15.7.19

TAAL

Vervoeg het werkwoord appen: ik  app, jij appt, hij/zij appt, wij appen, jullie appen, zij appen, ik heb geappt. Verder bruikbaar in: een appeltje voor de dorst, ramen lappen, klappen uitdelen, Appingedam, Dapperstraat, flappentappen, koekhappen enz. enz.