Uit de gids "Landelijke heerlijkheden rond Fötelburg en Häherbach".
Of u
nu met de vouwfiets of op de vouwstep het landelijk gebied rond
Fötelburg an der Elbe verkent, het is een uitermate boeiende bezigheid
en verre te verkiezen boven de stad Fötelburg zelf, die slechts de
restanten van een weinig interessante abdij uit de twaalfde eeuw te
bieden heeft. Laat uw auto achter op het naar Ritter von Schmorck
genoemde marktplein in Fötelburg, ontvouw uw fiets dan wel uw step en
sla om te beginnen de Lumperstrasse in, die u vanzelf in de richting van
Übelschwandau brengt, links en rechts van de N3412 staan de eenvoudige
huizen van arbeiders in de destijds voor deze streek zo kenmerkende
geitenlerenhuisindustrie. Na ongeveer anderhalve kilometer vindt u aan
de rechterzijde van de weg het gerestaureerde huisje van Swibold
Flatersohn (1865-1911),
thans een alleraardigst museum, dat zeker een bezoek meer dan waard is.
Swibold woonde in dit huis met zijn vrouw en zestien kinderen,
terwijl op het achterliggende grasveld van drie bij zes meter zijn
inkomstenbron - vaak meer dan twintig geiten - graasde, have, die niet
alleen voor drank en voeding zorgde. Geiten werden vooral voor de huid
gehouden, die door Swibold zelf tot leer werd verwerkt en vervolgens
door hem per hondenkar naar Fötelburg werd getransporteerd om daar tot
schachten van laarzen te worden verwerkt. Het geitenhaar werd door
Swibolds echtgenote Schwänchen, geboren Meuchelmann, verwerkt tot
geitenwollensokken die door het modemagazijn "Mahlschatz" aan de reeds
genoemde Ritter von Schmorckplatz naar de destijds nog bestaande Duitse
koloniën met veel succes werden geëxporteerd, zo zijn ze nog gedragen
door de vader van Hermann Göring in Zuidwest-Afrika tijdens diens
veldtochten tegen de Herero's. Een paar van zijn met Hererobloed
bevlekte sokken is bewaard gebleven in het nationaal museum van Namibië
in Windhoek, maar dat is waarschijnlijk iets te ver voor vouwfiets en
vouwstep.
Wanneer U de N3412 verder volgt,
arriveert U uiteindelijk in Übelschwandau, toch doet U er goed aan even
voor het dorp rechtsaf te slaan en de barokgevel van de destijds
wereldberoemde "Olivellenfabrik Rammernick & Sohn in ogenschouw te nemen. Rammernick introduceerde in West-Europa de oorspronkelijk uit Italië
afkomstige gesuikerde olijf - goed voor allerlei borstkwalen - en
tevens de oorsprong van ons woord ulevel. U herinnert u ongetwijfeld het alleraardigste kinderliedje: "Jarig Jetje zou trakteren alle meisjes van de klas. Jetje had wat uitgekozen waar
ze zelf zo dol op was. Ulevellen bracht ze mee, ieder kreeg er minstens twee". De productie van olivellen werd in 1892 stopgezet toen de fabriek overschakelde op de fabricage van feestartikelen - zoals imitatiehondenuitwerpselen - en handgranaten. Vooral laatsgenoemd product bleek tussen 1914 en 1918, zowel letterlijk als figuurlijk, zeer in trek. Bij de Vrede van Versailles werd de fabricage van handgranaten echter verboden en vanaf 1919 werden slechts feestartikelen gemaakt om de productie van handgranaten na 1934 te hervatten. Medio 1944 werd door materiaalschaarste de fabricage daarvan opnieuw stopgezet en de achterachterkleinzoon van de stichter van de fabriek August Rammernick, August Rammernick Jr. besloot de fabriek te sluiten, waarna het pand achtereenvolgens gebruikt werd als garage voor overtollig geworden landbouwwerktuigen en varkensstal, terwijl het nu benut wordt als antroposofisch kinderdagverblijf.