Nog zo'n schitterende foto van een parkeerplaats, eerder genomen dan die van gister: er staan veel meer vooroorlogse auto's, waaronder op de derde rij uiterst links achter de voetganger, heel bijzonder, een De Soto of een Chrysler, ergens achteraan rechts staat, even voor de boom, een zogenaamde bellenwagen, waarmee vlak na de oorlog het vaderlandse bustransport weer op poten werd gezet.
30.11.10
Praagse PCC
Mijn verzameling PCC-cars breidt zich gestaag uit, naast de Amerikaanse en Haagse heb ik sinds gister een model van een Praagse PCC-car: de 5001 uit 1951 en gebouwd door Tatra, het interieur is minder luxe dan de "westerse" trams: er zitten langsbanken in. Anders dan de Haagse PCC-cars heeft de Tatra een een trolley net als de Amerikaanse PCC-cars. Tatra heeft de PCC-car vervolgens flink ontwikkeld en uiteindelijk reden er in vrijwel alle steden van het oostblok Tatratrams.
29.11.10
Parkeerplaats
Deze foto van de Amsterdamse Torensluis dateert vermoedelijk uit 1950, want ik kan geen auto met een in 1951 geintroduceerd landelijk kenteken ontdekken. Eerst meende ik dat de Fiat Topolino Giardiniera een nieuw kenteken had, maar motorfietsenkentekens begonnen met een U, dus ik lees kennelijk iets verkeerd. Opvallend is het aantal Amerikanen, Ford voert de boventoon, maar er is ook een vooroorlogse Packard. Engelsen zijn er: Wolseley, Austin, Jaguar, Hillman, Duitsland is vertegenwoordigd met Volkswagen, DKW, Ford Taunus, Opel Olympia en natuurlijk ontbreken meerdere exemplaren van Citroëns legendarische Traction Avant niet.
ABK 2
TWAALF
Nooit was het aantal vrouwen bij een boksmatch zoo groot als bij den veldslag Dempsey contra Tunney. Ook was er een knaap van twee jaar op een van de duurste plaatsen. Een aanbod van 2400 gulden voor een plaats werd geweigerd. Er kwamen meer dan honderd vliegtuigen met toeschouwers uit heel Amerika. Dempsey had het gelaat vol "treffers", maar mevrouw bemint hem nochtans met onveranderlijke liefde. De totale opbrengst der toegangsplaatsten bedroeg:
f.6.646.650.-.
Als men dit alles heeft vernomen, komt men tot de onderstelling, dat hiermede dan toch het toppunt vanden waanzin is bereikt.
IJdele waan. Dan komt pas het bericht, waarbij al het andere finaal in het niet verzinkt:
Reuter meldt:
Twaalf mensen zijn bij het luisteren naar de match per draadlooze gestorven aan emoties, van wie zeven tijdens de opwindende 7de ronde!
En wij idioten, maken ons druk om Sacco en Vanzetti, om zeven opgehangen communisten, om het schandaal der onbewaakte overwegen, alsof een menschenleven nog waarde had....
En daar zitten, verspreid over de wereld, twaalf lijken bij hun Radio. Het stoffelijk overschot van... ja, van wat eigenlijk? Van een soort natuurgenooten, in staat zich dermate op te winden om twee kerels, die elkaar op de maag, op de kaken, op het hoofd timmeren tot een van de twee er bij neerligt, dat van spanning en hartstocht hun hart stilstaat.
Hetgeen beteekent, dat we niets, neen, niets zijn opgeschoten sedert de Romeinen, als opvoeding tot den oorlog en om de zenuwen te stalen, de zwaardvechters bij wijze van volksvermaak lieten snijden en kerven tot er een bij neerviel. Het Christendom versloeg de antieke goden. Op een na: Mars.
Maar wie in hetzelfde Amerika van 's menschen dierlijke herkomst gewagen durft, wordt, als schuldig aan geloofsschennis, zwaar gestraft!
27 september 1927 Meer over ABK hier.
28.11.10
ABK
Toch maar eens even naar boven en gezocht naar "Oproerige Krabbels" van A.B. Kleerekoper, een naam die ik een paar maanden geleden noemde. Kortweg A.B.K., columnist in "Het Volk", lid van de Tweede Kamer en de Amsterdamse gemeenteraad voor de SDAP en onvermoeibaar propagandist voor diezelfde partij. Het boekje uitgegeven in 1933 was ooit van mijn vader, voorin zit zijn oorlogsexlibris, een dal met bloemen, geplakt over zijn door Fré Cohen ontworpen exlibris met een door een meidoorn afgedekte davidsster. Hoe e.e.a. er uitzag laat ik hier boven zien, honderden boeken uit zijn bibliotheek moet mijn vader zo hebben "geariseerd". Ik ben sinds gister de tweede verzameling oproerige stukjes van Kleerekoper gaan herlezen en heb besloten er een paar op dit blog te zetten; onderstaand stukje verscheen op 15 september 1925 in "Het Volk".
FIJNLAND
Daar was ereis een land, dat Fijnland heette. Het leefde in vrede en vroomheid, en wie het niet meende, die deed toch alsof. Men beminde er elkander als broederen en zusteren en de Vorstin des lands als aller moeder. Als deze laatste verjaarde, dan werd er een groot Lintfeest gehouden, waarvan het kenmerk merkwaardig genoeg dit was: wie het echte lintje kreeg, die kreeg geen medalje meer, maar wie de medalje ontving, die had het ware lintje niet. Het ware lintje was voor de lagere standen niet weggelegd. Twaalf jaar consequent rentenieren leverde het hoogste lint, maar vijftig zwoegen in armoe hoogstens de derderangsmedalje. Zoo was het nu eenmaal de nationale zede in het vrome Fijnland!
Nu geviel het, dat in Fijnstad (dit weder was de hoofdstad der Zuidelijkste provincie van Fijnland) een fabriek stond, welke aardewerk maakte en deswege in goed Fijnlandsch de Ceramiek genoemd werd. Aldaar was een man, die op het punt stond, den dag te herdenken zijner vijftigjarige bediening bij de ovens, waar het helsch-heet schijnt te zijn. In de ziekenkas der fabriek kon hij niet komen, omdat hij reeds in zijn jonge jaren een verminking had opgeloopen. Zoo was nu eenmaal de nationale zede in Fijnland!
Toen dit heerlijke feest van den Arbeid en der naarstige Grijsheid in het zicht kwam....
