De Austin "Seven" was zo'n succes dat hij in 1930 in Butler (Pennsylvania) door de American Austin Car co Inc. in productie werd genomen, wanneer er in het voorgaande jaar geen Wallstreetcrash had plaatsgevonden, was dat ongetwijfeld niet gebeurd, maar de kans op succes voor een kleine auto leken groot, toch viel de verkoop enorm tegen en ging de fabriek in 1934 failliet, waarna hij werd overgenomen door Bantam.
In Duitsland slaagde de opzet wel en werd de "Seven" eerst (1927-1929) als Dixi 3/15, Type DA 1 door de Dixi Automobilwerke AG in Eisenach gemaakt en nadat BMW Dixi had overgenomen door de Bayerische Motoren Werke (BMW) van 1929 tot en met 1931). De 3/15 was trouwens niet de eerste in licentie door Dixi vervaardigde auto, in 1899 ging een Franse Decauville als "Wartburgwagen" in productie.
In Frankrijk verscheen de "Seven" als Rosengart LR 2 (LR staat voor de initialen van Lucien Rosengart), met een iets gewijzigde carrosserie en grille. Met een behoorlijk aantal uiterlijke wijzigingen bleef de auto tot het uitbreken van de Tweede Weredloorlog in productie, de zijklepmotor keerde zelfs in 1949 terug op basis van de vooroorlogse "Supercinq" eerst als "Vivor". daarna als "Ariette" met een door Philippe Charbonneaux ontworpen carrosserie.
In Japan werd de "Seven" geproduceerd door DAT (een fabriek opgericht door de heren Den, Aoyama en Takeuch), later heette de fabriek Datson, daarna Datsun en tenslotte Nissan.
In het Verenigd Koninkrijk kreeg de "Seven" nog een onverwachte rol, hij werd met iets gewijzigde carrossrie ingezet als verkenningsauto ten behoeve van de cavalerie. Dat de auto terreinvaardig was toont deze recente opname van een aantal civiele "Sevens" tijdens een rit.
In het Verenigd Koninkrijk kreeg de "Seven" nog een onverwachte rol, hij werd met iets gewijzigde carrossrie ingezet als verkenningsauto ten behoeve van de cavalerie. Dat de auto terreinvaardig was toont deze recente opname van een aantal civiele "Sevens" tijdens een rit.