2.2.23

Jochem Johannus

Hij heette Jochem Johannus Kwakernaak, naar  zijn beide grootvaders, al  had zijn olijke vader wel gezorgd voor een addertje onder het gras door de laatste klinkers van beide voornamen om te draaien en dat zorgde ervoor de Jochem Johannus voortdurend zijn voornamen moest  spellen. Hij werkte bij de Rabobank in Kollum maar woonde in Visvliet, een afstand die hij iedere werkdag met zijn recent aangeschafte Batavus aflegde. 's Zaterdags ging hij naar Buitenpost. Om  vijf uur haalde hij daar een bamibal uit de muur, stopte deze in een schone zakdoek en plette hem vervolgens om hem in zijn binnenzak te steken. Thuisgekomen at hij de  bamibal en las vervolgens zoals altijd hoofdstuk 13 uit  het evangelie van Mattheüs de verzen 1 en 2: Op  die dag verliet Jezus zijn huis en zette zich aan zee neer. Nu verzamelde zich zoovele scharen om hem dat hij op een schip zitten ging, terwijl de schare op den oever stond." Vervolgens zong hij "Als de klok van Arnemuiden voor  ons welkom thuis zal luiden" begeleid door handzang die hij ooit van juf Schaarsema in de derde klas van de christelijke school in Lutjegast had geleerd. Het handzingen had hij nooit verleerd:  do een vuist, re de vingers naar boven, mi de hand vlak en fa de  wijsvinger omlaag enz. enz.