30.4.24

Bob

Noemde je Shank, dan noemde je Cooper. En zo waren in de jaren vijftig wel meer namen die, je als je het over Californische jazz had, in één adem uitsprak. Gerry Muligan & Chet Baker, Cy Touff & Richie Kamuca en Jack Montrose & Bob Gordon (foto).
Het wonderlijke is dat geen van de acht genoteerden in Californië geboren is:  altsaxofonist Shank kwam uit Dayton, Ohio, tenorsaxofonist Cooper uit Pittsburg, baritonsaxofonist Mulligan uit New York, trompettist Baker uit Oklahoma, (bas)trompettist Touff uit Chicago, tenorsaxofonist Kamuca uit Philadelphia, tenorsaxofonist Montrose uit Detroit en baritonsaxofonist Gordon uit St. Louis. Van de uitstekende, helaas bij een autoongeluk in 1955 omgekomen, baritonsaxofonist Bob Gordon (uiteraard met Jack Montrose)  is dit "Meet Mr. Gordon".

Koektrommels

 


Arnhemse meisjes, Weesper moppen, Amsterdamse nogablokken en Haagse koektrommels. Het lijkt een logisch rijtje, maar het is het allerminst: gaat het bij de meisjes en de moppen om koekjes, bij de nogablokken en de koektrommels gaat het om trams. De "koektrommel" (foto) was een aanhangwagen (serie 600 - 629, die de HTM in 1911 bestelde bij Allan in Rotterdam en in 1912 werd afgeleverd. De koektrommels zouden het tot 1958 volhouden. Veel aanhangwagens van de HTM hadden bijnamen: "achterbakkies" waren verbouwde paardentrams, "luxe vrouwtjes" open zomerwagens (serie 500 - 526), "kippehokken" gesloten aanhangwagens (serie 350 - 364), en dan waren er ook nog de "kippekooien"en "doodkisten".

Loik

 

Wat ik altajd zo loik gefonden heb, dat wij 's avonds na de mahltajd, als de schnitzel, de aardappels en de sprojtjes opgegeten waren, dat we dan met  de majsjes een spelletje deden. Dan deed Juul  de overgebleven sprojtjes op de floer als groen, groen knollen-knollenland en dan gingen twee van  onze majsjes daar tussen zitten en dan was ik natuurlajk de  jagersman en schoot er een voor de grap dood en dan moest de ander heel hard hojlen. Dat was so ontzettend witzig. Maar ietwat gans anderes, het volgende lied hoort te worden gezongen op de manier van de grootvader van de op de troon zittende oranjetelg: "Een vrehmder armer snoiter, war müde van dat wandern, war müde van dat wandern, hai had sain floit verlohren, oit seine mantelsack, sack, oit seine mantelsack. Das ist nichts, ich heb gefundem, wahr jai soviel van houdt, la, la, la, la-la, la, la, wahr jai soviel van houdt."

