Het lijkt er verdraaid veel op dat een aantal Europese fabrieken, die jaarlijks hun partijtje meebliezen in de "24 Heures du Mans" het de moeite waard vonden hun auto's naar de Verenigde Staten te verschepen om daarna, waarschijnlijk per trein, naar Indianapolis koers te zetten. Dat had natuurlijk alles te maken met het prijzengeld dat in de Indy 500 te verdienen viel. Er waren forse geldbedragen uitgeloofd, de winnaar kreeg $39550, de tweede prijs was $10450, de derde prijs $5425 enz. enz., de tiende prijs was nog altijd $1400. Dus vinden we onder de dertig starters onder meer: Peugeot, Delage, Sunbeam, Bugatti, Isotta-Fraschini en Excelsior. De winnaar is René Thomas (foto) in een Delage (foto boven), ook de volgende drie plaatsen zijn voor Europese fabrieken: Arthur Duray in een Peugeot, Albert Guyot in een Delage en Jules Goux in een Peugeot. Dan volgt Barney Oldfield als eerste Amerikaan in een Stutz, op plaats zes eindigt al weer een Europeaan: Josef Christiaens, een Belg in een Belgische auto, een Excelsior. Nummer acht is de Amerikaan Harry Grant, maar die rijdt in een Engelse wagen, een Sunbeam. Hoe dan ook, de Europese fabrieken zijn de grote winnaars. René Thomas (1886 - 1975) zou in 1924 in Arpajon, ook in een Delage, het wereldsnelheidsrecord verbeteren: 230 km/u. De pacecar was, ondanks het faillisement van de fabriek, een Stoddard-Dayton. (foto onder)