"Godsdienst" kreeg de klas op donderdagochtend na het vrij kwartier van een dame die de wind er onder had. We moesten, ik zat op een openbare school, het "Onze Vader" leren en iedere week werd één van ons overhoord. Het eerst was Rindert B. aan de beurt. Ik denk dat hij om het extra fraai te doen, voor een Gregoriaanse uitvoering koos. De dame ontstak in grote woede en gaf Rindert een draai om zijn oren, bovendien moest hij als straf vijftig maal het "Onze Vader" overschrijven. Een week later was ik aan de buurt. Ik kwam niet verder dan "in de hemelen zijt", want ik had het gebed niet geleerd en ik kreeg dus ook vijftig maal het "Onze Vader" over te schrijven. Ik besloot het woord voor woord te doen vijftig keer Onze, vijftig keer Vader, vijftig keer die, enz. enz., dat ging sneller als vijftig keer het gehele gebed. De dame keek vreemd de volgende donderdag, maar mijn strafwerk werd geaccepteerd. Waarom mijn ouders me dit aandeden, ik heb geen idee, net zomin waarom ik naar een volslagen andere, zogenaamde zevende klas werd gestuurd dan mijn klasgenoten. Ik kwam terecht in een oude gebouw bij een jonge onderwijzer. We zongen een Friese canon over een brugwachter : "Brio, de brêge sit ticht" en ook een Duits lied over een zwartbruine hazelnoot. Wanneer ik er nu over nadenk, was het zingen van dat laatste lied, waarin sprake is van "schwarzbraun soll mein Mädel sein" in 1948 toch redelijk merkwaardig. Ik probeerde mijn te maken sommen op te leuken door de heer A die van C naar D fietste met een snelheid van 15 kilometer per uur te voorzien van een frivolere naam, de heer A werd dus de heer Krentepap. Daarvoor werd ik door de onderwijzer bestraffend toegesproken. Hij vond dergelijke grappen misplaatst.