Herinneringen 2


Het is een oerdrift van elke acht een negen te  willen zijn, immers een negen is meer dan een acht en bovendien kent de tafel van negen een ongekend fenomeen, want worden van alle vermenigvuldigingen de cijfers stuk voor stuk opgeteld, of het nu om 2x9=18 gaat of om 7x9=63, in beide gevallen is de som van de cijfers steeds weer negen en zulks wekt een onvoorstelbare jaloezie bij iedere acht, afgezien van het feit dat  negen drie maal drie is en juist daardoor onstonden problemen toen een zekere acht iets te zeggen kreeg over de drie van Chaam, maar het kan ook een ander oord in Brabant geweest zijn. Waarschijnlijk is er toen ook, wij schrijven 1972, bij deze acht wrok ontstaan ten aanzien van Joods Nederland dat de inmiddels tot  een tweetal geslonken oorlogsmisdadigers (Frocko Hecht & Fritz Pünktchen) gekerkerd wilde houden (hen was trouwens de doodstraf al onthouden door de toenmalige vorstin van dienst uit het Oranienkabinett), want de acht heeft vervolgens, behalve als fietser rond de kerk in Chaam, maar het kan ook een ander oord in Brabant geweest zijn, grote roem vergaard als pro-Palestijn, dat gebeurt in dit land vaker, men ziet een Joodse Nederlander immers steevast  als  fervent aanhanger van de neef van Jaap Huy, burgemeester van Hoog-Keppel. 
Ik neem u thans enige regels mee naar een langer geleden periode: in november 1912 vond in Nederland de eerste Duitstalige radiouitzending plaats, pastoor Bernhardus Johann Maria Knödelberg, van Duitse komaf, doch domiciliehoudend te Ouderkerk aan de Amstel, maakte een programma op een zelf gebasteld zendapparaat voor de destijds op Nederlandse bodem verblijvende gastarbeiders (die  heetten destijds niet zo, maar  u begrijpt wat ik bedoel) onder de vertaalde titel "Programma voor den Hannekemaaier en den Blaaspoep", het verdween om begrijpelijke redenen in october 1914 uit de aether, om na de oorlog, in 1921 onder leiding van - nog immer - pastoor Knödelberg, inmiddels van parochie gewisseld en werkzaam te Hilversum, waar hij een paar jaar later gevierd zou worden als pionier van de K.R.O.,  terug te keren als "Mädelonia", gericht op de in ons land in groten getale werkende Duitse dienstmeisjes. Het programma werd zo populair dat er dikwijls extra postbestellingen dienden plaats te vinden met enthousiaste ansichtkaarten en brieven gericht aan de pastoor en er werd in Haarlem zelfs door de aldaar werkende dienstmeisjes een mandolineorkest met de  naam "Mädelonia" opgericht,  dat het bijzondere genoegen had een aantal malen in een speciaal paasspel voor de microfoon van de K.R.O.  op te treden, waarbij de overgrootvader van Gerardus Joolman de rol van de Here Jezus vertolkte, zodat we haast zouden kunnen spreken over een "The Passion" avant la lettre, al zouden ze  destijds natuurlijk over "Die Passion" hebben gsproken.
Wie, en ik geef nu raad aan de hedendaagse inwoner,  in dit land van meet af aan een succesrijke carrière in de beeldende kunst ambieert, doet er goed aan eerst schreden te zetten op een totaal ander pad, bij voorbeeld dat van acteur, heb je daar, vooral op de beeldbuis succes, gegarandeerd dat je kostje gekocht is, want wie wil nou niet een echte Harmen Kroebel aan de wand, niet waar? Vooral als je faam hebt vergaard in Hollywood in rolprenten waar je een nazi-officier mocht spelen, wellicht mag je daarna voor de vaderlandse publieke omroep op reis om bodemdiep in het leven van buitenlandse schilders te duiken. Er zijn natuurlijk andere wegen die naar veel pecunia leiden, treedt in de echt met een tot misselijkmakens toe op de buis figurerende kenner van de vaderlandse onderwereld als Janus Q. de Drent en penseel, zoals destijds reclames op de gevels van  bioscooptheaters werden gefabriceerd, portretten van bekende  vaderlanders en slijt die voor forse bedragen aan volk dat boven de vijfzits (met olifantenleer beklede) couch iets  fraais aan de wand behoeft.
Net zoals thans noch immer  het geval is werden vroeger de bewoners van de Nedelandse randgebieden en met name die in Limburg beheerst door een grenzenloze afgunst jegens de bewoners van de randstad, die overigens toen nog niet zo heette, maar u begrijpt wat ik bedoel. Bij tijd en wijle wist een Limburger nationale bekendheid te verkrijgen, zo herinner ik mij een hoge rooms-katholieke geestelijke die volgaarne zijn moederkerk in al haar middeleeuwse glorie wilde herstellen, hij is later dan ook naar IJsland verbannen, waar hoogstwaarschijnlijk nog veel zendingswerk te verrichten viel. Ook de zoon van de voormalige vaderlandse volkszangers Gert & Hermien Hameraar, die daarna zeer fors in de Heer traden, Frans mag zich  in  de nodige bekendheid verheugen, hij is evenwel niet naar IJsland doch  naar Brussel vertrokken, nadat hij in onze kontreien Jaap Leefsma, die nota bene in Maastricht had gedoceerd, het leven bijzonder zuur had gemaakt, Leefsma, ooit door Wubbe Woudstra, volgens eigen zeggen, samen met een tweetal andere leidende politici, spreker van de tale Kanäans, op het schild geheven, stond een grote linkse partij voor, maar daar gruwde Frans  Hameraar van en deze Limburgse Brutus, immer bedacht op eigen glorie, wist Leefsma eens en voor altijd uit te schakelen.
Vroeger, en dan praat ik over kort  voor de Tweede Wereldoorlog, was er geen sprake van een eigen  bijdrage in de ziektekosten, nee, er was sprake van het tegendeel, slaapmiddelen, zoals Zemazekwam, werden  aan het ganse volk van staatswege verstrekt, Hendrik-Jan, niet te verwarren met de tuinman, Konijn, de toenmalige minister-president, liet de slaapmiddelen, na een oekaze zijnerzijds, door de, toenmalig nog florerende, P.T.T. huis aan huis  bezorgen, zodat iedere Nederlander een welverdiende nachtrust kon genieten en die dat natuurlijk, op enige oproerkraaiers na, vanzelfsprekend ook deed, al zouden de slapers na vijf jaar luidkeels oreren dat zij in de tweede helft van de jaren dertig buitengewoon waakzaam waren geweest. 
Wellicht zeggen de letters P.T.T., vanwege uw te late geboorte, u niets, de P.T.T. was een staatsbedrijf dat zorgde voor post, telefonie en telegrafie, voor de post - het verzenden van brieven en pakjes had je destijds  postkantoren en postbestellers - telefoneren deed  je thuis, - luidkeels kakelen in treinen en op  terrassen was uit den boze en  je zag evenmin moeders die achter de kinderwagen in plaats van met hun spruit te converseren, de laatste roddels met hun vriendinnen uitwisselden -  telegrafie was een snelle wijze van communiceren, waardoor je middels een telegram bijvoorbeeld aan oom en tante kon laten weten dat je Hendik-Jan Konijn een reusachtige (het woord cool was toen nog niet in gebruik) kerel vond en dat je met de trein om 12.55 in Coevorden zou arriveren, zodat oom Knillis je met zijn D.K.W. van het station kon komen afhalen.
Weet u nog dat rachitis vroeger Engelse ziekte werd genoemd? Kinderen met een tekort aan vitamine D kregen kromme beentjes. Tegenwoordig helpt vitamine D niet bij de bestrijding van kromme Engelse namen en slagzinnen die de vaderlandse  middenstand  bedenkt om hun schamele producten  aan de man te brengen. Heette vroeger de halfjaarlijkse opruiming  uitverkoop of de uitverkoop opruiming - thans ruimt men het  ganse jaar op en heet deze activiteit  sinds een aantal jaren SALE, hetgeen Franstaligen een lachstuip moet bezorgen, kappers bezitten een barbershop en een sprankelend alcoholisch drankje wordt gesleten onder de naam bubbles. De panne(n)koeken uit mijn jeugd worden thans pancakes genoemd, stront shit, opdonderen fuck off, om over teksten op Nederlandse vrachtwagens getooid met "transport and logistics" en "Afval is waste" nog maar te zwijgen. Zo gaat dat door net zolang tot de Nederlandse taal ook tot waste verworden is. 
Ik herinner me dat, omdat het bijster weinig gebeurde, buiten de deur een maaltijd genieten, een feest was, waar je wekenlang naar uitkeek. Je had bij vrienden en bekenden geïnformeerd naar menu en prijzen van zeker restaurant en je genoot van het eten en de sfeer toen de heugelijke dag éénmaal daar was. Tegenwoordig echter meent iedere buitendedeureter, als ware hij een echte Jozef van het Plein, meteen na thuiskomst achter de computer te moeten kruipen en een recensie te schrijven over restaurant en maaltijd. En het liefst, in tegenstelling tot Van het Plein, om in uiterst negatieve bewoordingen de eetgelegenheid neer te sabelen, zodat de lezer iedere eetlust vergaat. Ik geef een voorbeeld uit de practijk: "De drie kleine gerechtjes die we vooraf kregen waren heel simpele hapjes, weinig verfijnd en de combinatie van de ingrediënten was experimenteel, maar naar mijn mening niet geslaagd. Ook het hoofdgerecht was ondermaats. In feite was alles wat op ons bord verscheen ver beneden de maat. De gebraden eend is terug naar de keuken gegaan, het speenvarken was erg droog en zonder smaak, de gratin was niet gaar en zonder gebruinde bovenkant. De appelcrumble bestond uit stukjes appel nog in de schil en daarbovenop wat koekkruim zonder smaak. Zeer teleurgesteld in dit restaurant: wij gaan er nooit meer terug!" Ik zie het brok venijn zitten: trots op wat hij het volk kond gedaan heeft, terwijl hij een uit de automaat getrokken bamibal naar binnenschuift.
Het was in de ijd dat Isidoor Flötenkrammer  net, als zijn vader Frederik en zijn grootvader Heinrich, de kruidenierswinkel op de hoek van onze straat dreef,, op de andere hoek had Cornelis Zwinzenburg, net als zijn vader Philip en zijn grootvader Bastiaan een  groentewinkel, want zo ging dat destijds bij de neringdoende middenstand: winkels gingen over van  grootvader op zoon en vervolgens op kleinzoon. Niet dat het bijvoorbeeld in de vaderlandse politiek veel verschilde, zo had je Herman de Roek Voortgang wiens vader eveneens parlementariër was geweest, er waren Jeukmus en Plonker idem dito, en het zou werkelijk te ver voeren om alle burgemeesters op te noemen wier vader en grootvader dat ambt, vaak zelfs in dezelfde gemeente, hadden uitgeoefend. Maar ook in ze zogenaamde lichte sector van de Nederlandse muziek is het fenomeen niet onbekend, nadat Arie Fyfes was overleden, beklom Arie Fyfes jr. ogenblikkelijk het podium om dezelfde volkse tonen uit te stoten.
Een  norme ontr  eng m akt zich moment  l  van  ij meest r,  hete tran  dru pen op he  toets nbor  van mijn comp ter als ik b denk  hoe dapp  de vad   landse poli  eman  zich gedrag n  heeft tijd  s de Twee   Wereld  rlog en met volled ge  inzet van lijf en led   zich tegen de bezet er heeft te weer gesteld. Ik heb het toetsenbord even moeten droogblazen want ik voel mij reusachtig aangedaan door de niet te beschrijven moed van de Nederlandse diender in de jaren veertig-vijfenveertig: hoe hij met gevaar voor eigen  leven zijn dienstvoertuig parkeerde  op de overgangen van  spoorwegen die naar Vught, Westerbork en  Amersfoort leidden om zo ieder transport onmogeljk te maken, hoe hij weigerde landgenoten uit hun huizen te verdrijven en wanneer de bezetter voorschreef dat hij met zijn dienstvoertuig maximaal vijftig kilometer per uur diende te rijden, dan reed hij zesenzestig, want de politieman wist van hem verwacht werd, bovendien: verzet zat bij hem bijkans ingebakken en om te tonen dat het hem met zijn verzet menens was had de schalk zijn haar anderhalve millimeter langer laten groeien dan door de Duitse bezetter geoorloofd was.
Een volgend maal vertel ik u over de fantastische avonturen van de Duitsebondsrepublikein en meest rechtse hand van kanselier Albenauwer, Hampelmann Maria Globkens, die buitengewoon goed bevriend was met Adolf Birkenblättchen, die na de Tweede Wereldoorlog Mercedessen sleet in Argentinië, maar zijn aards bestaan zag eindigen in Israël.
Adriaan Zwakvatter, Zelhem.

29.4.24

Spanier

De grammofoonplaat kocht ik 70 jaar geleden, de muziek die er op stond was 15 jaar eerder opgenomen. Dat ik de plaat kon kopen was mooi meegenomen. Omdat hij niet in een reguliere hoes zat - met alle informatie - was hij beduidend goedkoper en de broodnodige informatie,
zoals de bezetting van het orkest, dat zocht ik in de boeken wel op. Muggsy Spanier and his Ragtime Band.
Op die naam viel wel het een en ander af te dingen, want de band speelde geen ragtime, een vorm van amusementsmuziek met de piano als middelpunt en die met een van orkest tot orkest wisselend instrumentarium her en der nog steeds wordt uitgevoerd. Muggsy werd geboren in 1901 in Chicago en stond er met zijn neus bovenop toen de jazz van New Orleans naar Chicago verhuisde, maar dat verhaal kan hij beter, gelardeerd met muziek,  zelf vertellen. Rest mij nog even te wijzen op de fraaie opnames die hij in 1940 maakte met Sidney Bechet.

