Uit eigen recent onderzoek blijkt dat Zwadder van Rijckeborstel samen met Vogeltje Stuntelman (soms Stuntelmans geschreven) - Keimpema in Beetsterzwaag en omstreken ook na 1946 als de voornaamste dichters werden beschouwd van de Comateuze Wombatisten, doch in maart 1949 onstond onenigheid en heeft Van Rijckeborstel de groep verlaten om zich aan te sluiten bij de Negenenveertigers rond Carel Loohdfaeger. Vogeltje Stuntelman(s)-Keimpema heeft vervolgens met Uilkje Hamersma-Op de Tocht en Zwalkje Zomerhoveling de Comateuze Wombatisten omgevormd tot Las Wombatistas, voornamelijk bekend door hun lesbische poëzie met Chameretta Omberdink als veel bezongen middelpunt.
De Negenenveertigers gingen onder aanvoering van Loohdfaeger wonen in een gemeenschap op ornithologische grondslag - hun waarmerk was een dwarsgekuifde kromteengaai - op Schiermonnikoog, om zich daarna blijvend te vestigen te Herwijnen in de Betuwe. Van Rijckeborstel werkte onder het pseudoniem Flonkerduin in de periode 1951 tot 1963 voornamelijk aan zijn salmiakoeuvre, waarin hij op experimentele wijze de kwaliteiten van diverse dropsoorten bezong. Hier een voorbeeld uit 1955:
LAURIER
Droppiedropdropdrop. DROP. DRRRROPPPPP.
Zacht, o,o,o, LAURIER. Zuig. ZUIG. zuig. ZUIGG.G.
Droppiedropdropdrop. LAURIER SCHUDT FLES. WATER.
DDDDDDDDDDDDDRRRRRRRRRRRRRRRRRROP.
In of rond 1966 verliet Zwadder van Rijckeborstel de ornithologische woongemeenschap van Carel Loohdfaeger. Hij was inmiddels in 1951 gehuwd en zijn echtgenote Zambina van Vlokje had schoon genoeg van de strakke leiding en het gedrag van Loohdfaeger. "De man deugde niet en van enig fatsoenlijk dichtwerk was bij hem ook geen enkele sprake, hij was alleen geïnteresseerd in het baltsgedrag van de dwarsgekuifde kromteengaai en daaraan ontleende hij zijn eigen gedrag. Hoe dikwijls hij me heeft lastiggevallen met het open- en dichtritsen van zijn gulp, dat te vergelijken is met het koerfluiten van de dwarsgekuifde kromteengaai, zou ik niet meer kunnen zeggen. Op zeker moment was ik het zat en heb ik tegen Zwadder gezegd als ik nog één keer die rits hoor dan ben ik weg en zo is het precies gegaan, ik ben met ons dochterje Philippina, voor wie Loohdgaeger ook al geritst had, weggevlucht naar mijn ouders in Tiel. Veertien dagen later heeft Zwadder de woongemeenschap eveneens verlaten, overigens wel met achterlating van al zijn dichtwerk, want dat was volgens Loohdfaeger gemeenschapelijk bezit en mocht niet uit de boerderij in Herwijnen worden meegnomen. Zwadder heeft daarna zijn hele Salmiakcyclus uit het hoofd moeten herschrijven. Loohdfaeger is, ondanks het ontvangen van de Grote Staatsprijs voor Consumentenpoëzie, hij schreef een bijkans onleesbaar bundeltje gedichten over de geneugten van kwartelpaté, uit handen van Eelco Brinkman, een enorme schoft."
Bovenstaande regels las ik in een interview met Zambina van Rijckeborstel - van Vlokje uit 1991 in de Herwijnse Koerier (waarin opgenomen De Bel van Herwijnen van 1837), dat gepubliceerd werd naar aanleiding van het overlijden van Carel Loohdfaeger.
wordt vervolgd
wordt vervolgd