De goede vrienden van mijn ouders noemde ik oom en tante. Daar was bijvoorbeeld oom W., die me kort na de oorlog op schoot nam en me in zijn Traction Avant de straat uit liet rijden, bijna veertig jaar later ontmoette ik hem op een politieke bijeenkomst in "De Rode Hoed", ik zei verontschuldigend nog steeds oom W., ik kon het meneer T. niet over mijn lippen krijgen. Aan de meest "onechte" ooms en tantes bewaar ik goede herinneringen, er is één uitzondering tante E., die zich, als ze op visite was, nadrukkelijk met de opvoeding van mijn zusje en mij bezighield. Op zeker moment had zij bedacht dat het goed zou zijn, als wij een poosje uit huis zouden worden geplaatst. En zo belandden wij gedurende de grote vakantie van, naar ik meen 1946, bij een echtpaar in noordelijk Overijssel. Het echtpaar voerde het regime over nog een jongetje. Want een regime was het, in mijn herinnering een soort militair strafkamp, waar voor het geringste, en zelfs een vermeend, vergrijp een hoge prijs moest worden betaald: huisarrest en zelfs slaag. Tante E. zag ik op 22 februari 1979 terug, bij de promotie van Dr. K. Ik had haar meer dan 25 jaar niet gezien, het enige dat ze tegen me zei was: "Wat doe jij hier?" Naar eer en geweten antwoorde ik: "Ik, ik ben patient van Dr.K. en hij heeft me uitgenodigd."