Bah


 

Miller

Hij overleed meer dan geleden, nee niet Roger Miller (foto), want die stierf meer dan derig jaar geleden, maar een vriend van me, die verantwoordelijk is voor, ik doe een gok, 60% van mijn autoavonturen. Engelse auto's waren in zijn ogen hondenhokken en Franse auto's roestbakken, over Duitse auto's had hij het nooit, daar maakte hij geen woord vies aan, alhoewel hij Trabantdealer was. Hij was dol op Rottweilers en Lincolns en ik heb hem jarenlang beide zien vertroetelen. Ooit woonde hij in Canada, waar hij op zeker ogenblik samen met een Belg een vliegtuig restaureerde, dat vervolgens moest worden uitgeprobeerd. Ze gingen getweeën de lucht, waarop de Belg hem vroeg of hij een vliegbrevet had, dat bleek niet in het geval, de Belg had het evenmin, zodat ze besloten het vliegtuig dan maar in de kruin van een boom neer te zetten. Mooi verhaal. Bij ieder ander, die me het verteld zou hebben, had ik mijn vraagtekens gezet, niet bij hem. Iedere keer dat ik Roger Millers  "The day I jumped from Uncle Harvey's plane" hoor, moest en moet ik aan hem denken. Eigenlijk passen al die grappige werkjes van Miller uitstekend bij hem: van "Dang me" tot "You can't rollerskate in a buffalo herd". Maar misschien paste "King of the Road" nog het best bij Paul, die, toen we keer onderweg waren en begin jaren zeventig vlakbij Amerstoort een fenderskirt van een  1949 Lincoln convertible coupe verloren zei: "Laat maar, ik heb er thuis nog wel één."

Charpentier

Marc-Antoine Charpentier (1643-1704) was huiscomponist van Maria de Guise, daarna schreef hij voor de Comédie Française en vervolgens voor de jezuïten, maar zijn grootste bekendheid geniet  hij als componist van de  herkenningsmelodie van de Eurovisieuitzendingen. Dat is nogal mager, want hij schreef twee opera's, veel toneelmuziek en geestelijke muziek. Dit is een mars  van hem.


 

851

 

Toen de Auburn 851 in 1935 verscheen was de fabriek in de gelijknamige plaats in Indiana al 35 jaar bezig met automobielbouw, oorspronkelijk met wagens waarbij de benzinetank onder de 'motor'kap schuilde en de motor onder de vloer. Er verscheen lange tijd weinig opzienbarends en de motoren kwamen niet uit eigen huis maar eerst van Rutenber en later ook van Teetor, Continental en Weidely en ondanks de slagzin " Once an Owner, Always a Friend" werden niet bijster veel Auburns verkocht. In 1925 kocht Errett Loban Cord Auburn en vanaf dat  moment ontstaat een opgaande lijn, de vorm van de geleverde auto's wordt fraaier en de het aantal verkochte auto's gaat fors omhoog. In de jaren dertig is de concurrentie hevig en alhoewel de de prijs voor een 851 achtcylinder-in-lijn met compressor buitengewoon gunstig was - $1545 - en de topsnelheid 155 km/u., liep de verkoop niet en in 1937 was het gedaan met Auburn.

Herinneringen


In mijn jeugdige jaren, toen mij zuster Violetta de soloparij van Rachmaninovs Tweede Pianoconcert instudeerde, maar dan speciaal bewerkt voor altblokfluit, had je Frits Zuidwester, die in  plaats van zo'n zeemanshoofddeksel een kaal hoofd had, je had Ronnie Ronaldo, dat was, zover ik me herinner, een kunstfluitende voetballer - er werd toen heel wat afgefloten - en je had Dia Dorama, zij was een Indiase met een cyaankaliwinkeltje op de Rotterdamse Lijnbaan, Dia was gelieerd aan Wumme Ibo, een Nigeriaan die het Nederlandse volk in de jaren vijftig het cabaret bijbracht, waarbij ene in Utrecht geboren, maar zich Gooimans noemende, Rijk een belangrijke rol speelde en je had, voordat ik het vergeet, ook Frits van der Plas, hij werd door de KRO ontslagen omdat de door hem te interviewen Phil Blum geen non bleek en zulks  was toen bij de katholieke omroep nog vereist. Je had ook de tweelingbroers Herman en Pete Felderman, helemaal zeker van de naam ben ik niet, ik moet dat  nakijken, zij werkten eveneens voor de officiële radio in Hilversum, want je had destijds, met name in Drenthe, met name in de buurt van Emmen, de onofficiële radio: piraten die hun overburen en grootouders de groeten  deden, vergezeld van een reeks wonderlijke klanken, die zij muziek noemden.
Ik herinner me ook de Amsterdamse hoofdcommissaris Hendrik Smeerkaas die het plan had opgevat hoogstpersoonlijk de grachten te dempen, hij wilde daartoe de Amsterdamse VW-politiekevertjes van sneeuwschuivers voorzien en daarmee - met uit het Naardermeer  opgezogen zand - de grachten dempen, hetgeen de huidige bewoners van de grachtenpanden  van een gezonde nachtrust zou hebben kunnen voorzien, omdat veel toeristen met hun vermaledijde rolkoffertjes naar Kopenhagen zouden zijn uitgeweken. Dan was er rond die tijd Jan de Kwaaisteniet, over die achternaam valt het nodige af te dingen, omdat hij behalve lid was van een triumviraat dat niet geheel onvriendelijk tegenover de Duitse bezetter  stond, hij noemde zichzelf op zeker ogenblik zelfs fascist, maar toch - zij het  enige tijd later - minister-president  mocht worden en dan was er Geil Beel, een disc-jockey (doch geen familie van een gelijknamige, andere minister-president*), die in  samenhang met zijn voornaam sexuele activiteiten ondernam achter een microfoon van de publieke omroep en tenslotte  herinner ik me, hedenochtend op de valreep, ook Jan Smallenborst, hij gooide altijd zijn sigaartjes weg, opdat hij op de lege doosjes  aantekeningen kon maken.
Niet dat ik hen ontmoet heb, laat staan persoonlijk gekend heb, toch is het leuk herinneringen aan mensen uit vervlogen dagen op te halen, zo was er bijvoorbeeld Berend Frats die tijdens een herdenkingsbijenkomst ter nagedachtenis aan de overleden volkszanger André Fyfes, wiens bekendste lied "Mag ik de banaan in jouw fruitmand zijn?" in  tranen uitbarstte, nadat hij vernam dat de Evangelische Omroep ter  nagedachtenis aan zijn beste vriend een programma met de naam "De Muzikale Fruitmand" ging starten, daar waren de voetballende broertjes Frank en Ronald Boerenommelet die jaren ijverden om hun verdiensten flink op te schroeven zodat zij net als hun buitenlandse teamgenoten minder belasting hoefden betalen en zelfs, naar verluid, een Zimbabwiaans paspoort hadden aangevraagd en daar was natuurlijk Wouter Uilbrecht, die samen met Willem Muntje, Willy Stoof en Otto Grotekool leiding  gaf aan de eerste democratische boeren- en arbeidersstaat op Duitse bodem, zijn nichtje Madeliefje was later de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken en hun oudoom Rico was eigenaar van een jazzcafé in het Noordhollandse Laren. * Zojuist schoot mij te binnen dat beide Beelen genoemd zijn naar de locomotiefserie 1000 van de Nederlandse Spoorwegen, waarvan  hier een foto.
Ik neem u ook even mee naar het jaar 1948, het jaar waarin Eelco van der Flats, maar het kan ook Flatmans, Flattenburg of iets dergelijks zijn, geboren werd en dankzij zijn echtgenote - geboren Janneke Zoutvaatje - die theekopjes en ander servies, waaronder  eierdopjes, decoreerde, om over beddenspreien en antimakassartjes maar niet te spreken, kon opstoten in de vaart der christelijk volkeren als minister van cultuur en al wat dies meer zij, waarna  het met hem bergaf leek  te gaan omdat zijn grote voor- en roerganger - wiens naam mij op dit moment niet te binnen wil schieten- maar die ver voor "me-too" tot de orde werd geroepen, hem liet struikelen, alhoewel Van der Flats, maar het kan ook Flatmans, Flattenburg of iets dergelijks zijn, zoals in Nederland gebruikelijk naderhand toch een mooie functie bereikte, denkt u maar aan Maaike Wegwerker,  die naar haar falen in het verkeer, hoge ogen in Brussel gooide. Ook uit dat jaar dateert grapjas Japie Draadnagel, die carriere maakte bij de arbeidersradioamateurs, maar vervolgens voor meer geld koos, wat dat betreft kan hij een hand geven aan Telegraafcolumnist en professor Wilhelmus Adrianus Huizermeent, van huis uit socialist,  alhoewel door velen - en niet ten onrechte - daaraan wordt getwijfeld. Lang geleden, veel van de lezers van dit blog waren nog prénataal, gaven sommige mensen, hier maar ook elders, hun mannelijke nakomelingen de hondennaam Victor of Viktor - Bello, Pakze en Bonzo en Scheitlaars waren minder in zwang - zo hoorden wij nimmer van een Bonzo van Vriesland noch van een Paus Bello II, een Pakze Hugo of een Scheitlaars Baudet -  Victor of Viktor, in beide  gevallen is de betekenis van de naam: winnaar,  met een k gespeld (dus Viktor) is het de glorieuze voornaam van de hedendaagse Hongaarse orbanisator, een woord  dat op zijn beurt volgens sommige linguïsten is afgeleid van stormban - in het Duits Sturmbann - waarvan tevens Sturmbannführer afkomstig is,  dit gezegd zijnde dient te worden vastgesteld dat genoemde Viktor niets van socialisme moet hebben doch een groot voorstander is van nationalisme, de voornaamste nazipoot waarop Adolf Hitler steunde,  Viktor, geboren zeven jaar na de Hongaarse opstand van 1956, waarna vele Hongaarse vluchtelingen liefdevol elders werden opgenomen, heeft de PEST aan de vluchtelingenstroom uit oorlogsgebieden zoals Syrië e.o., dat klinkt onlogisch, maar is het niet: verder dan de Hongaarse geschiedenisboeken, waarin de fascist Miklós Horthy een hoofdrol speelt, is Viktor niet gekomen: vreemdelingen zijn er om te haten, behalve wanneer ze als toerist flink wat geld in het Boedapester laadje brengen. Onder aanvoering  van genoemde orbanisator heerst thans in Oost-Europa een geest van het  ware, ik zou willen zeggen, vroeg middeleeuwse christendom, nog net niet ter kruisvaart, maar Tsjechië, Slowakije en  Hongarije kennen een ongebreidelde bereidheid vreemde invloeden niet toe te laten, zelfs deze te vernietigen, men mist immers het vertrouwde kompas waarop jarenlang blindelings kon worden  gevaren: de leiding van het grote broedervolk, dat van  de Sowjet-Unie, en zou, ondanks de financiering door West-Europa van allerlei gezellige, maar vooral kostbare en in feite onnodige projectjes, volgaarne de trepak met Putin dansen, want dat is pas een leider naar hun hart. Daar hebben we bijvoorbeeld Deklos Zeeman, die ondanks die achternaam nimmer van "De klok van Arnemuiden" hoorde, laat staan het lied kan zingen en bovendien de muzikaliteit van zigeuners noch dat volk zelf kan waarderen.  Er  gingen ooit onder het mom van solidariteit (solidarinosc) ganse vrachtladingen vol goede  gaven vanuit Nederland naar Polen en u bezit wellicht het waanidee dat goed voorbeeld goed volgen inhoudt, maar de Polen zijn die, voor hun klaarblijkelijk smadelijke, episode vergeten en hebben totaal andere, zeer, zeer roomse, zaken aan hun hoofd, misschien zelfs een pogrommeke hier en een pogrommeke daar, want die geliefde bezigheid hield hun zelfs na de Tweede Wereldoorlog op de been. Een volgend maal vertel ik u over de fantastische avonturen van de Duitsebondsrepublikein Hampelmann  Maria Globkens.
Adriaan Zwakvatter, Zelhem

