Na twee jaar pauze werd de volgende Indy 500 in 1919 gehouden, winnaar was Howdy Wilcox op een Peugeot, niet van de fabriek en ook niet van de importeur, maar van het Indianapolis Speedway Team, vermoedelijk was het de wagen waarin Dario Resta eerder reed. Er verschenen een paar nieuwe merken op het circuit. Eén ervan was Ballot, een Franse firma, die liefst vier wagens met de racenummers 31, 32, 33 en 35 aan de start had. De motor van de Ballot, een 4,9 achtcylinder was ontworpen door Ernest Henry, dezelfde die eerder de motor voor de Peugeots had getekend. De motor had vier kleppen per cylinder en twee bovenliggende nokkenassen. Twee Ballots haalden de eindstreep, de andere twee, met racenummer 33 en 34 verlieten het strijdperk voortijdig, 33 vanwege een crash, 34 vanwege schade aan een wiel.
Maar er waren, in ieder geval voor de Indybaan, meer nieuwe merken: Packard was in de race met de Twin-Six, de coureur was een oude bekende, Ralph de Palma.
Ook Hudson racete mee en eindigde met de Canadese coureur Ira Vail op een respectabele achtste plaats.
De pacecar was een Packard Twin-Six.
