13.10.25

Namen

Als ik 's ochtends mijn tanden poets zit  Pixy in bad, ik  bedoel in de badkuip,  want ik  neem aan dat ze een badkuip vol water, net als iedere andere kat  minder plezierig zou vinden.  Ze zit vaak in de badkuip. Waarom? Ik heb geen idee. Als  ik  haar zoek,  tien tegen één  dat ze daar  te vinden is, snuffelend aan de afvoer. Als ze in de badkuip zit noem ik haar naam. Pixy. Ze miauwt dan één  keer zacht terug. Toch heb  niet het idee,  dat ze begrijpt dat ik  haar bedoel,  ze  weet niet  dat ze Pixy heet. Ik  zou, bij wijze van spreken even goed hufter of  schlemiel kunnen zeggen. De honden, kenden alle twee  hun  naam Robbie en Una, en vonden de badkuip niet leuk. Ik moest ze eerst,  onder veel gespartel, naar boven dragen, in  de badkuip zetten en dan het lauwwarme  water openzetten. Dat was geheel tegen de zin en  meestal eindigde de wasbeurt met  het feit dat ik net zo nat was als de hond die ik onder handen genomen had. Robbie  heette bij zijn vorige eigenaar Bobby, dat  vond ik te lullig voor een hond met zijn karakter en Luna ging Una heten, een cairnterrier verdient een Schotse naam en niet die van de maan,  maar klankverwantschap was noodzakelijk, dus Bobby werd Robbie en Luna werd Una. Over  namen gesproken: mijn  oma heette Judikje, niet Judith, waarschijnlijk door  haar ouders in Leeuwarden bedacht, omdat Friese meisjes destijds,  we hebben het over 1880, Maaike, Harmke en Afke, heetten. Joodse jongens bleven een goed joodse naam dragen. Mijn vader heette Nathan, voor de buitenwacht werd dat  Nico,  of  hij die naam zelf koos en wanneer Nico in zwang kwam, heb  ik nooit gevraagd. Maar Moshe werd Maurits, enzovoort,  enzovoort. Ook uit achternamen kon je soms niet een  joodse komaf ontleden, aan het begin van de 19e, bij de aanname van familienamen kon men kiezen en soms koos men bijvoorbeeld voor Van der Woude of Bloemendaal. Dat Bloemendaal kon oorspronkelijk Blumenthal geweest zijn en vertaald  zijn of  geheel nieuw bedacht zijn. In de Verenigde Staten ging een Blumenthal Bloomingdale heten en  daar bleef het, niet alleen bij joden, soms niet bij. Een Kowalsky ging,  eenmaal in  New York, Stewart heten.