6.10.19

Niet alleen Frans

Mijn treinenverzameling concentreert zich op de Franse spoorwegen, maar dat wil niet zeggen dat ik zo nu en dan een  uitstap maak naar iets wat elders op de spoorstaven verscheen en dat heeft te maken met wat in de jaren twintig van de vorige eeuw passeerde, toen men er achter kwam dat het rijden  met door stoomlocomotieven getrokken rijtuigen op secondaire lijnen toch wel erg prijzig was. De eerste pogingen om dat te veranderen vonden natuurlijk  niet alleen in Frankrijk plaats, waar de firma SOMUA (Société d' Outillage Mécanique et d'Usinage d'Artillerie), ontstaan in 1914 door samensmelting van Bouheuy, Farcot,  Champigneul met als belangrijkste partner Schneider & Cie., na eerst een autobus van treinwielen  te hebbben voorzien, in 1922 voor  de État (de Franse staatsspoorwegen) een door een met een benzinemotor aangedreven rijtuig op de rails zette, dat zo succesvol was dat er een kleine serie werd gebouwd. Daartoe werd bij een in 1888 gebouwd derde klasse  rijtuig voo iets  meer dan de helft de houten bovenbouw verwijderd en vervangen door een motortcompariment met  een viercylinder Schneidermotor, die zowel op benzine, benzol als alcohol kon lopen, een vierversnellingsbak, een cabine voor de machinist en een  bagageafdeling. In gebruik bleek te zo ontstane voertuig de helft goedkoper in gebruik dan een stoomlocomotief met rijtuig.


Maar ook in de Verenigde Staten zocht men naar besparingen en zo onstond dit merkwaardige voertuig, waarbij kenners meteen de neus van de destijds fameuze Mack "Bulldog"-vrachtwagen herkennen. In feite past het voertuig helemaal  niet op mijn baan, het is een slagje te groot en heeft bovendien in Cernay niets te zoeken, maar op een  of andere manier vond ik het  model zo aandoenlijk dat  het diende te worden aangeschaft.

Benzinemotoren leverden in de jaren twintig eigenlijk te weinig vermogen om een railvoertuig een behoorlijke snelheid te geven, zo reed het prototype van het État bij het maximale toerental van 1200 toeren per minuut niet sneller dan zestig kilometer per uur en de in serie geproduceerde voertuigen dertien kilometer sneller, zodat het gebruik tot secondaire lijnen beperkt bleef. Daar kwam verandering in toen men in de Verenigde Staten overging tot benzine-electrische aandrijving. Zo onstond de Doodlebug. Een wonderlijke  benaming, want in normaal spraakgebruik is een doodlebug de larve  van een mierenleeuw en dat is iets totaal anders de bijnaam van een Franse goederentreinlocomotief "Boeuf" (os). In de Verenigde Staten waren sinds 1905 al railvoertuigen met benzinemotor leverbaar, maar het succes daarvan was door diverse oorzaken ( geringe snelheid en mechanische gebreken) uiterst beperkt, daar kwam verandering in toen de ingenieur van General Electric Hermann Lemp, de gas-electricaandrijving  uitvond en vanaf 1923 leverde EMC (Electro-Motive Company in Cleveland (Ohio) het voertuig dat Doodlebug zou gaan heten. De carrossserie werd gebouwd door de St. Louis Car Company, het electrische deel kwam van General Electric. Later  werd ook de Pullman Company ingeschakeld voor het maken van de carrosserie. De afgebeelde Doodlebug heeft behalve een passagierscompartiment een grote bagageafdeling.