Deze week stond in het Belgische televisieprogramma "Iedereen beroemd" een Cadillac - in slechtingelichte vaderlandse kringen uitgesproken als Kadieljak - te koop. Een Cadillacbegrafenisauto, volgens de eigenaar goed voor tweehonderd kilometer per uur, alsof iemand na overlijden haast heeft het crematorium te bereiken. Het was, dat begrijpt u, een Belgische begrafenisauto. Met van die verchroomde bekers op de vier uithoeken van het dak, bekers die bij ons worden uitgereikt bij de kampioenschappen pijltjewerpen, matjevlechten en kickboksen met als klap op de vuurpijl een glanzend kruis in het midden. Het voertuig moest vijfduizend euro opbrengen, als voormalig begrafenisautoeigenaar vind ik dat fors aan de prijs, maar de verkoper leverde er wel een (naar ik aanneem lege) kist bij. Een begrafenisauto heette in mijn jeugd trouwens lijkwagen en ik heb nu de term rouwauto al horen gebruiken: de dood wordt buitengesloten of opgevrolijkt met zang en wellicht binnenkort met dans.
In ieder geval, zo begreep ik uit een advertentie elders, kan de fervente doch overleden motorrijder, u weet wel degene die bij leven langs de stilstaande file voor het stoplicht reed, in zijn kist op een platformpje dat, in plaats van een zijspan, aan een Harley-Davidson is vastgemaakt naar zijn laatste rustplaats worden vervoerd.
In ieder geval, zo begreep ik uit een advertentie elders, kan de fervente doch overleden motorrijder, u weet wel degene die bij leven langs de stilstaande file voor het stoplicht reed, in zijn kist op een platformpje dat, in plaats van een zijspan, aan een Harley-Davidson is vastgemaakt naar zijn laatste rustplaats worden vervoerd.