- dit verhaal verveelt me, ik werk nus nel af - kreeg hij bij zijn afscheid, een geschenk van tien gulden, en een pensioen van 29 cents daags....
Plus de medalje, die het ware lint van Fijnland niet is....
Nu vloekt hij den ganschen dag. Het is zijn eenige troost. Om 't vagevuur hoeft hij 't niet te laten. Hij is den heeten oven levenslang gewoon geweest.
Nu geviel het, dat in Fijnstad (dit weder was de hoofdstad der Zuidelijkste provincie van Fijnland) een fabriek stond, welke aardewerk maakte en deswege in goed Fijnlandsch de Ceramiek genoemd werd. Aldaar was een man, die op het punt stond, den dag te herdenken zijner vijftigjarige bediening bij de ovens, waar het helsch-heet schijnt te zijn. In de ziekenkas der fabriek kon hij niet komen, omdat hij reeds in zijn jonge jaren een verminking had opgeloopen. Zoo was nu eenmaal de nationale zede in Fijnland!
Toen dit heerlijke feest van den Arbeid en der naarstige Grijsheid in het zicht kwam....
- dit verhaal verveelt me, ik werk nus nel af - kreeg hij bij zijn afscheid, een geschenk van tien gulden, en een pensioen van 29 cents daags....
Plus de medalje, die het ware lint van Fijnland niet is....
Nu vloekt hij den ganschen dag. Het is zijn eenige troost. Om 't vagevuur hoeft hij 't niet te laten. Hij is den heeten oven levenslang gewoon geweest.
Sauter-Finegan
De naam herinner ik me en ook heel vaag dat ik de muziek redelijk spannend, maar ook absurd vond. Een grammofoonplaat van het Sauter-Fineganorkest heb ik nooit gekocht, gister vond ik twee stukken, helaas niet hun meest bekende "Doodletown Fifers", op YouTube. De aarzelende introductie van zowel "Midnight Sleighride" en "Holiday" door de heren is ontroerend en in enorme tegenstelling met de "drive" van de band.
Slecht voor hart en bloedvaten
Zo nu en dan kijk ik naar "De Wereld Draait Door", niet te vaak, want ergernis werkt net als zout, het is slecht voor hart en bloedvaten. Ik vergelijk het programma met een kleine supermarkt, waarvan de eigenaar voor de ogen van zijn klanten met snelle bewegingen de verpakking van zijn waar scheurt, geholpen door wat hij zijn tafelheer of tafeldame noemt. De eerste producten, die hij in mijn winkelwagentje wil stoppen, hebben de houdbaarheidsdatum ruimschoots overschreden: de ranzigheid valt te ruiken. Het is een wonderlijk allegaartje dat in de aanbieding is, als ik de vergelijking met de supermarkt even doortrek: muesli, condooms, courgettes, geitenharensokken en toiletpapier. Het verschil is natuurlijk dat condooms niets hebben in te brengen en zonder inspraak hunnerzijds in de vakken belanden, maar dat DWDD-gasten zich bijna juichend door Matthijs van Nieuwkerk laten begroeten. Ik vind dat vreemd. Veel vreemder vind ik dat ik allerlei volk voorbij zie komen, dat zijn dagelijkse kost opraapt bij de RTL's of hoe die commerciëlen ook mogen heten, de programmaleider van RTL 4 wordt in een VARA-programma gehuldigd vanwege zijn successen, kortom de filiaalchef van C1000 wordt vanwege zijn omzet bejubeld op vloer van Albert Heijn, door de filiaalchef van Albert Heijn.
27.11.10
1945
Negentienvijfenveertig, maar in werkelijkheid is de muziek veel ouder: marsmuziek uit New Orleans, gespeeld door de brassband van Bunk Johnson, legendarische, destijds herontdekte trompettist. We horen hem samen met Louis "Kid Shots" Madison, eveneens op trompet; Jim Robinson, trombone; George Lewis, clarinet; Isidore Barbarin, althoorn; Adolphe Alexander, baritonhoorn; Joe Clark, sousaphone; Warren "Baby" Dodds; snaredrum en Lawrence Marrero, bassdrum in "Maryland, My Maryland", waarvan het tweede deel in onze kontreien beter bekend is als "O, Denneboom" en bij het CIOS als "Vrouw Hogeveen". De opname dateert van 18 mei 1945, om duidelijk te laten horen hoe dicht de vroege New-Orleansjazz tegen de marsmuziek aanlag, slaat "Baby" Dodds hier zijn partij van "Maryland" even solo.
Tip
Gister naar een crematie in Enschede. Met OV-chipkaart met reductie per Teloorwegen. Kosten twee maal 18,65 is 37,30 euro. Dat is absurd: want een herfsttoer voor twee personen kost 35 euro, wanneer ik dus op de computer een herfsttoerkaartje had uitgeprint was ik 2,30 goedkoper uitgeweest. Ik ben eens even gaan kijken naar de eenheden van de teloorwegen, die naar ik aanneem overeenkomen met kilometerprijzen, ik heb twee maal 141 km gereden voor 37,30 - het begint nu echt op een sommetje vijfde klas basisschool te lijken - gaat u op reis en spoort u verder dan 128 km heen en 128 km terug dan kunt u beter een hersttoerkaartje uitprinten in plaats van op uw ov-chipkaart per saldo te reizen.
1919
De rol van de rol was in 1919 nog niet uitgespeeld, zo verschenen opnamen van het tweede orkest uit New Orleans, het Louisiana Five Jazz Orchestra op Edisonrollen. Het verband tussen het eerste orkest, de Original Dixieland Jass Band en het Louisiana Five Orchestra is clarinettist Alcide "Yellow" Nunez (foto), in 1916 vertrok hij naar Chicago, waar hij optrad met eerst genoemde band, maar vertrok voor dat er in 1917 opnamen gemaakt werden. In 1919 assisteerde hij drummer Anton Lada bij de formatie van de Louisiana Five, na opnieuw een poos in Chicago te hebben gespeeld, ging Nunez terug naar New Orleans, waar hij, naast clarinettist, ook werkzaam was bij de politie. "B-Hap-E" opgenomen op 14 april 1919.
