21.2.19

Ach, toen 3

Anders dat wat velen van u denken is het afsteken  van vuurwerk op oudjaarsavond  in dit land niet eerst in 1955 ontstaan, maar dateert het geknal en geknetter al van 330 jaar voor Christus (goed, die was toen nog niet  geboren, maar zo worden de jaren nu eenmaal geteld)  en  uitgevonden door een groep Batavieren onder de koene leiding van Ranja Verbonk, die destijds de moerasdelta reeds vrij wilde houden van vreemde smetten en voortdurend riep dat zij trots was op Nederland, dat overigens nog niet  bestond, maar zij wist als geen ander - zij was immers niet voor niets leider van de Batavieren en enigszins te vergelijken met Jeanne d'Arc, alhoewel ook die van later datum  dateert - toen al, dat je wonderlijke snuiters niet kunt vertrouwen en de toegang tot de vleespotten, die trouwens sinds al eeuwen in Egypte stonden, moest verbieden. Ranja Verbonk was oorspronkelijk de pacifistischsocialistische beginselen toegedaan, maar kwam daar alras op terug, verwisselde haar politieke idealen en maakte evenals Gommert Wikkers carrière bij de Bataafse Volksdemocraten, die voorwendden de gewone Batavier van dienst te zijn, maar hoofdzakelijk het volk geknal en geknetter gunden en in de huidige leider op overtollig lawaaigebied, ene in 1959 geboren Frederik Komiekerhut, de juiste man op de juiste plaats zouden vinden.
Wellicht is het u in uw jeugd, gezeten in een  te harde schoolbank, tijdens de  geschiedenislessen, niet ontgaan dat ons land in 1813 door een nijver drietal, dat de zoon van onze laatste en zeer onbenullige stadhouder uit Engeland importeerde, van republiek tot koninkrijk werd gemaakt. De drie - Grimbaart Walger Fruiteltuit Hooghindehersenen, Frommert Japik van Jubbega thoe Derdesluis  en Bolderding Bronsgroeneikenhout van Kalverum - waren weliswaar allen in vreemde krijgsdienst geweest en had het Nederlanderschap onverwijld dienen te worden ontnomen, maar in zulks is het vaderlandse establissment redelijk selectief, want het gebeurde niet, in tegenstelling tot wat de Nederlanders overkwam die zo'n 125 jaar later aan de zijde van het democratisch Spanje tegen Franco en zijn fascistische kornuiten  vochten. Nee, het drietal wordt zelfs geëerd met een triomfantelijk standbeeld in Den Haag: Nederland werd een koninkrijk onder een aantal oksel- en scrotumfrisse heren die evenwel van democratie weing kaas gegeten hadden en van wie vooral de laatste ons altijd, dankzij Alexander Cohen, in gedachten zal blijven als een monarch die volgaarne met een primaat zou worden vergeleken. Maar al te dikwijls wordt onze vaderlandse geschiedenis met niet ter zake doende feiten opgeleukt, zo kan met zekerheid worden vastgesteld dat de in onze geschiedenisboekjes figurerende Jan van Schaffelaar in feite Johannes de Schoffelaar heette, ter ondersteuning van deze geschiedvervalsing diepte ik de volgende tekst op in het mediamuseum te Hilversum.
Teruggevonden deel van een radiolezing uit maart 1951 in een door de SGP gevorderde zendtijd voorgelezen door de omroeper van dienst
Stoffel Cromcond
Vanochtend, waarde luisteraars, wil ik het met u hebben over het schoffelen op protestants-christelijke basis. Zoals U waarschijnlijk zult weten, bestaat er een verschil tussen het hogere schoffelen, ook wel bovenschoffelen genoemd en het lagere schoffelen, dat ook wel onderschoffelen wordt geheten. Beide begrippen dateren al van voor de reformatie, want paus Herpes III  heeft het in zijn encycliek uit 1264 “Sarclanda pro Deo, aut superiore sartioni”, dus ver voor Zwingli, bekend van  zijn "Minimum fabrefacta dulcis currum", reeds over het schoffelen voor de Heer (sarclatio Dóminus), waarmee het ruimte scheppen voor God bedoeld wordt. Herpes’ schoonzoon Jean Étourdi, chevalier de Bapaume, interpreteerde het begrip bovenschoffelen echter ook als geldend voor wereldse zaken, hij en zijn nageslacht hebben dan ook flink geschoffeld tot de Franse revolutie van 1789 daar een eind aan maakte.
(enige regels onleesbaar)
Richten we thans onze blik op het onderschoffelen. Pas na de reformatie en in feite pas na Calvijn doet het  begrip lager schoffelen zijn intrede. Oorspronkelijk  heeft dit protestantse onderschoffelen een betekenis die sterk verbonden is met de geslachtsdaad, pas in later eeuwen krijgt  het lagere schoffelen een betekenis die wij thans kennen. Pieter van den Oudenaerde Jzn. heeft het in zijn tractaat, want zo kunnen wij zijn boek uit 1724 wel noemen, ”Van den schoffelaere en sijne arbeid op den acker”, gedrukt bij Hermanus Pompernickel en Jean Paindeseigle te Emmercompascuum, nadat een jaar eerder een Franstalige editie – "Du ratisseur et son travail"  was verschenen bij Engelbert Boendermaecker te Anvers - nog altijd over “seeckere festiviteyten durende de oogst waarbye de keerlen hunne lusten niet kunnende ende bedwinghen en met de meydjens onder het hooy schoffelen”. Ruim honderd jaar later, in 1853 gebruikt Hendricus Harkemans Hzn, schrijver van protestans-christelijke volksliteratuur voor strictvolwassenen uit Krommenie het nog steeds in dezelfde zin: “Symen, beneeveld door den genever schoffelde met Alijda achter het varkenskot, tot hij geheel onwel naar buyten strompelde en vomeerde”. Eerst rond 1904 wordt onderschoffelen alleen nog gebruikt op de manier die wij kennen: het wegwerken van onwelgevallige meningen. In het woordenboek van Guikelman & Passeniersz (Giekerk & Bandoeng, 1907) lezen we dan ook als voorbeeld: “republikeinse meningen worden in ons vaderland ondergeschoffeld”.
(rest van de tekst ontbreekt) 
Een volgend maal vertel ik u over  de fantastische avonturen van de Duitsebondsrepublikein en meest rechtse hand van kanselier Albenauwer, Hampelmann Maria Glopkens. 

 
Kanselier Albenauwer was genoemd naar dit type Mercedes-Benz.
 
Adeline Plunkenborgh-Smallenborst, Deventer.