23.11.10

Op de pot

Theodor Holman zat die ochtend langer dan gewoonlijk op het toilet, niet omdat hij hard op de keutel was, maar omdat hij temidden van eigen geur beter kon nadenken. Hij had de voorgaande avond zelfs voorzorgsmaatregelen genomen: een uitje gefruit, een potje bruine bonen en een blikje in blokjes gesneden cornedbeef toegevoegd en het vervolgens, flink door elkaar gehusseld, opgegeten. Zo schiep Holman zijn eigen ultieme aromatherapie. Hij wist dat het goed zat toen hij midden in de nacht een forse wind moest laten. "Als een reiger", mompelde hij en noteerde op het bloknootje naast zijn bed de namen Sartre en Bosma. Helaas was hij, toen hij opstond, de betekenis van beide namen vergeten. Gelukkig schoot de diepere gedachte, bedoeld voor zijn wekelijkse column in "De Groene" hem weer te binnen toen hij een met nutella besmeerde croissant in de koffie doopte. Als Martin Bosma stond voor het niet en Hero Brinkman voor het zijn, dan kon hij een diepgravende column over de PVV schrijven, met hier en daar wat Sartrecitaten. Misschien bleef er ook nog wel een mogelijkheid om Job Cohen weer eens flink te kakken te zetten. Hij glimlachte, zich bewust van de plaats waar hij zichzelf momenteel bevond. Om hem heen lagen wat folders, eentje trok zijn aandacht: "Jewish Identity Day 09 Januari 2011". Hij las "een dag vol inspiratie...Internationaal bekende sprekers, boeiende lezingen, creatieve, artistieke en originele workshops, gewaagde onderwerpen en bovenal inspirerend. Kom en geniet van een onvergetelijke dag...Naast lezingen kunt u genieten van de leuke uitmarkt, heerlijke oer-Joodse rechten, gezellig socializen, relaxen, Joods netwerken, bijkletsen en een fantastische borrel als afsluiting van de dag." Hij zou de organisatie eens bellen, want misschien kon hij wel een vorkje meeprikken: een forumpje leiden of zo? Want nadat hij zijn Joodse roots had blootgelegd in een interview in "Benjamin", het blad van Joods Maatschappelijk Werk, vond hij dat hij toch wel enige rechten had. Hij keek trots naar het artikel, dat hij naast de verjaarsdagskalender op de wc-deur geprikt had en las het begin van het interview nog een keer over, terwijl een luide flats in de pot belandde: "In een land hier niet zo ver vandaan, Friesland, woonde eens de jonkvrouw van Hania tot Weidum. Op een dag stond de blonde jonkvrouw te kijken naar diamanten die zo schitterden in de vitrines, dat ze moest kijken. "U vindt ze mooi", zei een stem. "Schitterend", zei ze bijna onhoorbaar. Ze draaide zich om en zag een man met vurige bruine ogen, zwarte haren met lange krullen en een glimlach die mooier was dan alle dan alle juwelen die ze ooit had gezien. Hij was het zelf, de Joodse juwelier en eigenaar van 'Gouden Kettingen.'" Verderop in het interview verklaarde hij zich nader: Zijn adelijke overgrootmoeder werd zwanger van zijn Joodse overgrootvader. Zijn grootmoeder was dus toch maar mooi Joods en dat gaf de organisatoren "Jewish Identity Day" verplichtingen tegenover hem. Niet dat hij, toen zijn goede vriend Theo van Gogh nog leefde, veel woorden aan zijn Joodse achtergrond had vuilgemaakt, hij had zelfs luid gelachen toen Theo vertelde dat het in Auschwitz naar caramel rook, wanneer er suikerzieke Joden werden verbrand. Misschien kon hij toch deze gedachte ook in zijn column in "De Groene" verwerken, en leed hij aan Joodse zelfhaat? Hij zou beginnen met citaten uit Sartres "L'être et le néant", daarna een paar regels over het "conflict" Bosma/Brinkman, vervolgens, volgens het gebruikelijke recept, hoe hijzelf zich voortdurend misdeeld voelde en dan in een ruk door naar Theodor Lessings - even benadrukken dat het om een naamgenoot ging - "Der Jüdische Selbsthass", een paar citaten uit Lessings boek en klaar was de column van deze week. Theodor Holman stond op, veegde zijn kont af en liep naar zijn computer.