De
P.L.M. schreef begin jaren dertig een wedstrijd uit voor de
constructie van een licht type autorails, een railvoertuig voor
maximaal veertig passagiers. SOMUA (Société d'Outillage Mécanique et
d'Usinage d'Artillerie), in Saint-Ouen-sur-Seine, onderdeel van het
machtige Schneider et Cie, bouwde een tweetal railvoertuigen, die het
best omschreven kunnen worden als autobussen op rails. Er was plaats
voor 53 passagiers, 40 daarvan hadden een zitplaats, de rest moest
staan. De driecylindermotor kwam uit Lille, gebouwd onder licentie van
Junkers, door de Compagnie Lilloise des Moteurs en was gekoppeld aan een
vierversnellingsbak, die de autorail een topsnelheid gaf van 90 km/u.
Beide SOMUA's hebben op verschillende baanvakken dienst gedaan, het
laatst in 1939 tussen Pontarlier en Vallorbe en Pontarlier en Gilley.
SOMUA
had in de jaren twintig met de bouw van autorails al enige ervaring
opgedaan, daartoe was een in 1888 geconstrueerd tweedeklasrijtuig min of
meer gehalveerd en voorzien van een viercylindermotor, die zowel op
benzine, benzol of alcohol kon functioneren. Voorzien van een
vierversnellingsbak lag de maximale snelheid bij 60 km/u. Er bestond de
mogelijkheid om een passagiersrijtuig aan te koppelen, waardoor de
snelheid natuurlijk lager werd. Het succes van het prototype was zodanig
dat er door de État (de Franse staatsspoorwegen) opdracht werd gegeven
voor een tiental exemplaren, daartoe werden tien tweedeklasrijtuigen
uit 1883 benut en voorzien van een motor. Er was plaats voor twintig
passagiers, maar door het meenemen van één of twee rijtuigen steeg dat
per rijtuig met veertig.