In 1966 verscheen de eerste DAF-standaardbus in Den Haag op straat. Diezelfde bussen reden ook in Amsterdam, Utrecht en nog wat andere oorden. Nu was er niets optegen dat alle Nederlandse steden hetzelfde type bus (SB-200 DO) aanschaften, maar waarom ze overal donkerrood en grijs moesten zijn ontging me. Klaarblijkelijk was de net uit militaire dienst ontslagen kolonel J.J.M. Laagschedel, die gewend was alles door een khakibril te bekijken, op deze uniformiteit gekomen, jaren eerder was zijn iets oudere broer P.B.M. Laagschedel die het tot kapitein gebracht had, er in geslaagd alle trams en treinen in een walgelijk soort geel te laten penselen. Gelukkig zijn de meeste openbaarvervoerbedrijven, behalve de spoorwegen, daar inmiddels van terug gekomen. Maar helaas wordt het nooit meer zo fleurig als het ooit geweest is. Alles werd op een hoop geveegd. In Friesland werden LAB, LABO, NOF, NTM en ZWH (met ieder zijn eigen kleur) onder één directie geplaatst en in andere provincies was het niet anders. Tot de derde broer Laagschedel (Th.H.M.) het nodig vond de boel vanwege de privatisering weer uitelkaar te trekken en in de uitverkoop te doen, net zoals het overigens met gas, electra en water gebeurde, dit alles omdat concurrentie voor de klant voordeliger zou zijn.