14.11.18

HOEPTSA

Sakker Gaïus Goorlink in de Twentse oudheidskamer te Lonneker waar o.a. een  driekoppig stierkalf, de geïllustreerde verslagen van de bezoeken van St. Phalderappes in 1205 en St. Augusta in 1798 aan respectievelijk  Boekelo en Zenderen en de trouwjurk van Chrispijntje ter Overderegge uit mei van dit jaar te bezichtigen zijn. Sakker, met op zijn hoofd de voor Lonneker zo typerende hoeptsa, luistert naar een His Master's Voice koffergrammofoon waarop een achtenzeventigtoerenplaat met het Twents volkslied met de volgende tekst:
Er ligt tussen Dinkel en Regge een land
Ons schone en nijvere Twente
Het land van de arbeid het land der natuur
Het steeds onvolprezene Twente
Daar golft op de essen het goudgele graan
Doet 't snelvlietend beekje het molenrad gaan
Daar ligt er de heide in 't paarsrode kleed
Dat is ons zo dierbare Twente (bis)
Op de woorden van dit lied - begeleid door schetterend koper en roffelende trom - kan op vlotte wijze in rotten van vier worden voortgestapt hetgeen Sakker tot voor enige jaren ook driemaal daags deed. Helaas is hij inmiddels wat  slecht ter been en in een scootmobiel valt nu eenmaal niet te marcheren. De melodie van de Twentse  hymne komt trouwens  van over de grens, uit Duitsland en was de toonzetting van een door Goethe geschreven gedicht met deze aanvangsregels:
Hier sind wir versammelt zu löblichem Tun;
Drum Brüderchen: Ergo bibamus.
Die Gläser, sie klingen, Gespräche, sie ruh; -
Beherziget Ergo bibamus.
Das heißt noch ein altes, ein tüchtiges Wort:
Es passet zum ersten und passet so fort,
Und schallet ein Echo vom festlichen Ort,
Ein herrliches Ergo bibamus.
In 1813 schreef Traugott Maximilian Eberwein (1775-1831) de melodie en het is sindsdien een graag door Duitse studenten gezongen drinklied.