25.9.19

Vacantiewerk

Wellicht zou ik zo'n  vijfenzestig jaar geleden tijdens de zomervakantie in een supermarkt  gewerkt hebben, maar die was er niet, althans  niet in de buurt waar ik destijds woonde. Boodschappen deed je bij neringdoenden in de buurt, groenteman, bakker een slager lagen vijf minuten lopend van mijn ouderlijke woning. De namen van de winkeliers ben ik al lang vergeten. Er is me maar één  naam bijgebleven, die van de sigarenwinkelier op de hoek, Pannekeet, niet omdat  ik hem regelmatig frekwenteerde, maar  ik vond het een vrolijke naam, vooral als je er schoppen  aan toevoegde, al  heb ik dat laatste, dit ter geruststelling,  nooit in praktijk gebracht. Vakkenvullen tijdens mijn vakanties was er dus niet bij, maar werken wel. Eén  jaar werkte ik op de decoratieafdeling van een, inmiddels ter ziele zijnd, warenhuis. Samen met een leerling aan de kunstacademie was ik, wanneer de hoogmogenden geen acte de présence gaven, in de weer met een piep-en knorconcert met de mond, want we waren beiden liefhebbers van dat jazzgenre. Op maandagmorgen dienden de etalages te worden gewisseld. Etalagepoppen ontkleed en meteen de etalages te worden afgeplakt, zodat het winkelend  publiek geen aanstoot werd  gegeven bij het zien van zoveel bloot. Naar de etalages reden we met een vierwielig karretje via de tapijtafdeling, steevast met een van ons er in en de ander met forse snelheid het vehikel voortduwend. Een ander jaar werkte ik drie weken bij een staatsbedrijf.  Om de kleine afdeling te bereiken moest ik een paar trappen opklimmen of gebruik maken van een paternoster, een soort baggermolen maar dan voor personen. Bij het staatsbedrijf was mijn naaste compagnon, eveneens vakantiewerker, een aankomend geoloog. De paternoster fascineerde ons, We schaften tijdens een  middagpauze in een naburige speelgoedwinkel een fluitje en een trommeltje aan en gaven daarmee een pauzeconcert in één van de hokjes van de paternoster. De vastaangestelden van het bedrijf  trokken steevast om twintig over vijf hun mantels en jassen aan, zodat ze zich precies om half zes per paternoster naar de uitgang konden begeven. Dat hebben we een paar keer  gesaboteerd. Wanneer je namelijk een plank van de paternoster optilde, stopte deze en diende je de trap te gebruiken. Die plank werd door ons om vijf voor half zes opgetild. Op de afdeling waren meerdere telefoons. Die hebben we misbruikt door mensen met een zelfde naam - laten we  als voorbeeld De  Vries nemen - tegelijkertijd op te bellen en dan de hoorns omgekeerd tegen elkaar te leggen. Met het oor op het bureaublad volgden we de uiterst komische conversatie: "Met De Vries", "Ja, met De Vries." "U hebt mij gebeld?" "Nee, u belde mij". "Nee, nee, u belde mij!" Soms duurde zo'n gesprek, waarbij het enige onderwerp was wie wie gebeld had, tot onze grote vreugde vijf minuten.