28.4.24

Van Assen 5


Uiteindelijk heb ik  gister Van der Blafs drolletjes toch maar opgeruimd, al ben ik nog steeds des duivels over de plannen van die Tuitjen, het is dat Drogeham ver weg is en niet aan het spoor ligt anders was ik vandaag naar Tuitjen gereisd om hem eens even flink de waarheid te zeggen en hem een koekje van eigen deeg te geven door hem een plastic boodschappentas van de Lidl of de Aldi met tweecomponentenlijm aan zijn blote kont de plakken,  namens Van der Blaf en alle Nederlandse honden, behalve de rooddweilers en dergelijke verschrikkelijke soorten. Tuitjen: de verrekkeling. Dat is trouwens een oud woord dat mijn vader graag gebruikte als hij de smoor op iemand in had, verrekkeling, zulk soort woorden hoor je weinig meer en dat vind ik jammer, het heeft allemaal te maken met Engelse taalverruwing, je moet tegenwoordig iemand in het Engels uit schelden om indruk te maken, terwijl het prima in het Nederlands kan, maar dat zie je ook aan die Tuitjen, Tuitjen  vindt een drollenzakje uit voor een hond en noemt het een Dog Shit Collector. Als je het goed leest en dat doe ik, dan is Tuitjen zelf een hondenstrontverzamelaar, want zo staat het er echt: Tuitjen D.S.C., misschien doet hij dat wel en bestaat er in Drogeham zelfs wel een hondenstrontmuseum, waar Tuitjen directeur van is, het zou zo maar kunnen, want we leven in een gekke tijd, waarin mensen van alles en nog wat verzamelen, voor dat museum zal hij naast een flinke subsidie van de gemeente Drogeham ook nog een forse toegangsprijs vragen, wat ik je brom en natuurlijk is de museumjaarkaart weer niet geldig.
Nou heb ik al vijf jaar geen museumjaarkaart meer, want ik mag met Van der Blaf toch geen enkel  museum in, dus ook het Drogehammer hondenstrontmuseum niet, als het al bestaat, ik begrijp  dat niet zo erg goed, want alle Nederlandse museums zijn open voor die kleine, door de kinderopvang onopgevoede krijsertjes waar Nederland zo rijk aan is, die tussen het tentoongestelde krijgertje spelen en met hun ongewassen vingertjes overal aanzitten, terwijl  Van  der Blaf zonder enig  geluid af te geven, keurig netjes naast mij van zaal tot zaal voorttrippelt. Nou weet ik natuurlijk niet hoe Van der Blaf op Tuitjens hondenstrontmuseum in Drogeham zou reageren want dat is, zou ik bijna zeggen, de kat op het spek binden. Ik heb trouwens even gekeken of die Tuitjen een telefoonaansluiting heeft in Drogeham, nou dat heeft hij mooi niet en het hondenstrontmuseum is op het internet ook in geen velden of wegen te bekennen. Maar misschien heb ik wel verkeerd gekeken en staat het onder Fries hondenstrontmuseum en hangt de Friese vlag vol glorie boven de  deur. Dat zou zo maar kunnen.
Giselda Botermelk-van Assen

 

27.4.24

Mooi


 

Volkszang

Soms vraag ik me af kan  je nog ergens gezellig patjepeeën,  enkel alleen of vaak ook met z'n tweeën?


Van Assen 4

 

Ik bedenk net dat ik helemaal vergeten heb hoe het is afgelopen met mijn ontmoeting met de slager die zo  vriendelijk was die lichtpaarskortgebroekte grijsaard uit het straatbeeld te verwijderen, dus ik vroeg vroeg mijn verlosser: "Waar ken ik u ergens van?", terwijl Van der Blaf, hartstochtelijke pogingen deed om, waarschijnlijk vanwege de vleeslucht, bij hem in het gevlei te komen door tegen hem op te springen en zijn schoenen te likken, "Bent u klant in mijn slagerij?" "Nee, ik was ooit lid van "Wilt heden nu treden", antwoordde ik. "Aha, ik dacht ik ken dat gezicht, maar dat is inmiddels toch wel vier jaar geleden, want "Wilt heden nu treden" bestaat al vier jaar niet meer en is omgevormd tot het shantykoor 'Op de woelige baren'. Maar waar ging de ruzie met die man daarnet nou eigenlijk om?" "Hij zei dat ik  Van der Blafs drolletjes niet had opgeruimd terwijl ik altijd zakjes bij me heb, hij was in hondenpoep getrapt maar die kon onmogelijk van mij zijn, want ik ruim na Van der Blaf altijd keurig netjes op." "Kortom een zeikerd dus. Kom, ik weet een mogelijkheid om een kopje koffie, al is het in een kartonnen bekertje, te bemachtigen om de ellende te vergeten." En zo zat ik tien minuten later op anderhalve meter afstand van hem op een  bankje in de Jacobus Fontanelstraat  met slager Bakker, ik heb die naam altijd heel verwarrend gevonden en me afgevraagd of er ook een bakker Slager bestond, aan de cappuccino.
"Maar laat ik me eerst even voorstellen. De naam is Bart Bakker, slager, ik zeg dat laatste er altijd even bij want anders denken de mensen nog dat ik de grote man ben achter Bakker Bart enne hahaha, dat ben ik niet!" "Giselda Botermelk, aangenaam",  zei ik.  
Er passeerden een drietal luidruchtige groepjes van helmpjes voorziene  zogenaamde wielrenners,  terwijl Van der Blaf  niet van 's mans schoenen was weg te slaan. "Hij vindt me klaarblijkelijk aardig!", zei Bart Slager, bakker, o nee, het is precies andersom. "De liefde gaat bij Van de Blaf door de maag", zei ik, hij ruikt dat u met vlees omgaat, maar dat krijgt hij nooit, ik geef hem altijd brokjes, hondenbrokjes, dat schijnt veel beter te zijn." "Dat weet ik nog  zo net niet, een hond stamt af van de wolf en ik heb nog nooit  van een brokjestetende wolf gehoord", ze Bart Bakker, slager terwijl hij een sigaartje opstak. Ik zag dat hij hetzelfde merk rookte dat Cor mijn man. die vijf jaar geleden gecremeerd is, rookte. Waar moet een mens het over hebben als zij zomaar, met een vreemde man op de koffie komt, ik vond dat Van der Blaf nou maar eens op moest houden 's mans voeten te likken, maar Bart Bakker,  slager  scheen het niet erg  te vinden, misschien was hij het wel gewend, dus ik vroeg "Hebt u een hond?' Nee, die had hij niet, hij had er wel een gehad toen zijn vrouw nog leefde maar een hond was te bewerkelijk voor een man alleen die ook nog een zaak had, al had hij wel vandaag zijn vrije dag. "Wat voor hond had U?" vroeg ik, dat leek mijn namelijk een goede vraag om het gesprek gaande te houden. "We hadden er twee. Chows. Want chows moet je altijd met meer nemen, die hebben gezelschap van elkaar nodig." "Dat is een hele hand vol", zei ik, "en ze vragen nog veel onderhoud ook en behoorlijk grote poepzakken", voegde ik er aan toe. "Ach, daar werd zo'n tien jaar geleden nog niet  zo opgelet,  hondenstront  is pas de laatste jaren echt een issue geworden, niet dat honden vroeger  niet poepten, maar toch, het heeft allemaal met elkaar te maken, vroeger liep iedereen in  het dorp op klompen en die trok je bij de deur uit, dus er kwam nooit hondenstront op het tapijt." Daar had Bart Bakker, slager een punt en ik zei "Het komt ook doordat mensen uit de stad hier zijn komen wonen, die zeuren graag, maar ja, ik geef ze uiteindelijk toch wel gelijk, ik ruim Van der Blafs drolletjes altijd op", terwijl ik een slokje koffie nam.
Giselda Botermelk-van Assen

