Teruggevonden deel van een radiolezing uit 1951.
Vanochtend, waarde luisteraars, wil ik het met u hebben over het schoffelen op protestants-christelijke basis. Zoals U waarschijnlijk weet bestaat er een verschil tussen het hogere schoffelen, ook wel bovenschoffelen genoemd en het lagere schoffelen, dat ook wel onderschoffelen wordt geheten. Beide begrippen dateren al van voor de reformatie, want paus Herpes III heeft het in zijn encycliek uit 1264 “Sarclanda pro Deo, aut superiore sartioni”, dus ver voor Zwingli, bekend van zijn "Minimum fabrefacta dulcis currum", reeds over het schoffelen voor de Heer (sarclatio Dóminus), waarmee het ruimte scheppen voor God bedoeld wordt. Herpes’ schoonzoon Jean Étourdi, chevalier de Bapaume, interpreteerde het begrip bovenschoffelen echter ook als geldend voor wereldse zaken, hij en zijn nageslacht hebben dan ook flink geschoffeld tot de Franse revolutie van 1789 daar een eind aan maakte.
(enige regels onleesbaar)
Richten we thans onze blik
op op het onderschoffelen. Pas na
de reformatie en in feite pas na Calvijn doet het begrip lager schoffelen zijn intrede. Oorspronkelijk heeft dit protestantse onderschoffelen een betekenis
die sterk verbonden is met de geslachtsdaad, pas in later eeuwen krijgt het lagere schoffelen een betekenis die
wij thans kennen. Pieter van den Oudenaerde Jzn. heeft het in zijn tractaat,
want zo kunnen wij zijn boek uit 1724 wel noemen, ”Van den schoffelaere en
sijne arbeid op den acker” gedrukt bij Hermanus Pompernickel en Jean
Paindeseigle te Tiel, nadat een jaar eerder een Franstalige editie – "Du
ratisseur et son travail" was
verschenen bij Engelbert Boendermaecker te Anvers - nog altijd over “seeckere
festiviteyten durende de oogst waarbye de keerlen hunne lusten niet kunnende
ende bedwinghen en met de meydjens onder het hooy schoffelen”. Ruim honderd jaar
later, in 1853 gebruikt Hendricus Harkemans Hzn, schrijver van protestans-christelijke volksliteratuur
uit Krommenie het nog steeds in dezelfde zin: “Symen, beneeveld door den
genever schoffelde met Alijda achter het varkenskot, tot hij geheel onwel naar
buyten strompelde en vomeerde”. Eerst rond 1904 wordt onderschoffelen alleen nog gebruikt op de
manier die wij kennen: het wegwerken van onwelgevallige meningen. In het
woordenboek van Guikelman & Passeniersz (Giekerk & Bandoeng, 1907) lezen we dan ook als
voorbeeld: “republikeinse meningen worden in ons vaderland ondergeschoffeld”.
(rest van de tekst ontbreekt)
Alina Plunkenborgh-Smallenborst, Hilversum