30.4.24

Herinneringen 2


Het is een oerdrift van elke acht een negen te  willen zijn, immers een negen is meer dan een acht en bovendien kent de tafel van negen een ongekend fenomeen, want worden van alle vermenigvuldigingen de cijfers stuk voor stuk opgeteld, of het nu om 2x9=18 gaat of om 7x9=63, in beide gevallen is de som van de cijfers steeds weer negen en zulks wekt een onvoorstelbare jaloezie bij iedere acht, afgezien van het feit dat  negen drie maal drie is en juist daardoor onstonden problemen toen een zekere acht iets te zeggen kreeg over de drie van Chaam, maar het kan ook een ander oord in Brabant geweest zijn. Waarschijnlijk is er toen ook, wij schrijven 1972, bij deze acht wrok ontstaan ten aanzien van Joods Nederland dat de inmiddels tot  een tweetal geslonken oorlogsmisdadigers (Frocko Hecht & Fritz Pünktchen) gekerkerd wilde houden (hen was trouwens de doodstraf al onthouden door de toenmalige vorstin van dienst uit het Oranienkabinett), want de acht heeft vervolgens, behalve als fietser rond de kerk in Chaam, maar het kan ook een ander oord in Brabant geweest zijn, grote roem vergaard als pro-Palestijn, dat gebeurt in dit land vaker, men ziet een Joodse Nederlander immers steevast  als  fervent aanhanger van de neef van Jaap Huy, burgemeester van Hoog-Keppel. 
Ik neem u thans enige regels mee naar een langer geleden periode: in november 1912 vond in Nederland de eerste Duitstalige radiouitzending plaats, pastoor Bernhardus Johann Maria Knödelberg, van Duitse komaf, doch domiciliehoudend te Ouderkerk aan de Amstel, maakte een programma op een zelf gebasteld zendapparaat voor de destijds op Nederlandse bodem verblijvende gastarbeiders (die  heetten destijds niet zo, maar  u begrijpt wat ik bedoel) onder de vertaalde titel "Programma voor den Hannekemaaier en den Blaaspoep", het verdween om begrijpelijke redenen in october 1914 uit de aether, om na de oorlog, in 1921 onder leiding van - nog immer - pastoor Knödelberg, inmiddels van parochie gewisseld en werkzaam te Hilversum, waar hij een paar jaar later gevierd zou worden als pionier van de K.R.O.,  terug te keren als "Mädelonia", gericht op de in ons land in groten getale werkende Duitse dienstmeisjes. Het programma werd zo populair dat er dikwijls extra postbestellingen dienden plaats te vinden met enthousiaste ansichtkaarten en brieven gericht aan de pastoor en er werd in Haarlem zelfs door de aldaar werkende dienstmeisjes een mandolineorkest met de  naam "Mädelonia" opgericht,  dat het bijzondere genoegen had een aantal malen in een speciaal paasspel voor de microfoon van de K.R.O.  op te treden, waarbij de overgrootvader van Gerardus Joolman de rol van de Here Jezus vertolkte, zodat we haast zouden kunnen spreken over een "The Passion" avant la lettre, al zouden ze  destijds natuurlijk over "Die Passion" hebben gsproken.
Wie, en ik geef nu raad aan de hedendaagse inwoner,  in dit land van meet af aan een succesrijke carrière in de beeldende kunst ambieert, doet er goed aan eerst schreden te zetten op een totaal ander pad, bij voorbeeld dat van acteur, heb je daar, vooral op de beeldbuis succes, gegarandeerd dat je kostje gekocht is, want wie wil nou niet een echte Harmen Kroebel aan de wand, niet waar? Vooral als je faam hebt vergaard in Hollywood in rolprenten waar je een nazi-officier mocht spelen, wellicht mag je daarna voor de vaderlandse publieke omroep op reis om bodemdiep in het leven van buitenlandse schilders te duiken. Er zijn natuurlijk andere wegen die naar veel pecunia leiden, treedt in de echt met een tot misselijkmakens toe op de buis figurerende kenner van de vaderlandse onderwereld als Janus Q. de Drent en penseel, zoals destijds reclames op de gevels van  bioscooptheaters werden gefabriceerd, portretten van bekende  vaderlanders en slijt die voor forse bedragen aan volk dat boven de vijfzits (met olifantenleer beklede) couch iets  fraais aan de wand behoeft.