26.11.10
1917
De negentiende eeuw is wat uitvindingen betreft een buitengewoon vruchtbare eeuw geweest, ook op muziekinstrumentengebied. Veel van de destijds uitgevonden instrumenten zijn inmiddels al weer verdwenen, maar de saxofoon - genoemd naar zijn uitvinder Adolphe Sax - heeft het, ook omdat er ogenblikkelijk voor "het instrument met de menselijke stem" werd gecomponeerd, gehaald. Er is een hele familie van sopranino- tot bassax, maar zelfs bij de saxofoons zijn instrumenten in onbruik geraakt , zoals de C-melodysax, een instrument, tussen de alt- en de tenorsax, dat o.a. bekendheid kreeg door Frankie Trumbauer. Een andere C-melodysaxofonist was Rudy Wiedoeft (foto), een uit Duitse immigranten in Detroit geboren klarinettist, begonnen in een familieorkest, maar die honderd jaar jaar geleden bekend werd als saxofoonvirtuoos. Eerst in de Frisco 'Jass' Band, waarvan de naam ten onrechte suggereerde dat het orkest uit San Francisco kwam. Van het orkest twee nummers, de "Johnson 'Jass' Blues" en "Night Time in Little Italy" (waarin o.a "O Sole Mio" voorbijkomt") beide opgenomen in 1917. In de jaren twintig ging Wiedoeft solo, vaak begeleid door een pianist, waarin hij alle trucs uit de kast haalde en de saxofoon liet lachen en huilen. Ook de titels verwijzen naar de grappen en grollen, die Wiedoeft zich veroorloofde: "Saxarella", "Sax-o-Phun" en "Saxophobia".
25.11.10
1914
Het orkest van James Reese Europe is aanzienlijk groter dan een jazzband uit diezelfde tijd, soms telt het zelfs 125 leden. Populair is hij al, wanneer hij door het blanke danskoppel Vernon en Irene Castle wordt ingehuurd om hen te begeleiden. Deze opname van "Castle House Rag" door Europe's Society Orchestra dateert uit begin 1914, de titel verwijst naar het echtpaar Castle, dat de, naar de zin van veel blanken in de Verenigde Staten, zwarte, extravagante danspassen in gepastere - lees geciviliseerder witte - banen trachtte te leiden. Hoe er in die jaren naar zwarte cultuur werd gekeken, hoort en ziet u hier, terwijl ook de bijdrage van de Castles en Europe aan bod komt. Europe (foto) leidde tijdens de Eerste Wereldoorlog een Amerikaans legerorkest, dat in Frankrijk enorm furore maakte. Na terugkeer in de Verenigde Staten werd hij door een drummer van zijn orkest doodgestoken.
24.11.10
1907
Even terug naar 1907. Waarom? Omdat ik gek word van de voortdurende beweringen van zogenaamde popprofessoren, die blijven suggereren dat met Elvis Presley de populaire muziek begint. Nooit afgevraagd waarom Debussy Golliwog's Cakewalk schreef, duidelijk beinvloed door de populaire muziek van een eeuw geleden, maar ach, van Debussy zullen ze ook nooit gehoord hebben. Goed 1907 dus, Olly Oakley (foto), een banjospelende zoon van een juwelier in de Britse Midlands, samen met een pianist in "Lumbrin Luke".
23.11.10
Op de pot
Theodor Holman zat die ochtend langer dan gewoonlijk op het toilet, niet omdat hij hard op de keutel was, maar omdat hij temidden van eigen geur beter kon nadenken. Hij had de voorgaande avond zelfs voorzorgsmaatregelen genomen: een uitje gefruit, een potje bruine bonen en een blikje in blokjes gesneden cornedbeef toegevoegd en het vervolgens, flink door elkaar gehusseld, opgegeten. Zo schiep Holman zijn eigen ultieme aromatherapie. Hij wist dat het goed zat toen hij midden in de nacht een forse wind moest laten. "Als een reiger", mompelde hij en noteerde op het bloknootje naast zijn bed de namen Sartre en Bosma. Helaas was hij, toen hij opstond, de betekenis van beide namen vergeten. Gelukkig schoot de diepere gedachte, bedoeld voor zijn wekelijkse column in "De Groene" hem weer te binnen toen hij een met nutella besmeerde croissant in de koffie doopte. Als Martin Bosma stond voor het niet en Hero Brinkman voor het zijn, dan kon hij een diepgravende column over de PVV schrijven, met hier en daar wat Sartrecitaten. Misschien bleef er ook nog wel een mogelijkheid om Job Cohen weer eens flink te kakken te zetten. Hij glimlachte, zich bewust van de plaats waar hij zichzelf momenteel bevond. Om hem heen lagen wat folders, eentje trok zijn aandacht: "Jewish Identity Day 09 Januari 2011". Hij las "een dag vol inspiratie...Internationaal bekende sprekers, boeiende lezingen, creatieve, artistieke en originele workshops, gewaagde onderwerpen en bovenal inspirerend. Kom en geniet van een onvergetelijke dag...Naast lezingen kunt u genieten van de leuke uitmarkt, heerlijke oer-Joodse rechten, gezellig socializen, relaxen, Joods netwerken, bijkletsen en een fantastische borrel als afsluiting van de dag." Hij zou de organisatie eens bellen, want misschien kon hij wel een vorkje meeprikken: een forumpje leiden of zo? Want nadat hij zijn Joodse roots had blootgelegd in een interview in "Benjamin", het blad van Joods Maatschappelijk Werk, vond hij dat hij toch wel enige rechten had. Hij keek trots naar het artikel, dat hij naast de verjaarsdagskalender op de wc-deur geprikt had en las het begin van het interview nog een keer over, terwijl een luide flats in de pot belandde: "In een land hier niet zo ver vandaan, Friesland, woonde eens de jonkvrouw van Hania tot Weidum. Op een dag stond de blonde jonkvrouw te kijken naar diamanten die zo schitterden in de vitrines, dat ze moest kijken. "U vindt ze mooi", zei een stem. "Schitterend", zei ze bijna onhoorbaar. Ze draaide zich om en zag een man met vurige bruine ogen, zwarte haren met lange krullen en een glimlach die mooier was dan alle dan alle juwelen die ze ooit had gezien. Hij was het zelf, de Joodse juwelier en eigenaar van 'Gouden Kettingen.'" Verderop in het interview verklaarde hij zich nader: Zijn adelijke overgrootmoeder werd zwanger van zijn Joodse overgrootvader. Zijn grootmoeder was dus toch maar mooi Joods en dat gaf de organisatoren "Jewish Identity Day" verplichtingen tegenover hem. Niet dat hij, toen zijn goede vriend Theo van Gogh nog leefde, veel woorden aan zijn Joodse achtergrond had vuilgemaakt, hij had zelfs luid gelachen toen Theo vertelde dat het in Auschwitz naar caramel rook, wanneer er suikerzieke Joden werden verbrand. Misschien kon hij toch deze gedachte ook in zijn column in "De Groene" verwerken, en leed hij aan Joodse zelfhaat? Hij zou beginnen met citaten uit Sartres "L'être et le néant", daarna een paar regels over het "conflict" Bosma/Brinkman, vervolgens, volgens het gebruikelijke recept, hoe hijzelf zich voortdurend misdeeld voelde en dan in een ruk door naar Theodor Lessings - even benadrukken dat het om een naamgenoot ging - "Der Jüdische Selbsthass", een paar citaten uit Lessings boek en klaar was de column van deze week. Theodor Holman stond op, veegde zijn kont af en liep naar zijn computer.
