Eerst maar een paar namen: Sunny Clapp and his Band O'Sunshine, Blue Steele and his Orchestra, Bogan's Birmingham Busters, The Carolina Cotton Pickers Orchestra, Jimmy Luverte and His Society Troubadours. Zelfs als doorgewinterd jazzadept zeggen de namen u niets? Geen enkele reden tot ongerustheid. Want de genoemde orkesten zijn zogenaamde territory bands, orkesten die maar in een relatief klein deel van de Verenigde Staten populair waren, daar platen verkochten en de danszalen vol kregen. Sommige musici uit de bands maakten als ze de kans kregen graag de overstap naar nationaal bekende orkesten, zo zat Count Basie-trombonist Vic Dickenson ooit in de band van Blanche Calloway (jazeker,de zuster van) en was de latere hoge-noten-trompettist in het orkest van Duke Ellington Cat Anderson de oprichter van The Carolina Cotton Pickers Orchestra. Soms is het verdraaid lastig om een absolute lijn te trekken tussen een jazz- en een dansorkest en eerlijk gezegd heb ik weinig behoefte om me in dat vrij zinloze gekrakeel te mengen. Emerson Gill's Orchestra (foto) was in de jaren twintig het meest populaire orkest in Cleveland, het maakte 21 opnamen voor de platenlabels Okeh en Columbia, die naar ik aanneem in Cleveland en de omringende plaatsen in Ohio werden verkocht. Het was dus een typische territory band. Drie nummers: "Birmingham Bound", "Ready for the River" en "My Bundle of Love" worden vergezeld door de welgemeende raad even door het "croonen" heen te bijten, zo zong men destijds nu een maal.