19.3.08

Styrofoma 4

Natuurlijk was ik die zondag weer eens veel te vroeg van huis te gaan en dus ruim voor twee uur in de straat waar Styra woonde. Ik had besloten haar Victor Silvester de grond in te boren door hem Baron de Quick-quick-slow te noemen en te verkondigen dat je zijn muziek alleen spannend kon maken door zijn platen uit het centrum op de pick-up te leggen en af te draaien. Ik verwachtte dat Styra dusdanig de pest in zou krijgen zodat onze relatie een vroegtijdig einde zou vinden. Ik fietste naar de Wittebrug en keek van bovenaf naar lijn 9, die langs het water, met een voor Den Haag afwijkend tramtype reed. Zwitsers, electrische installatie van Oerlikon, maar zoiets wist Styra natuurlijk niet. Ook aan een gesprek over het onderscheid tussen een Hudson en een Studebaker viel niet te denken en zoiets maakte de conversatie in mijn ogen wel heel erg beperkt. Het zou waarschijnlijk de hele middag over leraren en medeleerlingen gaan. En over Hongkong natuurlijk. Precies om twee uur belde ik aan.
Haar vader deed open met “Zo jongeman, ik heb begrepen dat jij mijn dochter hebt geinviteerd voor een bioscoopbezoekje?” Ik dacht: “Nee ouwe zak, jouw dochter heeft mij uitgenodigd”, maar zei dat natuurlijk niet. “Styra is nog boven, kom gerust even binnen.”
Klaarblijkelijk was mijn faam als muziekliefhebber me vooruitgesneld, want Van Brockhorst informeerde ogenblikkelijk naar mijn favoriete pianist. “O, dat is er meer dan een”, antwoordde ik.
“Onzin, je hebt altijd een echte favoriet, eentje, die boven alle anderen uitsteekt.” Ik probeerde het met, dat je Rubinstein niet met Tatum kon vergelijken, omdat ze heel verschillende muzieksoorten speelden. “Meesters op eigen terrein”, zei ik. “Nou, ik heb er anders wel een, hoor: Liberace”, zei Van Brockhorst.