22.11.10
21.11.10
19.11.10
Unst
Een paar jaar geleden was ik op het meest noordelijke Shetlandeiland Unst, waarvan een groot deel wordt ingenomen door een schitterend natuurreservaat. Ik beleefde voor de eerste keer dat ik werd aangevallen door een vogel, de skua of grote jager, door met mijn armen boven mijn hoofd te zwaaien verjoeg ik hem. Ik liep langs de kust naar het noorden, hoog boven de zee, tot ik links in de verte het kleine eilandje met de vuurtoren zag: Muckle Flugga (foto links).
Zo'n naam klinkt niet Engels, dat is niet zo verwonderlijk want de Shetlanders hebben meer op met de Vikingen, in de haven van de hoofdstad, Lerwick, ligt een vikingschip en sommige straatnamen liegen er ook niet om: King Haraldstreet en King Haakonstreet. De Noorse stad Bergen ligt dichterbij dan de Britse hoofdstad. Op de veerboot van Aberdeen naar de Orkneys dronk ik mijn eerste flesje Shetlands bier, gebrouwen op Unst, en toen ik ontdekte dat een bezoek aan de brouwerij, de Valhalla Brewery, tot de mogelijkheden behoorde ben ik daar op een middag naar toe gegaan. Het is een eenmansbedrijf met vier verschillende bieren en ik kreeg een persoonlijke rondleiding van de eigenaar. Vooral de namen van de bieren zijn fraai: "White Wife", "Auld Rock", "Simmer Dim" en "Sjolmet Stout", een verklaring van de namen staat hieronder.
18.11.10
Anknoffelen
Heeft Ymkje bedenken over Wilders zijn rosmos, ik dacht het al, maar het heeft niet veel zin daar algedurig om op te kougen, want als een volk eenkeer achter een lieder anknoffelt, dan blijft het dat ornaris doen. Het is wat dat aangaat krekt als met de muziek, mensen die Jantje Smit hoog in het vaan hebben, hebben niks met Piter Wilkens of met Bauke van der Woude. Dat is spijtiggenoeg, maar het is niet anders. Het enigste waar ik kjel van werd is dat Richard de Mos onderwijzer geweest heeft, zo een ruigbuitser hoort niet voor de klas. Blinders nog aan toe. Is der geen selektie vooraf?
Vrouw Ymkje Sinnema - Meindertsma, De Haske
17.11.10
16.11.10
Drum 2
Wie de moeite neemt iets over cairnterriers te weten te komen, ontdekt al gauw dat ze bekend staan als hartstochtelijke gravers. Niets van dat alles bij de heer Ozenfant: totaal geen interesse om de voorpoten vuil te maken. Niet alleen op de hei, maar zelfs niet op een stukje land waarop het stikte van de konijnenholen, tot vanmorgen, toen zich van de heer Ozenfant plotseling achter op ons plaatsje een graafwoede meester maakte, alsof hij zich herinnerde waarom cairnterriers zo'n vierhonderd jaar geleden gefokt werden: vossen- en otterjacht. Binnen een paar minuten lag er een grote hoop aarde.
Standard 2
Ik verkeerde in de veronderstelling dat Standard tijdens de Tweede Wereldoorlog overschakelde op miltaire vrachtwagenproductie, maar nee, gister ontdekte ik dat de fabriek ondermeer de beroemde De Havilland "Mosquito", bouwde oorspronkelijk bedoeld als jachtbommenwerper, maar later ook ingezet als jachtvliegtuig.
Lurpak
Natuurlijk keek ik afgelopen zondag naar het programma "Boeken" van Wim Brands, hij sprak met Douwe Draaisma over diens "Vergeetboek". De vrijdag ervoor had ik een herinneringsmoment gekoppeld aan vergeten. Ik kocht in Den Haag een pakje "Lurpak", Deense boter, die naar Groot-Brittannië wordt geëexporteerd. Het was de "Lighter"-versie gemengd met plantaardige olie.En plotseling herinnerde ik me dat een onderwijzer in Leeuwarden me meer dan zestig jaar geleden vertelde dat de Friese zuivelfabrieken de export van boter naar Groot-Brittannië waren kwijtgeraakt omdat ze roomboter hadden gemengd met plantaardige olie, iets dat toen verboden was. De Denen namen de Britse markt over en Harlingen werd een minder belangrijke zeehaven. Dat verhaal herinner ik me, maar de naam van de onderwijzer, die het vertelde, ben ik vergeten.
