooit lid van "Wilt heden nu treden", antwoordde ik. "Aha, ik dacht ik ken dat gezicht, maar dat is inmiddels toch wel vier jaar geleden, want "Wilt heden nu treden" bestaat al vier jaar niet meer en is omgevormd tot het shantykoor 'Op de woelige baren'. Maar waar ging de ruzie met die man daarnet nou eigenlijk om?" "Hij zei dat ik  Van der Blafs drolletjes niet had opgeruimd terwijl ik altijd zakjes bij me heb, hij was in hondenpoep getrapt maar die kon onmogelijk van mij zijn, want ik ruim na Van der Blaf altijd keurig netjes op." "Kortom een zeikerd dus. Kom, ik weet een mogelijkheid om een kopje koffie, al is het in een kartonnen bekertje, te bemachtigen om de ellende te vergeten." En zo zat ik tien minuten later op anderhalve meter afstand van hem op een  bankje in de Jacobus Fontanelstraat  met slager Bakker, ik heb die naam altijd heel verwarrend gevonden en me afgevraagd of er ook een bakker Slager bestond, aan de cappuccino.
"Maar laat ik me eerst even voorstellen. De naam is Bart Bakker, slager, ik zeg dat laatste er altijd even bij want anders denken de mensen nog dat ik de grote man ben achter Bakker Bart enne hahaha, dat ben ik niet!" "Giselda Botermelk, aangenaam",  zei ik.  
Er passeerden een drietal luidruchtige groepjes van helmpjes voorziene  zogenaamde wielrenners,  terwijl Van der Blaf  niet van 's mans schoenen was weg te slaan. "Hij vindt me klaarblijkelijk aardig!", zei Bart Slager, bakker, o nee, het is precies andersom. "De liefde gaat bij Van de Blaf door de maag", zei ik, hij ruikt dat u met vlees omgaat, maar dat krijgt hij nooit, ik geef hem altijd brokjes, hondenbrokjes, dat schijnt veel beter te zijn." "Dat weet ik nog  zo net niet, een hond stamt af van de wolf en ik heb nog nooit  van een brokjestetende wolf gehoord", ze Bart Bakker, slager terwijl hij een sigaartje opstak. Ik zag dat hij hetzelfde merk rookte dat Cor mijn man. die vijf jaar geleden gecremeerd is, rookte. Waar moet een mens het over hebben als zij zomaar, met een vreemde man op de koffie komt, ik vond dat Van der Blaf nou maar eens op moest houden 's mans voeten te likken, maar Bart Bakker,  slager  scheen het niet erg  te vinden, misschien was hij het wel gewend, dus ik vroeg "Hebt u een hond?' Nee, die had hij niet, hij had er wel een gehad toen zijn vrouw nog leefde maar een hond was te bewerkelijk voor een man alleen die ook nog een zaak had, al had hij wel vandaag zijn vrije dag. "Wat voor hond had U?" vroeg ik, dat leek mijn namelijk een goede vraag om het gesprek gaande te houden. "We hadden er twee. Chows. Want chows moet je altijd met meer nemen, die hebben gezelschap van elkaar nodig." "Dat is een hele hand vol", zei ik, "en ze vragen nog veel onderhoud ook en behoorlijk grote poepzakken", voegde ik er aan toe. "Ach, daar werd zo'n tien jaar geleden nog niet  zo opgelet,  hondenstront  is pas de laatste jaren echt een issue geworden, niet dat honden vroeger  niet poepten, maar toch, het heeft allemaal met elkaar te maken, vroeger liep iedereen in  het dorp op klompen en die trok je bij de deur uit, dus er kwam nooit hondenstront op het tapijt." Daar had Bart Bakker, slager een punt en ik zei "Het komt ook doordat mensen uit de stad hier zijn komen wonen, die zeuren graag, maar ja, ik geef ze uiteindelijk toch wel gelijk, ik ruim Van der Blafs drolletjes altijd op", terwijl ik een slokje koffie nam.
Giselda Botermelk-van Assen