De laatste plaats die we - iniddels op de terugtocht van het verjaarsfeest - aandeden was Stavoren, een stad die een paar jaar geleden een toeristische stoomtreindienst dreigde te krijgen met Sneek. Dat avontuur is gelukkig in de kiem gesmoord want er hebben door het Friese landschap nooit grote Duitse locomotieven met een rood geverfd onderstel gereden. Dat soort nostalgievervalsing zien we in ons land wel vaker, wat dat betreft zouden we in de leer moeten gaan bij de Britten, een historische treindienst wordt in het Verenigd Koninkrijk gereden met historisch Brits materieel.
Zo'n zeventig jaar geleden was er dagelijks nog veel stoom te zien, want behalve stoomlocomotieven had je stoomwalsen en er werd geheid met stoom: ik herinner me een zwarte verticale ketel met een man die aan twee touwen trok en door een onderwijzer werd ik attent gemaakt op het feit dat horen langzamer gaat dan kijken. Wanneer je eind van de stoommachine af ging staan dan zag je het blok dalen en pas daarna hoorde je de klap.
Eind jaren zestig heb ik voor een televisieprogramma nog eens in Huizen op een rijdende stoommachine gestaan, maar of het een stoomwals was of een locomobiel weet ik niet meer. Eigenaar was de architect en jazzmusicus Gé van der Pol, een bijzondere man met een bijzondere hobby want het onderhouden van en rijden met een stoomvoertuig is andere koek dan het rijden met een oude auto. Wanneer hij 's ochtends naar zijn werk vertrok keek hij altijd naar zijn stoomvoertuig in plaats van naar zijn echtgenote, klaagde ze. Vijfentwintig jaar geleden was er in het dorp, waar ik , koninginnedag nog het een en ander te beleven er was een ringstekerij en er was stoom, veel stoom, zowel in het groot als in miniatuur. In een albumpje vond ik de toen gemaakte foto's terug. Op de foto's twee locomobielen.