15.11.10
Burr
Het was en reisje met hindernissen. Toen fotograaf Ernst Niewenhuis en ik bij het voor ons geboekte hotel vlakbij Kopenhagens luchthaven Kastrup incheckten, bleek dat degene die het hotel besproken had, ons te weinig geld had meegegeven. Het bleek vervolgens behoorlijk lastig - het gebeurde ver voor de uitvinding van de pinautomaat - om op zaterdag geld over te maken. De terugreis ging evenmin van een leien dakje, in plaats van op Schiphol kwamen we op het vliegveld van Brussel terecht, waar we zo'n vier uur moesten wachten op een vlucht naar Amsterdam. Dat wachten was op zich niet zo heel erg, maar Ernsts films zaten in zijn koffer en die kwam in Brussel niet van de bagageband. Gelukkig bleek die door het grondpersoneel van Kastrup wel naar Schiphol te zijn gedirigeerd, zodat er tenslotte sprake was van een gelukkige hereniging. Op de tussen die zaterdag en maandag gelegen zondag ging echter alles naar wens, we stonden 's morgens, weet hoe vroeg op Kastrup om Raymond Burr, die toen furore maakte als Ironside, op te vangen. We volgden hem de hele dag, we waren bij een persconferentie in een studio van de Deense televisie en uiteindelijk kon ik hem op zijn hotelkamer interviewen. Een paar dagen later zou Burr ook naar Nederland komen en zijn manager vroeg me of ik hem het adres van een limousinebedrijf kon geven om Burr van Schiphol naar Amsterdam te brengen. Ik bood aan om hem met mijn vooroorlogse Nash te rijden. De manager vond het een schitterend idee, dus stond ik een paar dagen later opnieuw op Schipholen was ik getuige van een unieke ontmoeting, want op weg naar de uitgang ontmoette Burr Johnny Weismuller en het was ontroerend te zien hoe hoog Burr de vertolker van Tarzan in het vaan had staan. Buiten zei Burr, toen hij mijn Nash zag: "Nineteen thirty seven". Mijn dag kon niet meer stuk: Burr wist iets van auto's en had feilloos het bouwjaar van mijn Nash genoemd.
14.11.10
GVB
GVB of voor de niet-Amsterdammers Gemeentelijk Vervoer Bedrijf, hier vertegenwoordigt met twee vooroorlogse foto's, waarbij ik nogal wat moeite had de wagennumers te lezen. Ik houd het op 253 (foto onder) en 306, die respectievelijk in 1913 en '14 in dienst kwamen en in 1955 en '54 werden afgevoerd. Wanneer de foto's precies werden gemaakt zijn, weet ik niet, mogelijk dateert de onderste foto - zie het bord voor de versierde bus - uit de periode, dat men probeerde de concurrentie van zogenaamde "wilde bussen" tegen te gaan. Ik denk dat de foto's uit de tweede helft van de jaren dertig dateren. De trams werden beide door Werkspoor gefabriceerd.
Brood
Het gaat zelden over brood in de Tweede Kamer, dat is wel eens anders geweest, jaren geleden beklaagde Gerda Brautigam (P.v.d.A.) zich over de slechte kwaliteit van deze dagelijkse kost. Eigenlijk zou er best wel weer eens in het parlement lawijt over brood gemaakt kunnen worden, want ik ben inmiddels wel uitgekeken op vikorn, waldkorn of hoe het gebakken deeg ook mag heten. Ik eet nu al een paar dagen brood uit Den Haag van superieure kwaliteit, gekocht op de Denneweg, bij zoals ze het zelf omschrijven de Haagschere bakkers Hans en Frans Hessing, twee broers ooit begonnen in de Reinkenstraat, maar inmiddels met filialen aan de, net genoemde, Denneweg en de Theresiastraat. Spelt, cranberrybrood en krentenbrood, waarbij je geen fiets nodig hebt om van krent naar krent te fietsen, van ongeevenaarde kwaliteit. Hier zijn Hans en Frans aan het woord.
Standard
In 1903 betekende "standaard" in de automobielindustrie duidelijk iets anders dan in 1963. In 1903 zette het woord een standaard voor de concurrentie, in 1963 was het een automobiel ontdaan van iedere luxe. Het Britse automerk "Standard" bestond precies zestig jaar, van 1903 tot 1963.
In 1936 kwam Standard met een reeks nieuwe modellen, ze hadden allemaal een nummer, ontleend aan het aantal pk's voorafgegaan door het woord "Flying". De Standard "Flying Twelve" (foto boven) had een viercylinderzijklepmotor met een inhoud van 1609cc. Het model bleef nagenoeg ongewijzigd tot de oorlog uitbrak en de Britse automobielindustrie overging op de productie van militair materieel. Na de oorlog kwam nagenoeg dezelfde auto terug, die overigens ook met een iets grotere motor als "Flying Fourteen" verkocht werd. De carrosserieën werden in een andere fabriek gemaakt, zodat ze op een vrachtwagen naar Coventry moesten worden gebracht, waar de auto's werden afgemonteerd.
In 1948 verscheen de eerste nieuwe Standard, de "Vanguard" met een viercylinderkopklepmotor met een inhoud van 2088cc, de meeste werden dat jaar geëxporteerd. In 1953 werd niet alleen het front ingrijpend gewijzigd, maar kreeg de wagen ook een echte kofferbak. Van beide types waren "estates" en "vans" leverbaar. Onderstaande Israelische ambulance is een "Vanguard Phase II estate" uit 1953.
In 1955 kwam de "Vanguard Phase III" uit met een zelfdragende carrosserie, in feite ging het op de motor na, om een geheel nieuwe auto.
In 1948 verscheen de eerste nieuwe Standard, de "Vanguard" met een viercylinderkopklepmotor met een inhoud van 2088cc, de meeste werden dat jaar geëxporteerd. In 1953 werd niet alleen het front ingrijpend gewijzigd, maar kreeg de wagen ook een echte kofferbak. Van beide types waren "estates" en "vans" leverbaar. Onderstaande Israelische ambulance is een "Vanguard Phase II estate" uit 1953.
In 1955 kwam de "Vanguard Phase III" uit met een zelfdragende carrosserie, in feite ging het op de motor na, om een geheel nieuwe auto.