27 april

 


Lang geleden was 30 april koninginnedag en defileerde het volk keurig gekleed langs de op het Soestdijks bordes staande Oranjes, in het  kader van voortschrijdende democratisering werd de zaak omgedraaid en kwamen de Oranjes naar  het volk, dat meteen besloot de jaarlijkse schoonmaak te laten volgen door opruiming  van overtollig geraakt huisraad, waardoor voor de bezoekende vreemdeling ons land meer leek op een enorme markt van afdankertjes dan eerbetoon aan de regerende vorstin.

30 April was ook in andere zin een gedenkwaardige dag: op 30 april 1941 maakte altsaxofonist en muziekvernieuwer Charlie Parker zijn allereerste grammofoonplaatopname: "Hootie Blues". In Dallas (Texas) met het orkest van pianist  Jay McShann.
Verder terug in de  tijd: Robert R. Livingstone en James Monroe waren in april 1803 naar Parijs gekomen om namens de Amerikaanse regering voor $2 miljoen toestemming te vragen de Mississippi te bevaren, in plaats daarvan bood Charles Maurice de Talleyrand-Périgord voor $15 miljoen Louisiana aan. Louisiana was flink groter  dan de huidige, gelijknamige Amerikaanse staat: het was het totale Franse gebied gelegen ten westen van de dertien Verenigde Staten. Napoleon had dringend geld nodig om in Europa oorlog te voeren. Op 30 april werd het contract van de 'Lousiana Purchase' getekend. Bij de koop waren de bewoners inbegrepen, dus ook de de Acadiens, die zo'n vijftig jaar eerder door de Britten uit Canada waren verjaagd.
Nog een staatkundig bericht: op 30 april 1838 verklaarde Nicaragua zich onafhankelijk van de Centraalamerikaanse Federatie. Laat ik daar een vreugdevol muziekje tegen aan gooien, het feest wordt hier onderstreept met een marimba-opname van Los Alegres de Ticuantepe met "Para que gocen".
Mimi Fariña ( 30 april 1945 - 2001) was een jonger zusje van Joan Baez, in 1963 trouwde ze met Richard Fariña en samen maakten ze een aantal folkplaten. Richard overleed in 1966 op haar verjaardag na een motorongeluk. Dit is hun beider "Pack up your sorrows".
Op 30 april 1945 besloot  Adolf H.  met zijn kersverse bruid Eva een eindeloze huwelijksreis te ondernemen en om dit heugelijk feit te vieren: de Britse  komiek Spike Milligan

Oranjejool


 

26.4.24

Van Assen 3

 

Gistermiddag na een korte wandeling met Van der Blaf vond ik een brief uit Drogeham in mijn brievenbus, nu had ik nog nooit van die plaats gehoord dus ik ben meteen op een inmiddels verouderde kaart van Cor, mijn man die vijf jaar geleden gecremeerd is, gaan kijken waar dat oord met zo'n vreemde naam wel mocht liggen en of in de buurt misschien ook een Natteham gelegen was, dat laatste bleek niet het geval. Drogeham ligt in Friesland, daar ben ik nooit geweest, Cor en ik gingen met de verschillende Opel Kadetten, die wij gehad hebben, altijd naar het zuiden. De brief uit Drogeham kwam van een meneer Tuitjen. Mijn moeder zei altijd: je hebt honden en brutale honden, nou één ding is zeker die meneer Tuitjen behoort tot de laatste soort, want in de envelop vond ik deze folder.


Aan de achterkant van de folder staan aanbevelingen van zogenaamd bekende Nederlanders: Relix Fottenberg schrijft dat hij meteen twee Tuitjens D.S.C.'s besteld heeft, één voor zijn labradoedel en één voor zichzelf, Kunahan Tuzu schrijft dat hij vijfentwintig heeft opgestuurd naar Ankara voor Erdogans  hofhonden, Bierry Thaudet  heeft driehonderdtien Tuitjen D.S.C.'s  afgenomen om aan zijn meest trouwe volgelingen cadeau te doen als mondmaskertjes, Weert Gilders heeft tien besteld, hij weet nog hiet wat hij er mee gaat doen, hij  bestudeert nog wie  hij kan beledigen, Vaxime Merhagen meldt veel succes te hebben gehad door met een goedgevulde Tuitjen D.S.C. op zijn hoofd het carnaval in Blerick te bezoeken en Heodor Tholman heeft een Tuitjen D.S.C. vol met vergeetmenietjes neergelegd op het graf van zijn grote vriend Gheo van Togh.
Maar ik zie eerlijk gezegd mijn Van der Blaf nog niet met zo'n rode ballon aan zijn gat lopen, wat verbeeldt die Tuitjen zich wel en dan ook nog in  het gevlei proberen te komen bij de diverse gemeentes van ons land en mij via Van der Blaf geld van mijn toch al niet geweldige pensioentje aftroggelen, ik  hoop dat ze Tuitjen arresteren wegens oplichting of iets dergelijks, volgens mij heeft die Tuitjen nog nooit een hond gehad, het eerste wat een hond doet is zijn  zak afbijten, in ieder geval  doet Van der Blaf dat, want die gaat daar voor Jan met de korte achternaam de straat op, vergeet het maar, Van der Blaf is niet gek. Bovendien blijft de poep in de Tuitjenzakken aan de behaarde billetjes van van der Blaf plakken. Ik heb op mijn leeftijd al heel veel meegemaakt, maar nog nooit zoiets, vroeger had je dat niet toen werden zulke mensen meteen achter slot en grendel gezet op water en brood, al zijn bedorven en beschimmelde vegetarische hondenbrokken van vijf jaar oud voor die Tuitjen meer op hun  plaats. Ik ben boos en heb bij het afstoffen en stofzuigen vanmorgen dan ook niet gefloten en ga straks een heel eind wandelen met Van der Blaf en ruim uit pure ballorigheid zijn drolletjes niet op.
Giselda Botermelk-van Assen