Net zoals thans noch immer  het geval is werden vroeger de bewoners van de Nedelandse randgebieden en met name die in Limburg beheerst door een grenzenloze afgunst jegens de bewoners van de randstad, die overigens toen nog niet zo heette, maar u begrijpt wat ik bedoel. Bij tijd en wijle wist een Limburger nationale bekendheid te verkrijgen, zo herinner ik mij een hoge rooms-katholieke geestelijke die volgaarne zijn moederkerk in al haar middeleeuwse glorie wilde herstellen, hij is later dan ook naar IJsland verbannen, waar hoogstwaarschijnlijk nog veel zendingswerk te verrichten viel. Ook de zoon van de voormalige vaderlandse volkszangers Gert & Hermien Hameraar, die daarna zeer fors in de Heer traden, Frans mag zich  in  de nodige bekendheid verheugen, hij is evenwel niet naar IJsland doch  naar Brussel vertrokken, nadat hij in onze kontreien Jaap Leefsma, die nota bene in Maastricht had gedoceerd, het leven bijzonder zuur had gemaakt, Leefsma, ooit door Wubbe Woudstra, volgens eigen zeggen, samen met een tweetal andere leidende politici, spreker van de tale Kanäans, op het schild geheven, stond een grote linkse partij voor, maar daar gruwde Frans  Hameraar van en deze Limburgse Brutus, immer bedacht op eigen glorie, wist Leefsma eens en voor altijd uit te schakelen.
Vroeger, en dan praat ik over kort  voor de Tweede Wereldoorlog, was er geen sprake van een eigen  bijdrage in de ziektekosten, nee, er was sprake van het tegendeel, slaapmiddelen, zoals Zemazekwam, werden  aan het ganse volk van staatswege verstrekt, Hendrik-Jan, niet te verwarren met de tuinman, Konijn, de toenmalige minister-president, liet de slaapmiddelen, na een oekaze zijnerzijds, door de, toenmalig nog florerende, P.T.T. huis aan huis  bezorgen, zodat iedere Nederlander een welverdiende nachtrust kon genieten en die dat natuurlijk, op enige oproerkraaiers na, vanzelfsprekend ook deed, al zouden de slapers na vijf jaar luidkeels oreren dat zij in de tweede helft van de jaren dertig buitengewoon waakzaam waren geweest. 
Wellicht zeggen de letters P.T.T., vanwege uw te late geboorte, u niets, de P.T.T. was een staatsbedrijf dat zorgde voor post, telefonie en telegrafie, voor de post - het verzenden van brieven en pakjes had je destijds  postkantoren en postbestellers - telefoneren deed  je thuis, - luidkeels kakelen in treinen en op  terrassen was uit den boze en  je zag evenmin moeders die achter de kinderwagen in plaats van met hun spruit te converseren, de laatste roddels met hun vriendinnen uitwisselden -  telegrafie was een snelle wijze van communiceren, waardoor je middels een telegram bijvoorbeeld aan oom en tante kon laten weten dat je Hendik-Jan Konijn een reusachtige (het woord cool was toen nog niet in gebruik) kerel vond en dat je met de trein om 12.55 in Coevorden zou arriveren, zodat oom Knillis je met zijn D.K.W. van het station kon komen afhalen.
Weet u nog dat rachitis vroeger Engelse ziekte werd genoemd? Kinderen met een tekort aan vitamine D kregen kromme beentjes. Tegenwoordig helpt vitamine D niet bij de bestrijding van kromme Engelse namen en slagzinnen die de vaderlandse  middenstand  bedenkt om hun schamele producten  aan de man te brengen. Heette vroeger de halfjaarlijkse opruiming  uitverkoop of de uitverkoop opruiming - thans ruimt men het  ganse jaar op en heet deze activiteit  sinds een aantal jaren SALE, hetgeen Franstaligen een lachstuip moet bezorgen, kappers bezitten een barbershop en een sprankelend alcoholisch drankje wordt gesleten onder de naam bubbles. De panne(n)koeken uit mijn jeugd worden thans pancakes genoemd, stront shit, opdonderen fuck off, om over teksten op Nederlandse vrachtwagens getooid met "transport and logistics" en "Afval is waste" nog maar te zwijgen. Zo gaat dat door net zolang tot de Nederlandse taal ook tot waste verworden is. 