Spelen in blessuretijd of halachie, halacha 4
Een sprookje
Laat ik de beren gewoon A, B en C noemen. Beer C heeft sowieso geen naam, ik kreeg hem toen ik negentien of twintig was en dan speel je niet meer met beren, laat staan dat je ze een naam geeft. Beer A is het oudst, hij gaat al zessenzestig jaar mee en ziet er afgeknuffeld uit. Zijn armen en benen zijn ongelijk. Hij is zo kaal dat hij aan de zijkant van zijn hoofd gestopt is, zijn ogen zijn verschillend en zijn oren zien eruit als twee gedroogde vijgen. Op een foto uit 1940 zit ik met de beer - is het wel beer A, denk ik steeds, hij is onherkenbaar veranderd, maar dat ben ik ook - achter een teiltje waarin mijn zusje zit. Ik houd en hield het meest van beer A. Beer A lag, als ik met al mijn dieren naar bed ging, boven naast me. De andere dieren lagen ook naast me, in volgorde van mijn tedere gevoelens voor hen lager of hoger. Beer A lag het hoogst. Hij kent me ook het best. En ik zie er op toe dat hij goed zit, gemakkelijk leunt op de bank. Rug en benen onder een comfortabele hoek. Dat is wel anders geweest. Toen ik beer A negen jaar na mijn scheiding terugkreeg, lag hij samen met beer B en beer C ongekleed in een kist, onder de rails van mijn electrische trein. Beren horen niet onder de rails, beren horen op de rails, als ze al in een kist gepakt worden. Alleen beer B had zijn kleren nog aan. Hij is eigenlijk beertje B, want hij is veel kleiner dan beer A en beer C. Sinds kort draagt hij een sombrero, die aan een fles tequila hing. De sombrero is is in feite te klein en zit hem vrij strak om de oren en ik vraag me af of beertje B dat prettig vindt. Maar het is wel heel leuk als beer A "Indian Love call" zingt, beertje B storend in weer te zien met "La Bamba". Daar moet ik verschrikkelijk om lachen. Beer C treedt nooit op, met hem heb ik nooit zo'n band kunnen krijgen. Hij kijkt hooguit met een draaiend hoofd - hij is enige die zijn hoofd kan draaien - misprijzend naar de dingen, die hem niet bevallen en mompelt woorden van afkeuring. Beer C heeft een groene trui aan, een welpentrui waar de distinctieven van verdwenen zijn. Dat vind ik jammer, ook dat hij pet, halsdoek en broek mist. Want ik heb hem in padvinderscostuum gewonnen. De moeder van mijn vriendin had hem als hoofdprijs van de padvinderij in Rijswijk aangekleed. Ik vond hem fantastisch en en moest en zou hem winnen. Ik kocht zo veel loten, dat het niet anders kon dan dat ik hem won. Maar een echt goede verhouding, zoals met beer A, heb ik nooit met hem gekregen. Beer A is veel geweest: hij was de Canadees, die het dorp waarin ik in de oorlog woonde bevrijdde, hij was piloot en hij was chauffeur. Ik droomde ervan, maar hij was het echt. Ik heb met hem gespeeld en kan dat spel zo voortzetten. Mijn moeder vond dat, toen ik zo'n jaar of veertien was, niet goed en nam iedere gelegenheid te baat om beer A af te pakken. Als ik slechte rapportcijfers had verdween beer A in de linnenkast, als ik me misdroeg verdween beer A in de linnenkast. Ik vond die straf verschrikkelijk onverdiend. Elke keer als mijn moeder het huis verliet, sloop ik naar de linnenkast om beer A opbeurend toe te spreken. Als ik wist dat mijn moeder lang wegbleef, haalde ik hem uit de linnenkast om hem te knuffelen en te vertellen hoe slecht mijn moeder was om de verkeerde te straffen. Beer A droeg een gebreid hemdje, waarop ik met oranje en groene zijde een bloemetje had geborduurd, daarover een rood gebreid vest met pofmouwen en witte knopen, een lange kaki broek - dat was het enige kledingstuk dat hij aanhad toen ik hem na negen jaar terugkreeg - en een vilten rode jas met opgestikte zakken. In een van de zakken zat een tekening van een stoel met daaronder in kinderschrift "deze stoel heb ik zelf gemaakt". Heb ik die stoel voor beer A gemaakt of heeft hij hem zelf gemaakt? Ik weet het niet meer. Lang geleden moet er iets gebeurd zijn waardoor onze persoonlijkheden verward of misschien zelfs verwisseld zijn geraakt. Hij is mij. Ik ben hem.
13.11.10
Spelen in blessuretijd of halachie, halacha 3
In het theater, zo begrijp ik later, vindt geen demonstratie plaats, maar meer een poging om de demonstratie niet uit de hand te laten lopen. De poging loopt op zijn beurt uit de hand: op het moment dat de acteurs opkomen, beklimmen tegenstanders van de opvoering het toneel. Dat is onverstandig: je kunt met tomaten, met eieren, met stinkbommen gooien. Maar zo krijgen de acteurs geen kans. Letterlijk en figuurlijk is dit geen fair play.
Mijn Friese overgrootvader is, na de vrijdagse veemarkt, beschonken op weg naar zijn boerderij. In het duister waait zijn pet af. Hij probeert hem terug te vinden en raakt bij het zoeken op het dunne ijs van de sloot rond de Joodse begraafplaats, zakt er door en verdrinkt.
In het eerste telefoongesprek met Joods Maatschappelijk Werk, dat ik op aanraden van de bedrijfsarts voer, word ik in een hokje gestopt: eerste generatie. Want ik heb de oorlog meegemaakt.
Nadat ik mijn schildpad een blikje Lady Curzon heb laten zien, wil ze ook in een gespreksgroep. Ik begrijp haar volgende vraag: "Waarom zij wel en ik niet?"
Zonen van Joodse vaders en niet-Joodse moeders zijn geen Jood. Deze regel staat in kilometershoge letters tegen de hemel geprojecteerd en ieder dag stapt een orthodoxe rabbijn in zijn Messerschmitt Bf109E om de letters over te trekken, zodat ze zichtbaar blijven. Het liefst zou hij treinen voor deze zonen laten rijden. Vanuit de trein op weg naar Oosterbork klinkt: hihahalacha op de wijs van hihahondenlul.
"Wat vind jij van de intifada?" vraagt mijn collega Hans. Voor de eerste keer, meldt Het Journaal, dat er kijkers over een journaaluitzending hebben opgebeld. Boos omdat Israelische soldaten door met stenen op Palestijnse armen te beuken deze hebben willen breken. "Zo breek je geen armen", vertel ik Hans en ik leg hem uit hoe je dat wel doet.
Jules Croiset, zoon van een Joodse vader en een niet-Joodse moeder, heeft de rabbijnse letters tegen de hemel zien staan en besluit zijn ogen te sluiten. Blindvliegend, zonder brevet, probeert hij de letters te laten verdwijnen. Hij stort neer.
Ik rijd naar huis. De autoradio aan. Morgen gebeurt het. Maar het gebeurde gisteren. De Goerees zijn veroordeeld en op de dinsdag daarna, het is 17 september 1985, krijgen ze voor de VARA-microfoon opnieuw gelegenheid te vertellen dat de moord op zes miljoen Joden komt door hun afwijzing van Jezus. Een dag later spreek ik in de VARA-kantine Walter van Doetinchem. Hij heeft de uitzending niet gehoord en kan er niet over oordelen. Ik leen hem mijn SS-uniform: "Wir haben es nicht gewusst."