25.4.24

Van Assen 2

Helaas heb ik weinig  kennissen in het dorp, daarom is Van der Blaf een  hele steun voor mij en  heb ik toch aanspraak, tot twee jaar geleden had ik die ook van Carbina Ponteneur, zij was ook weduwe, maar is  toen naar Hemelum verhuisd. Zij was getrouwd met Jochem Ponteneur,  heette van zich zelf Pattefoon en is op een heel wonderlijke manier weduwvrouw geworden. Jochem is in 1969 naar Australië vertrokken en Carbina zou een jaar later ook daar naartoe gaan, maar  zij heeft nooit meer iets van Jochem gehoord, misschien is hij wel aan een origineel blijven hangen of is hij, want hij was een amateurbokser, door een kangoeroe neergeslagen, je weet  maar nooit, als je naar zulke vreemde landen gaat. Hij was een vreemde snuiter, niet  moede van het wandelen, zoals het lied zegt, maar even  zo goed, at hij elke morgen voor het ontbijt een eetlepel boetseerklei,  vertelde Carbina mij later, dat was om Groningen niet te vergeten, zei hij tegen haar. Toen Carbina pas naar Hemelum was verhuisd hebben we nog even met elkaar geschreven, maar op  mijn laatste brief heb ik nooit antwoord gekregen. Nou dan heb ik geen zin meer. Misschien is zij wel overleden, zulks kan  iedereen overkomen, anders vind ik het  wel vreemd. Je bent toch vriendinnen of niet soms? Ik  heb nog eens op de kaart gekeken waar Hemelum ligt, het is een goed eind weg en ik ga er niet op de bonnefooi naar toe. Carbina kwam oorspronkelijk uit Tilburg, wat  zo'n mens dan in Hemelum zoekt  is mij een raadsel, maar zij had wel  meer vreemde trekjes, zo at zij tomaat met  suiker. Ik moet daar niet aandenken. Carbina had een hond die zij vegetarisch voedde, ik had altijd het idee dat haar hond, die Jeroen heette, jaloers was op Van der Blaf, die van mij lekkere brokjes kreeg. Van der Blaf mocht Jeroen niet en zodra Carbina met Jeroen het tuinpad opkwam was het bal en moest ik van der Blaf opsluiten in de keuken, dat vond hij niet leuk en dus heb ik Carbina gevraagd Jeroen thuis te laten, maar dat heeft zij nooit gedaan en iedere keer moest ik nadat zij weg waren de kwijlplekken van haar hond van  de tafel, van de bank en van de vloer vegen. Wat dat betreft is het plezierig dat Carbina naar Hemelum verhuisd is.
Je hoort op straat zelden iemand meer  fluiten. Dat vind ik  vreemd, mijn vader was een echte buitenfluiter, als hij thuis kwam hoorde je hem al van verre aankomen, altijd met hetzelfde wijsje, waaarvan ik de titel helaas vergeten ben, het was iets van "Lammerschans", maar ik kan het mis hebben, want het is lang geleden. De jongens uit de buurt floten ook allemaal, maar waarschijnlijk zijn de buitenfluiters verdwenen omdat nu iedereen in de auto zit en naar de radio luistert en als ze niet in de auto zitten dan lopen of fietsen ze al sms-end of telefonerend. Ik vind het jammer dat er niet meer op straat gefloten wordt. Als meisje hoorde je niet op straat te fluiten, ik heb dat dus ook nooit gedaan, ik ben een typische binnenfluiter en doe het altijd wanneer ik stof of stofzuig, dan laat ik de radio uit en fluit, soms ook het liedje van mijn vader als hij onze straat in fietste. Ik zet de Van der Blaf dan zolang in de keuken want stofzuigers behoren niet tot zijn vriendenkring. Ik zal woensdag aan mijn vrienden Katja en Gijsbertus toch eens vragen of zij nog fluiten, het gekke is dat een uitdrukking als "fluitend aan het werk zijn" nog steeds gebruikt wordt, maar niemand doet het meer en over een paar jaar weet niemand meer wat het eigenlijk betekent, wat dat betreft is fluiten net de Tweede Wereldoorlog.
Een heel enkele keer hoor ik nog iemand op zijn vingers fluiten,  dat heb  ik nooit geleerd, maar mijn vader kon het heel goed zelfs op twee manieren: hij stak twee vingers tussen zijn lippen of hij maakte een rondje met zijn duim en wijsvinger en deed hetzelfde, er waren vroeger ook kunstfluiters, je had Jan Tromp en Ronnie Ronald, van de laatste hadden we zelfs een grammofoonplaat, de enigsten die nog op hun vingers fluiten zijn mannen die hun hond uitlaten maar ook die sterven uit, ik bedoel de mannen, niet de honden. Nu is dat maar goed ook, want vaak zijn dat vervelende mannen die hun hond niet aan de riem hebben en daar heb ik een hekel aan, want dat zijn dikwijls hele grote honden, die achter Van der Blaf aangaan en ik ben o, zo bang dat ze hem dan wat aan zullen doen. Die mannen denken intussen dat ze hun honden met een fluitje kunnen dirigeren in plaats van met de riem. Nou heb ik al meegemaakt dat zo'n grote rooddweiler op Van der Blaf aankwam, ik heb Van der Blaf toen razendsnel op de arm genomen, maar toen moest dat secreet van een rooddweiler natuurlijk mij hebben, de baas van de rooddweiler kwam toen, het was hier om de hoek, doodgemoedereerd aanstappen en zei dat hij afmoest en bood niet eens zijn excuses aan. Ik heb toen gezegd dat hij de rooddweiler moest aanlijnen want dat zulks in de gemeentewet staat, maar daarna zei hij: "Ach oud wijf, zeur niet!" Op zulke momenten is de politie natuurlijk in geen velden of wegen te zien en als ze wel te zien zijn zitten ze met hun luie reet in een auto, waar ze nooit en te nimmer uitkomen behalve om een rookworst bij de Hema te kopen. Gelukkig heb ik de man en zijn rooddweiler daarna nooit  meer gezien, waarschijnlijk woonde hij hier niet eens, maar wel de boel terroriseren, een woord waar ze het in de krant en op de televisie de hele tijd over hebben maar waar duidelijk helemaal nooit niets aangedaan wordt. 
Als hondenbezitster krijg ik regelmatig post waar ik helemaal niet om gevraagd heb, klaarblijkelijk is er een of andere onverlaat die mijn adres aan diverse instanties verkoopt, zo kreeg ik onlangs het verzoek om me te abonneren op het maandblad 'De Vegetarische Hond", waaruit maar weer blijkt dat ze altijd Van der Blaf en zijn soortgenoten moeten hebben, want van het weekblad "De Vegetarische Kat", laat staan "De Vegetarische Cobra" is natuurlijk nooit geen sprake. De hoofdredacteur van "De Vegetarische Hond" is de in Blaricum wonende Syrische dierenarts Babba le Khoukhyez, op de voorpagina van het proefnummer dat ik kreeg stond president Assad samen met president Poetin terwijl ze samen een bakje gerstepap aan een chihuahua voeren.
Giselda Botermelk-van Assen.

Rijden & Vliegen

 

Stinson 1944
Zelfs luchtvaartpionier Glenn Curtiss heeft zich al - overigens zonder enig succes -  met het ontwerp van een vliegende auto bezig gehouden gehouden en medio jaren twintig deed Henry Ford hetzelfde.
Het probleem is duidelijk, want waar laat je de vleugel, de vliegtuigmotor en de propeller als je niet vliegt? In een aanhangwagen achter de auto? Ik heb her en der wat verspreide foto's, van een vliegende auto. De Amerikaanse vliegtuigfabriek Stinson heeft in 1944 een vliegende auto gebouwd, de fabriek maakte toen deel uit van het Consolidated Vulteeconcern, dat ook verantwoordelijk was voor de B-24 "Liberator"-bommenwerper en de PBY-5 "Catalina"-amfibie. Het bleef bij één exemplaar met een 90 pk Franklinmotor en een duwschroef. In  1947 volgde een tweede, totaal ander, toestel, de Stinson "Aircar". In november van dat jaar raakte het bij een landing zwaar beschadigd, onderdelen ervan werden gebruikt voor een tweede exemplaar, maar het project werd vanwege de hoge kosten en de geringe interesse stopgezet.


Stinson 1947


24.4.24

Heftig

 


Ministry: "Jesus build my hot rod'.

Van Assen

 

Van mijzelf  heet ik van Assen, volgens mijn vader was dat een naam uit Drenthe, daarom zijn Cor, mijn man die vijf  jaar geleden gecremeerd is - ik zeg dat er altijd maar even bij, want Cor was toen de eerste Botermelk die gecremeerd werd en ik wil dat niet, maar Cor werkte bij de Hoogovens -  zo'n twaalf jaar geleden met de Opel naar Drenthe gereden en zijn we daar de kerkhoven langs gegaan om te kijken of daar van Assens begraven waren, maar helaas hebben we niemand aangetroffen.  Misschien had mijn vader het  dus wel fout en komen wij helemaal niet uit Drenthe maar bijvoorbeeld uit Groningen, dat schijnt het ook heel mooi te wezen, maar ik ben daar, net als in Friesland nooit geweest. Mijn buurvrouw Aagje Platfladder haar grootvader kwam uit Drente, uit Donderen dat vind ik een vreemde naam en persoonlijk zou ik daar niet graag vandaan komen, heet iemand die daar weg komt een Donderaar of misschien wel een Donderer, ik zal het Aagje toch eens vragen, al ben ik niet zo dik met haar,  want ze is nogal op zichzelf, ik heb aan Van der Blaf  meer aanspraak.
Heb ik gisteravond naar de televisie gekeken, nou nee. Ik zet de televisie nauwelijks meer aan vanwege al die getatoëerde apen die avond aan avond voorbij komen paraderen, zo’n opmerking is natuurlijk een belediging voor een aap, want wat knoeien mensen graag om en aan hun lijf, dat zie ik een gorilla of een sjimpaanzee nog niet doen en het  afschuwelijke is dat mensen ook niet met hun vurige tengels van de soortgenoten van Van der Blaf af kunnen blijven, niet alleen door het afknippen van staart en oren, maar ook door belachelijke fokprogramma's waardoor sommige hondjes een te kleine schedel hebben voor hun hersens en daardoor lijden aan epilepsie of andere verschrikkelijke ziektes, maar daar hoor en zie ik BNNVARA's "Je zal het maar hebben" nooit over.
Helaas is het de laatste dagen niet koud en regenachtig en daardoor komt veel lelijks naar buiten, het fatsoen dat wij lang geleden hadden meegekregen van onze ouders is vandaag de dag ver te zoeken, ik zag de afgelopen dagen mannen van mijn leeftijd in korte broek door het dorp flaneren met spataders en al, het liefst op een electrische damesfiets, want behalve hun jongeheer omhoog krijgen ze ook hun been niet meer over de stang van hun fiets, vrouwen zijn trouwens niet veel beter, bovendien eten ze veel te veel en in plaats van naar de kerk gaan ze naar de zonnebank.