Ik herinner me dat, omdat het bijster weinig gebeurde, buiten de deur een maaltijd genieten, een feest was, waar je wekenlang naar uitkeek. Je had bij vrienden en bekenden geïnformeerd naar menu en prijzen van zeker restaurant en je genoot van het eten en de sfeer toen de heugelijke dag éénmaal daar was. Tegenwoordig echter meent iedere buitendedeureter, als ware hij een echte Jozef van het Plein, meteen na thuiskomst achter de computer te moeten kruipen en een recensie te schrijven over restaurant en maaltijd. En het liefst, in tegenstelling tot Van het Plein, om in uiterst negatieve bewoordingen de eetgelegenheid neer te sabelen, zodat de lezer iedere eetlust vergaat. Ik geef een voorbeeld uit de practijk: "De drie kleine gerechtjes die we vooraf kregen waren heel simpele hapjes, weinig verfijnd en de combinatie van de ingrediënten was experimenteel, maar naar mijn mening niet geslaagd. Ook het hoofdgerecht was ondermaats. In feite was alles wat op ons bord verscheen ver beneden de maat. De gebraden eend is terug naar de keuken gegaan, het speenvarken was erg droog en zonder smaak, de gratin was niet gaar en zonder gebruinde bovenkant. De appelcrumble bestond uit stukjes appel nog in de schil en daarbovenop wat koekkruim zonder smaak. Zeer teleurgesteld in dit restaurant: wij gaan er nooit meer terug!" Ik zie het brok venijn zitten: trots op wat hij het volk kond gedaan heeft, terwijl hij een uit de automaat getrokken bamibal naar binnenschuift.
Het was in de ijd dat Isidoor Flötenkrammer  net, als zijn vader Frederik en zijn grootvader Heinrich, de kruidenierswinkel op de hoek van onze straat dreef,, op de andere hoek had Cornelis Zwinzenburg, net als zijn vader Philip en zijn grootvader Bastiaan een  groentewinkel, want zo ging dat destijds bij de neringdoende middenstand: winkels gingen over van  grootvader op zoon en vervolgens op kleinzoon. Niet dat het bijvoorbeeld in de vaderlandse politiek veel verschilde, zo had je Herman de Roek Voortgang wiens vader eveneens parlementariër was geweest, er waren Jeukmus en Plonker idem dito, en het zou werkelijk te ver voeren om alle burgemeesters op te noemen wier vader en grootvader dat ambt, vaak zelfs in dezelfde gemeente, hadden uitgeoefend. Maar ook in ze zogenaamde lichte sector van de Nederlandse muziek is het fenomeen niet onbekend, nadat Arie Fyfes was overleden, beklom Arie Fyfes jr. ogenblikkelijk het podium om dezelfde volkse tonen uit te stoten.
Een  norme ontr  eng m akt zich moment  l  van  ij meest r,  hete tran  dru pen op he  toets nbor  van mijn comp ter als ik b denk  hoe dapp  de vad   landse poli  eman  zich gedrag n  heeft tijd  s de Twee   Wereld  rlog en met volled ge  inzet van lijf en led   zich tegen de bezet er heeft te weer gesteld. Ik heb het toetsenbord even moeten droogblazen want ik voel mij reusachtig aangedaan door de niet te beschrijven moed van de Nederlandse diender in de jaren veertig-vijfenveertig: hoe hij met gevaar voor eigen  leven zijn dienstvoertuig parkeerde  op de overgangen van  spoorwegen die naar Vught, Westerbork en  Amersfoort leidden om zo ieder transport onmogeljk te maken, hoe hij weigerde landgenoten uit hun huizen te verdrijven en wanneer de bezetter voorschreef dat hij met zijn dienstvoertuig maximaal vijftig kilometer per uur diende te rijden, dan reed hij zesenzestig, want de politieman wist van hem verwacht werd, bovendien: verzet zat bij hem bijkans ingebakken en om te tonen dat het hem met zijn verzet menens was had de schalk zijn haar anderhalve millimeter langer laten groeien dan door de Duitse bezetter geoorloofd was.
Een volgend maal vertel ik u over de fantastische avonturen van de Duitsebondsrepublikein en meest rechtse hand van kanselier Albenauwer, Hampelmann Maria Globkens, die buitengewoon goed bevriend was met Adolf Birkenblättchen, die na de Tweede Wereldoorlog Mercedessen sleet in Argentinië, maar zijn aards bestaan zag eindigen in Israël.
Adriaan Zwakvatter, Zelhem.