tien jaar geleden op dit blog
Journalist Aart Brouwer schreef onderstaande regels in het jongste nummer van "De Groene Amsterdammer ":
"Vandaag is de rol van wereldwijde
voertaal voorbehouden aan het Engels en morgen wellicht aan het Chinees.
Het Nederlands komt er hoe dan ook niet aan te pas. Dat geldt ook voor
onze minderheidstalen zoals Tamazight, Maleisisch en Turks die in het
buitenland veel meer worden gesproken dan hier. Het Fries hoort daar
niet bij, zoals Ronald Plasterk ooit in een tv-column constateerde: het
is geen taal maar een grappig dialect dat fonetisch wordt geschreven
zodat vijftigers met een ringbaardje er subsidie voor kunnen aanvragen."
Nu ga ik niet in op een germanisme als "Maleisisch", waar ik wel over
struikel is het feit, dat zowel Brouwer als Plasterk Fries neerzetten
"als een grappig dialect dat fonetisch wordt geschreven", wie ooit de
moeite heeft gedaan Fries niet alleen te leren spreken, maar ook te
schrijven, weet dat het verre van fonetisch wordt genoteerd. Wat me
echter het meest dwars zit, is het woord "ringbaardje", wat hebben
uiterlijke kwalificaties met het Fries van doen, als ik Brouwer en
Plasterk neerzet als Hollanders met aambeien, verheldert dat de
discussie?