Dat het na de oorlog, meteen al in 1948 in Frankrijk, niet meezat met de verkoop van piepkleine autootjes komt doordat er in datzelfde jaar een volwassen alternatief op de Parijse Salon werd gelanceerd: Citroëns 2CV, al geruime tijd in ontwikkeling en een meer dan uitstekend alternatief voor al die miniwagentjes die nog zouden volgen. De productie ervan viel trouwens tegen, in het eerste jaar - 1949 - rolden maar 924 exemplaren van de band. Een paar jaar later gingen andere Franse fabrikanten met bodemplaat en motor van de 2CV aan het werk: er werden totaal andere carrosserieën opgezet, zoals de bovenstaande door de Usine Moderne d'Applications Plastiques (U.M.A.P.), een merk dat in 1957 en '58 op de Parijse Salon vertegenwoordigd was. De U.M.A.P.'s kregen één of twee carburateurs en er was bovendien de keuze uit een gewone of een opgeboorde eendmotor. De prijs was twee keer zohoog als die van een normale 2CV.
