Plotseling heb ik een klein dossier Neeltje Bosch. Veertien A4-tjes en dat allemaal dankzij een telefoontje naar het gemeentehuis van Littenseradiel. Ik vond de drie brieven, die Neeltje in de vroege jaren zeventig aan mijn moeder schreef, uiteindelijk toch een te mager uitgangspunt om haar tot onderwerp van een aantal stukjes voor mijn blog te maken, terwijl ik voelde dat ze het meer dan waard was. Het telefoontje naar de Friese gemeente en vervolgens naar het archief daar, maakte de wereld wel heel erg klein. Want ik kreeg collega-muziekliefhebber Hessel Fluitman, met wie ik in de jaren van 'De Gezamenlijke Zenders Peazens & Moddergat' verschillende keren contact had, aan de lijn. Uit de Goinga-collectie (Goinga was Hessels voorganger in het archief van de inmiddels opgeheven gemeente Baarderadeel) in Littenseradiel ontving ik inmiddels een aantal stukken en meteen blijkt dat de conclusie, die ik in Mantgum 1 trok dat Neeltje, net als mijn moeder, het Fries niet zou kunnen schrijven, onjuist was. Dit is het eerste couplet van een loflied op de dansclub.