Ik moet ook nog even terugkomen op de hondendrollen, want vanochtend werd ik lastig gevallen door een bejaard manspersoon - hij leek mij dichter bij de negentig dan bij de tachtig - maar hij had desalniettemin een lichtpaarse, korte broek om zijn kont, die mij beschuldigde van het feit dat ik  Van der Blafs uitwerpselen, hij gebruikte het woord feses, niet had opgeruimd en dat hij er daarom met zijn schoenen, hij gebruikte het woord lofers, ingetrapt had. Nou kan ik redelijk veel hebben, maar zeker geen valse beschuldigingen door een lichtpaarskortgebroekte oude van dag, dus ik toonde hem drie lege poepzakjes die ik altijd bij mij draag, maar de antieke rimpelaar was daarmee allesbehalve tevreden en zei dat iedereen wel zakjes bij zich kon dragen maar toch zijn drolletjes niet wenste op te ruimen. Toen werd ik echt giftig en vroeg hem: "Hebt u Van der Blaf zien poepen en krijgt u daar een opgewonden gevoel bij?" De rapen waren vervolgens gaar want hij wilde mij te lijf, gelukkig passeerde op dat moment een lid van het zangkoor "Wilt heden nu treden", waar ik een blauwe maandag lid van geweest ben en bovendien slager aan de andere kant van het  dorp en die vroeg of ik problemen had. Ik antwoordde bevestigend en zei dat lichtpaarsekortebroekemans mij lastig viel, die blies vervolgens razendsnel de aftocht met de kreet: "Dat is de laatste keer dat ik ossenworst bij jou gekocht heb!

Behalve aan ingescheurde hondendrollenzakjes heb ik een ontzettende hekel aan mijn voornaam, want wie heet er nou in godsnaam Giselda, maar het komt zo: ik ben de derde van vier zussen, mijn oudste zuster heet Klazina naar de moeder van mijn moeder, de daarop volgende zuster heet Geertje naar de moeder van mijn  vader, ik heet Giselda naar de vader van mijn moeder en mijn jongste zuster heet Frederika naar de vader van mijn vader, zo ging het vroeger nu een keer bij het geven van namen, ik kan daar nog verschrikkelijk kwaad om worden, want zo'n naam draag je tot je dood mee, of niet soms? Ik herinner me nog heel goed het feminisme van de jaren zeventig, maar daarover heb ik Hepie Dankona nooit over gehoord, die had het alleen maar over bazen en buiken en ik hoor er vandaag de dag ook niemand over, ik bedoel de belachelijke vervrouwelijking van mannennamen, want Klazina is natuurlijk afgeleid van Klaas, Geertje van Geert, Giselda van  Giseldus en Frederika van Frederik en zo kan ik nog wel een paar uur doorgaan: Cornelia komt van Cornelis, Hendrika van Hendrik en Jasperina van Jasper,  daarom vond ik Trea altijd zo'n mooie naam. Ik had graag Trea willen heten, ik heb mijn man Cor, die eigenlijk Cornelis Henderik heette en die vijf  jaar geleden is gecremeerd, dan ook gevraagd om mij Trea te noemen, maar daar had hij geen zin in en daar heb ik me maar bij neergelegen, toch hadden we best een goed huwelijk, na zijn overlijden heb ik Van der Blaf  genomen, het is een aardige afleiding, toch lopen de kosten aardig op want ik moet belasting voor hem betalen en dat hoeven de mensen met een kat, die de hele dag in je tuin omwroet en  poept zonder dat het wordt opgeruimd, niet en Van der Blaf moet ook eten en daar boven op komen dan de zakjes waarover ik al eerder geschreven heb, soms kan ik me dan ook best voorstellen dat krapzittende mensen, die het van  een klein pensioentje moeten hebben zoals ik, vooral als ze een grote hond hebben, geen zakken kopen, want vooral grote zakken zijn duur.
Gelukkig kan ik mijn naam afkorten tot Selda, maar officieel blijft het natuurlijk Giselda, zo staat het ook in mijn bejaardenpas, ik weet niet waarom ik die heb, want ik krijg nergens korting, behalve als ik naar de oudheidkamer in het dorp ga, maar daar ga ik nooit  heen want Van der Blaf mag  daar niet  in.
Zaterdagmiddag kreeg ik een aan mij geadresseerde folder in mijn brievenbus, een paar jaar geleden zou ik die 's ochtends al ontvangen hebben, maar sinds de echte postbodes zijn verdwenen en vervangen door iedere dag een ander jeugdig, in oranje gestoken, op het trottoir fietsend persoon komen de brieven en drukwerkjes 's middags tegen vieren. De folder vroeg of ik ten bate van de zwerfhonden in Suriname maar even drie euro per maand over wilde maken, waarom ik me speciaal het lot van  de Surinaamse zwerfhonden zou moeten aantrekken en niet die in België of Armenië meldde de folder niet, maar als beloning maak ik kans op een naar het leven geschilderd olieverfportret van Van der Blaf, maar het kan natuurlijk komen doordat Suriname vroeger een Nederlandse kolonie geweest is. Tegelijkertijd ontving ik  een brief van Katja, de vriendin uit mijn jeugd, die eigenlijk Carolina heet, maar haar man Gijsbertus was, anders dan  mijn Cor, die vijf jaar geleden gecremeerd is, bereid om haar anders te noemen. Gijsbertus was werkzaam bij de plantsoenendienst in Den Haag, maar is inmiddels natuurlijk met pensioen, dat komt goed uit want zij willen volgende week woensdag langs komen en dan kan hij mij mooi adviseren welke planten ik in mijn tuintje kan zetten want de begonia's ben ik nu wel zat en ook vertellen hoe ik de katten er uit kan jagen, ik heb gehoord dat er een systeem is dat net zo werkt als schrikdraad om koeien in de weilanden te houden, dat lijkt mij erg goed al is het precies omgekeerd, ik zie die sluipgluiperds, waarvan ik de eigenaars nog nooit een drollenzakje heb zien aanschaffen, al flinke luchtsprongen maken. In ieder geval ga ik niet drie euro per maand aan de Surinaamse zwerfhonden overmaken, het geld groeit mij niet op de rug, dan maar geen geschilderd olieverfportret van Van der Blaf.
Giselda Botermelk-van Assen.

 

Stomp

 

In huren voor een feestje of naar een concert gaan kon je niet, want de op deze grammofoonplaat musicerende State Street Ramblers was een zogenaamde "recording group", d.w.z. een groepje musici van wisselende samenstelling dat onder de naam State Street Ramblers de studio introk. De leider was altijd de pianist Jimmy Blythe (1901-1931),  die in 1922 door de Columbia Music Roll  Company was ingehuurd om rollen voor pianola's in te spelen. Hij was ook een van de allereerste boogie-woogiepianisten en behalve onder de  naam State Street Ramblers maakte hij opnamen onder de namen Blythe's Sinful Five, Jimmy Blythe and his Raggamuffins en Blythe's Washboard Band. De andere  musici in "Endurance Stomp" zijn de eveneens jong gestorven clarinettist Jimmy O'Bryant (1896-1928), die bij Jelly Roll Morton, King Oliver en Lovie Austin had gespeeld, de heel vroege altsaxofonist "Stump" Evans (1894-1928), die behalve altsax, alhoorn, trombone, c-melody-sax en baritonsax speelde en ook met Mortons Red Hot Peppers had opgetreden, de washbordspeler is waarschijnlijk Jasper Taylor (1894-1964), een drummer die tijdens de Eerste Wereldoorlog met de band van "Buffalo Soldiers" in Frankrijk diende en eenmaal terug in de Verenigde Staten onder meer met W.C. Handy  had gewerkt en tenslotte Bill Johnson (1872-1972), uitvinder  van de "slapping bass" een  techniek die, hij naar eigen zeggen, introduceerde toen zijn strijkstok gebroken was. Johnson was de leider van het eerste New-Orleansorkest dat op tournee ging en begin jaren twintig bracht hij King Olivers Creole Jazz Band naar Chicago.  De grammofoonplaat met "Endurance Stomp" moet ik ergens hebben opgeduikeld, want de correcties op het etiket zijn niet van mijn hand.