12.11.10
Spelen in blessuretijd of halachie, halacha 2
"Das ist immer noch besser als eine ultimative Dusche. Ihr versteht was ich meine? Ein richtiges AHA-Erlebnis führ Euch, oder?"
En dus wist ik niets beter te doen dan ook te lezen. En zo te lezen dat ik met mijn vader kon praten. Spelen deed ik in mijn eentje en wanneer ik tijdens de oorlog een doodenkele keer met een "vriendje" mee naar huis mocht, dan kreeg ik bij het afscheid steevast te horen, dat ik niet meer terug mocht komen.
"Wisst Ihr was AHA bedeutet? Nein? Das bedeutet Adolf Hitler. Merkt Euch das!"
In de tuin achter het gebouw van Joods Maatschappelijk werk schreeuwen zes jongens, Feyenoordshawls om de nek: "Olij, Olij." Op de melodie van olé, olé. Zouden ze mijn uniform herkend hebben? Ik sla met een handschoen een pluisje van mijn knie.
De bewaarschool. Een donkere steeg met een grote boom. Een groene deur, kapstokjes en een lokaal met rechts een grote kist met speelgoed. Niet opvallen, dus altijd zorgen als laatste speelgoed uit de kist nemen. Niet één keer, maar altijd een autootje: houten plankje, verveloos, geen wieltjes.
"Pijn is pijn", zegt Gruppenführererin Louise. "Iedere pijn is verschillend, maar het blijft wel pijn." En zo wordt iedere pijn onaantastbaar voor de ander. Een steenpuist wordt dus polio, denk ik. Maar ik weet ook niet hoe het anders moet.
Maanden geleden bel ik op een maandagmorgen, Bas mijn baas. Ze moeten het op mijn werk maar even zonder mij stellen.
Ik ben in een bus vanaf het Stadionplein in Amsterdam naar Rotterdam gereden. Er wordt gedemonstreerd tegen Fassbinder. De stemming bevalt me niet. De demonstranten zijn amateurs. Van te voren heeft Rosa, die ik eerder buiten haar oevers zag treden tijdens de Fasssbindervoorlezing in De Balie, ons op het hart gedrukt ons niet te laten provoceren. Ik ben blij, wanneer ik eenmaal uit de bus, aan het eind van de straat een rode vlag zie. Dat moet minstens een halve eeuw geleden zijn: een Joodse demonstratie met een rode vlag. Maar het is geen Jood die de vlag draagt. Het is mijn vriend Gustaaf. Hij roept: "Hun strijd, onze strijd, internationale solidariteit". Zo'n demonstratie ken ik. Ik wordt innerlijk verscheurd. Moet ik meeroepen. Solidair zijn met hem of met de keurige Joden?
Ralph zegt: "Je moet zorgen buiten de driehoek "redder-slachtoffer-vervolger" te blijven. "Ik vind dat te absoluut. In principe zal het best kloppen, maar wat zijn de gevolgen voor het slachtoffer als je de rol van redder opgeeft?"
"Dat zorgt wel voor zichzelf."
"Ik weet dat nog zo net niet."Ralph trekt het papier met de driehoek naar zich toe en zet twee keer dezelfde rijtjes woorden naast elkaar: normouder, volwassene, kind. "Je moet zorgen beiden op hetzelfde niveau te zitten en het beste is dat je alle twee op het volwassenenniveau zit." Hij begint lijntjes tussen normouder en kind, volwassene en kind, kind en kind en kind en normouder te trekken en van ieder lijntje de konsekwentie uit te leggen. Luister ik nog wel?
In de kantine op mijn werk kijk ik de krant in. Marga zit aan dezelfde tafel. Ik lees een stukje voor waarin staat dat een Duitse stewardess van een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij op verzoek van vliegtuigkapers alle passagiers met een Joodse achternaam heeft aangewezen. "Dat zou ik ook gedaan hebben", zegt Marga.
Ik ben in Neurenberg. Op zondag rijdt een oud treintje naar nabijgelegen dorpen. De hele dag pendelt de trein tussen de dorpen en keert niet naar Neurenberg terug. Ik heb een dagkaart en ben voortdurend onderweg zonder ergens heen te gaan. De oude wagons worden getrokken door een zogenaamde wehrmachtslocomotief.
11.11.10
Muzikanten
Toen ik inmiddels al weer een aantal jaren geleden, de voorganger van dit blog begon, zette ik er een aantal door mij getekende muzikantenportretten op. Vanmorgen vond ik ze terug en dacht eigenlijk best leuk om ze te herhalen.
Spelen in blessuretijd of halachie, halacha 1
Als ik vanaf de tramhalte omkijk, zie ik ze, de mensen uit mijn gespreksgroep, zitten in de zon op het terras van het café. Niet mijn soort café. Ik hou niet van perzische kleedjes op tafel, bovendien is de ober te dik en vooral te populair van toon. Ik vecht tegen mijn tranen: dit is voorlopig het einde, verder terug kan ik niet. Er is verdriet, maar ik geneer me ook.
In de trein legt Ralph me de driehoek uit, tenminste dat probeert hij. Pesterig zeg ik: "Een gevarendriehoek zet je achter je auto op de vluchtstrook als je pech hebt."
"Zie je, je weet het niet!" Hij pakt een stuk papier: "Kijk, bovenaan zet ik de redder, links op de basis zet ik het slachtoffer en rechts op de basis de vervolger. Zo zitten de meeste relaties in elkaar. Als je redder wilt zijn, dan maak je de ander automatisch tot slachtoffer."
Ik kijk uit het raam en zie Zaltbommel. Vervolger dan maar, besluit ik, eindelijk geen slachtoffer meer en ik ga in SS-uniform naar Joods Maatschappelijk Werk. Het uniform verberg ik, samen met de pet tot ik binnen ben, onder een lange regenjas. Eenmaal binnen ga ik rechts en daarna links een trapje op. Ik hang de jas op, zet de pet op en kom de kamer binnen. Hoekig steek ik - welke arm ook alweer, dat moet ik nakijken - mijn arm op: "Heil Hitler".
