Het leek pure waanzin, de aankondiging in "Le Matin" van 31 januari
1907: een autorace van Parijs naar Peking en dan nog wel een race zonder
prijzen, waarin dus slechts naamsbekendheid te verdienen was. Maar in
de volgende weken kwamen er desalniettemin vijfentwintig aanmeldingen,
waaronder drie De Dion-Boutons, een Panhard-Levassor, een Spijker, drie
Métallurgiques en een Itala, laatstgenoemde bereden door prins Scipio
Borghese en zijn mécanicien Ettore Guizzardi. De Itala had een
viercylinderveertig-pk-motor en woog volledig uitgerust met extra
onderdelen en reservebanden 2000 kilo. Maar de race werd vanwege het
regenseizoen een probleem, dus de zaak werd omgedraaid in Peking-Parijs
en de auto's werden vanaf Marseille per boot naar Shanghai vervoerd en
vandaar per boot en trein naar Peking. Een aantal deelnemers trok zich
terug, maar op 10 juni viel om half acht toch het startschot. De
Spijker startte als eerste, gevolgd door de Itala en twee Dion-Boutons en een driewielige Contal.
Na een week hadden de deelnemers slecht iets meer dan
driehondervijfentwintig kilometer afgelegd. Het was een verschrikking,
maar het lukte Borghese de anderen voor te blijven, (alhoewel afgesproken was gezamenlijk op te trekken) door de
Transsiberische spoorweg te volgen, niet dat het hotsend over de
dwarsliggers zorgde voor een comfortabele rit, maar alles was beter dan
in de modder vast te komen zitten. Op een gegeven moment braken de
spaken van een wiel, die later met hulp van een Russische smid werden
werden vervangen.
Borghese bleef de leiding houden en via Nischni Nowgorod, Moskou, Warschau en Berlijn bereikte hij, verwelkomd door een uitzinnige menigte, op 10 augustus Parijs. De Dion-Boutons en de Spijker arriveerden drie weken later. Natuurlijk plukte Itala de vruchten van de overwinning en mocht zich na Fiat Italië's tweede automobielfabriek noemen, onderstaande 35/45HP uit 1909 staat drieënveertig maal groter dan dit model in het Museo Carlo Biscaretti di Ruffia in Turijn. Let op dat zelfs de communicatiehoorn van de passagiers met de chauffeur in miniatuur is vervaardigd.
Borghese bleef de leiding houden en via Nischni Nowgorod, Moskou, Warschau en Berlijn bereikte hij, verwelkomd door een uitzinnige menigte, op 10 augustus Parijs. De Dion-Boutons en de Spijker arriveerden drie weken later. Natuurlijk plukte Itala de vruchten van de overwinning en mocht zich na Fiat Italië's tweede automobielfabriek noemen, onderstaande 35/45HP uit 1909 staat drieënveertig maal groter dan dit model in het Museo Carlo Biscaretti di Ruffia in Turijn. Let op dat zelfs de communicatiehoorn van de passagiers met de chauffeur in miniatuur is vervaardigd.