In het theater, zo begrijp ik later, vindt geen demonstratie plaats, maar meer een poging om de demonstratie niet uit de hand te laten lopen. De poging loopt op zijn beurt uit de hand: op het moment dat de acteurs opkomen, beklimmen tegenstanders van de opvoering het toneel. Dat is onverstandig: je kunt met tomaten, met eieren, met stinkbommen gooien. Maar zo krijgen de acteurs geen kans. Letterlijk en figuurlijk is dit geen fair play.
Mijn Friese overgrootvader is, na de vrijdagse veemarkt, beschonken op weg naar zijn boerderij. In het duister waait zijn pet af. Hij probeert hem terug te vinden en raakt bij het zoeken op het dunne ijs van de sloot rond de Joodse begraafplaats, zakt er door en verdrinkt.
In het eerste telefoongesprek met Joods Maatschappelijk Werk, dat ik op aanraden van de bedrijfsarts voer, word ik in een hokje gestopt: eerste generatie. Want ik heb de oorlog meegemaakt.
Nadat ik mijn schildpad een blikje Lady Curzon heb laten zien, wil ze ook in een gespreksgroep. Ik begrijp haar volgende vraag: "Waarom zij wel en ik niet?"
Zonen van Joodse vaders en niet-Joodse moeders zijn geen Jood. Deze regel staat in kilometershoge letters tegen de hemel geprojecteerd en ieder dag stapt een orthodoxe rabbijn in zijn Messerschmitt Bf109E om de letters over te trekken, zodat ze zichtbaar blijven. Het liefst zou hij treinen voor deze zonen laten rijden. Vanuit de trein op weg naar Oosterbork klinkt: hihahalacha op de wijs van hihahondenlul.
"Wat vind jij van de intifada?" vraagt mijn collega Hans. Voor de eerste keer, meldt Het Journaal, dat er kijkers over een journaaluitzending hebben opgebeld. Boos omdat Israelische soldaten door met stenen op Palestijnse armen te beuken deze hebben willen breken. "Zo breek je geen armen", vertel ik Hans en ik leg hem uit hoe je dat wel doet.
Jules Croiset, zoon van een Joodse vader en een niet-Joodse moeder, heeft de rabbijnse letters tegen de hemel zien staan en besluit zijn ogen te sluiten. Blindvliegend, zonder brevet, probeert hij de letters te laten verdwijnen. Hij stort neer.
Ik rijd naar huis. De autoradio aan. Morgen gebeurt het. Maar het gebeurde gisteren. De Goerees zijn veroordeeld en op de dinsdag daarna, het is 17 september 1985, krijgen ze voor de VARA-microfoon opnieuw gelegenheid te vertellen dat de moord op zes miljoen Joden komt door hun afwijzing van Jezus. Een dag later spreek ik in de VARA-kantine Walter van Doetinchem. Hij heeft de uitzending niet gehoord en kan er niet over oordelen. Ik leen hem mijn SS-uniform: "Wir haben es nicht gewusst."