"Wat is jouw geschiedenis ", vraagt Louise, die Gruppenführerin.Niet opvallen, vooral niet opvallen, was de boodschap, die ik van huis meekreeg. Maar hoe maak je je als kind onzichtbaar? Ben ik daarom zo woedend over het gedrens, het geren, het gejengel, het geschreeuw van kinderen in winkels, in trappenhuizen, in treinen?
"Das werd' ich erzählen", bits ik. Zal ik de anderen, die al een paar maanden hun oorlogservaringen uitwisselen laten opstaan of zal ik zelf blijven staan en met korte schreden rondstappen? Dat laatste, natuurlijk dat laatste. Slachtoffers zitten. Vervolgers staan, hebben leren handschoenen losjes in de hand en slaan er ongedurig mee op eigen dij of in het gezicht van hun slachtoffers.
"Wer von Euch war in Auschwitz?', vraag ik. "Achso, keiner. Nehmt Euch ein Vorbild an Sally, der mich erst in Middelburg vom Zug abgeholt hat, der jedes Jahr fünf mal nach Auschwitz fährt, das is ganz was anderes als das Joods Historisch Museum. Auschwitz ist the greatest shoah on earth, starring six million fiddlers on the roof. Mit in den Nebenrollen Vertreter aller Europäischer Völker. Sally hartet sich selbst ab mit fünf kalten Duschen pro Jahr."
Wie was mijn vader anders dan een man tussen duizenden boeken, een man die niet met me speelde en die voor het gemak de rails van mijn electrische trein op vier planken had laten spijkeren, zodat er maar vier contacten hoefden te worden vastgemaakt om de trein zijn ovale rondjes te laten rijden, in plaats van de rails eens in allerlei variaties neer te leggen. Mijn vader fietste niet, bouwde geen vliegers, plakte geen banden. Hij las.
De ochtend nadat ik Claude Lanzmanns "Shoah" heb gezien, loop ik naar het station om met de trein naar mijn werk te gaan. Voor de eerste keer in mijn leven vraag ik me af waarom ik met de trein ga.
Wie was mijn vader anders dan een man tussen duizenden boeken, een man die niet met me speelde en die voor het gemak de rails van mijn electrische trein op vier planken had laten spijkeren, zodat er maar vier contacten hoefden te worden vastgemaakt om de trein zijn ovale rondjes te laten rijden, in plaats van de rails eens in allerlei variaties neer te leggen. Mijn vader fietste niet, bouwde geen vliegers, plakte geen banden. Hij las.
De ochtend nadat ik Claude Lanzmanns "Shoah" heb gezien, loop ik naar het station om met de trein naar mijn werk te gaan. Voor de eerste keer in mijn leven vraag ik me af waarom ik met de trein ga.
Drum
De Engelse taal kent een prachtige uitdrukking, die zich moeilijk leterlijk in het Nederlands laat vertalen: "marching to his own drum". Sinds anderhalf jaar ken ik de heer Ozenfant nu, en als er iemand is, die volslagen op de muziek van zijn eigen trommeltje marcheert, dan is hij het. Ik ontdekte al snel dat hapklare brokjes voor hem zeer belangrijk waren en dat ik het niet moest wagen, nadat ik de etensbak gevuld had, daarbij in de buurt te komen. Niet dat hij at, nee, hij beschermde zijn voer. Dat betekende min of meer dat de keuken waar de voerbak stond, voor mij zolang er eten in de bak zat, voor mij verboden terrein was. Ik besloot daarop de heer Ozenfant eerst wat brokjes uit de hand te voeren, zodat hij wist dat zijn kostelijk voer door mij verstrekt werd, en pas daarna de voerbak neer te zetten. Dat ging enige tijd goed tot de heer Ozenfant besloot niet meer uit mijn hand te eten. Zoiets van: jij denkt dat je slim bent, maar ik ben slimmer en ik trap niet in zo'n handeling. De heer Ozenfant mag buitengewoon graag wandelen: zodra hij zijn hals- en lijnband ziet voert hij een koddig dansje uit, waarvan een kozak nog wel iets kan leren. Maar sinds eergister vertoont hij ook wat wandelen betreft nieuw gedrag. Vaak komt hij 's avonds met zijn voorpoot tegen mijn broek aanslaan om me te herinneren dat het tijd is om uit tegaan. Soms wil ik eerst iets afmaken, waar ik op dat moment mee bezig ben en gaan we daarna pas wandelen, een woord dat hij trouwens uitstekend begrijpt. Sinds dinsdagavond gaat hij, als er niet ogenblikkelijk door mij gereageerd wordt, achter een stoel zitten en wenst hij, hoe ik ook met de verleidelijke halsband zwaai, niet te reageren. Boos?
10.11.10
Stoomtram
Van 1941 tot 1945 woonde ik in Drachten, daar reed geen electrische tram, maar een stoomtram in drie richtingen: Heerenveen, Groningen en Leeuwarden, meestal werden de wagons getrokken door vierkante, doosvormige locomotieven, die door spoorliefhebbers "stoofjes" genoemd worden. Maar zo nu en dan stond er in mijn ogen een echtere, door Maffei gebouwde, locomotief voor de wagons. De tram naar Leeuwarden reed over een eigen baan naar Veenwouden, daar werd omgerangeerd en vervolgens reed de tram over de treinbaan naar Leeuwarden, vlak voor het spoorstation daar zwenkte hij naar rechts om langs dat station naar het tramstation te rijden. Het gekke is dat ik me van het interieur van de rijtuigen (foto) niets meer kan herinneren, maar misschien heb ik ze ook alleen maar van de buitenkant bewonderd.
Krant vandaag
Lees vandaag in de International Herald Tribune hoe een Slowaaks ministerie Europees geld, bedoeld om Roma te helpen, misbruikte om twee voetbalelftallen op de been te houden.
Trouw 2
Op vrijdag 10 augustus 1945 verscheen Trouw met een extra editie met de kop: JAPAN CAPITULEERT. De achterpagina wordt voor een groot deel ingenomen door een publicatie van N.V. Nederlandsche Spoorwegen met de dienstregeling van de treinen: weinig treinen, die er lang over deden.
Uit die tijd herinner ik me de radiopraatjes van ir. Posthumus Meyjes op zondag onder de titel: "De Spoorwegen Spreken", waarin hij de veranderingen en verbeteringen op het spoor besprak. Een ding vergeet ik nooit: hij had het nooit over Zwolle maar altijd over Zwol, dat vond ik als klein kereltje prachtig. Zwol!
Subscribe to:
Posts (Atom)