23.4.24

Naam

Ailders, Bilders, Cilders, Dilders, Eilders, Filders, Gilders, Hilders, Iilders, Jilders, Kilders, Lilders, Milders, Nilders, Oilders, Pilders, Qilders, Rilders, Silders, Tilders, Uilders, Vilders, Xilders, IJlders, Zilders.

Tot zijn groot verdriet wordt zijn naam niet genoemd.

Renate

Renate Rumpel was een heel eenvoudig, nog in de D.D.R. gefabriceerd theepotje. Die eenvoudigheid, die simpelheid straalde van haar af en zo gedroeg ze zich ook. Ze slaakte kleine gilletjes van vreugde wanneer ze “Earl Grey” mocht brouwen, want dat  was ze in haar jonge jaren absoluut niet gewend geweest. Destijds was het meestal “Brause mit Fruchtgeschmack”, een soort imitatiethee met een vruchtensmaakje, dat zich in haar binnenste bevond. 
Ze zag er best aardig uit met een deksel waarop een rode knop met het wapen van de  “Erste Arbeiter-und-Bauern-Staat”, klein, maar toch heel goed zichtbaar in een soort plastic  gegoten. Renate was groot geworden in Dresden, maar toen de familie, die haar zowel ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds gebruikte, na de val van de Muur naar het westen trok, was ze met wat ander huisraad ingepakt en mee naar Koblenz verhuisd en kwam ze op een keukenplank te staan, vlak naast een recent aangeschaft  uit 1933 daterend waterketeltje, Helga Durchfall geheten. Renate had na een dag al door dat Helga het idee had, dat ze van heel andere, veel hogere komaf was. Ze had geprobeerd een gesprek met Helga aan te knopen, maar dat was faliekant mislukt.

 Die Helga was geen hogedrukketeltje maar een hogedunkketeltje, stelde Renate vast. Typisch zo’n arrogant, pseudo-antiek, vooroorlogs product, want ze had op het handvat van het waterketeltje “Durchfall Metallwaren G.m.b.H. Remscheid” gelezen. Klaarblijkelijk wist Helga niet eens dat Durchfall in goed, oud en puur Duits diarree betekende en dat was toch bepaald geen naam op trots op te zijn en ze zou het bij gelegenheid toch eens onder haar tuit wrijven. Maar die gelegenheid bleef uit. Helga had alleen toen Renate op zekere ochtend voor de zoveelste keer geprobeerd had een gesprek te beginnen haar toegesnauwd dat ze niet met haar in gesprek wenste te gaan en het al erg genoeg vond naast haar een plaats op de keukenplank te hebben: “Luister eens goed Oostduitse theepot, zonder heet water dat in mij wordt  gekookt, ben je nergens. Maar dan ook helemaal nergens, dankzij mij besta je, zonder mij valt er in jou geen thee te trekken, stomme trut! Ga terug waar je vandaan komt, naar die scheit-D.D.R. van je. Abhauen, bitte schön.”

Renate vond de toevoeging ‘bitte schön” belachelijk, het was alsof je getrapt werd en daarna geaaid, daar hield ze helemaal niet van.  Ze had trouwens begrepen dat haar gebruikers ook erg aan de Westduitse gewoonten moesten wennen. Nee, de hereniging ging niet van een leien dakje. Soms had Renate ondanks de afschuwelijke “Brause mit Fruchtgeschmack” heimwee naar de D.D.R., daar had ze altijd goed kunnen opschieten met de in het Volkseigener Betrieb B.E. Heimmerfeld, Görlitz. vervaardigde waterketel, maar die was helaas vanwege een aantal deuken niet mee ingepakt en  in de D.D.R. achtergebleven. Ze waren echte Volksgenossinnen geweest en hadden de aan hun opgedragen arbeid blijmoedig verricht, er viel tussen hen nooit een onvertogen woord. In de één werd het water gekookt, in de ander de thee gezet. Beide bovendien tot grote voldoening van de gebruikers.

De gebruikers waren soms een aantal dagen weg en soms zelfs wat langer. Het was dan stil in huis, behalve als de buurvrouw de kat 's ochtend en 's avonds eten kwam geven. De kat was een kreng,  die toen ze eens missprong, Renate bijna van tafel had geveegd. Die buurvrouw zette nooit thee, ze kwam, trok een blikje kattenvoer open en verdween. Renate en Helga stonden dan twee weken zwijgend naast elkaar, tot een goed gesprek kwam het nooit. Je hoorde alleen de pannen drie planken lager keet schoppen, maar die deden dat in het Italiaans en dat verstond Renate niet.
De gebruikers waren weer eens weg. Vermoedelijk niet heel lang, want Renate had gezien dat ze geen grote koffers hadden gepakt. "Nur Handgepäck" hadden ze meegenomen. Ze had ook iets opgevangen  over Lüttich en een markt. Lüttich klonk behoorlijk Duits, dus het moest wel in de buurt zijn.
Helga had, natuurlijk om haar treiteren, meteen nadat de gebruikers het pand hadden verlaten, de Wallkürenritt ingezet, het ontbrak er nog maar aan dat ze "Junge komm bald wieder" of de nazitophit "Mit Mercedes-Benz voran" was gaan kwelen. In het begin had Renate zich zo aan Helga geërgerd dat ze "Auferstanden aus Ruinen", het volkslied van  de D.D.R., had aangeheven, maar daar had ze achteraf spijt van gehad. Zoiets doen was natuurlijk erg kinderachtig.

Ja hoor, een paar minuten later hoorde Renate Helga een lied galmen dat nooit, ondanks het feit dat het over Mercedes-Benz ging, op het repertoire van Janis Joplin had gestaan: 

"Auf endlosen staubigen Wegen,
durch Trümmer und lodernden Brand
so rollen, dem Einsatz entgegen,
die Wagen ins feindliche Land."

De kat miauwde zachtjes. Verder bleef het stil, totdat drie planken lager het pannenkoor losbarstte met:
"Una mattina mi son svegliato

O bella ciao, bella ciao, bella ciao ciao ciao
Una mattina mi son svegliato
Eo ho trovato l'invasor."
Renate juichte van binnen, want de pannen overstemden Helga, terwijl Helga toch vlak naast haar stond. Helga stopte. Renate hoorde haar vloeken: "Verdammte Terroristen!!"

Na de zang van de Italiaanse pannen bleef het de verdere dag en nacht rustig, al probeerde het in Polen gefabriceerde suikerpotje midden in de nacht wat antisemitische prietpraat te verkondigen, maar daar luisterde niemand naar, behalve een theelepeltje uit Poznan, want dat was de enige die Pools verstond. De volgende dag, een zondag, tegen vieren kwamen de gebruikers thuis. Ze hadden in Lüttich overduidelijk inkopen gedaan. Ze begonnen de aangeschafte spulletjes, en dat waren er zo te zien nogal wat, uit te pakken: een Pools wandbord - "Święta Maryjo" riep het suikerpotje verheugd -  een nootmuskaatmolentje en twee theekop- en schoteljes. Renate was het meest geïnteresseerd in de theekopjes, per slot van rekening zou de in haar gezette thee in in die kopjes terecht komen. Helga werd tot Renates grote vreugde een plank lager gezet en de theekopjes kwamen naast haar te staan. Voorname theekopjes, dat zag ze meteen, met bloemetjes en een gouden randje en niet van vandaag of gisteren, nee, je zou ze best antiek kunnen noemen.

"Meissen?" vroeg Renate zacht, maar er kwam geen antwoord. Dat zou toch wat zijn, Meissen lag per slot van rekening maar vijfentwintig kilometer van Dresden, de stad waar zij jarenlang gewoond had, dus ze vroeg het nog een keer, maar wat harder: "Meissen?" Maar er kwam weer geen antwoord, misschien hadden de kop en schoteltjes omdat ze uit Meissen kwamen, het wat hoog in hun bol. Toen hoorde ze een diepe zucht van een schoteltje gevolgd door: "Blimey, where did we end up now?  My Chen, maybe in China? "Can't be", zei een kopje, "It was a very short trip." "Joe aach in Dzjermanni", zei Renate, die wist dat op de onderkant van haar bodem het land stond waar zij gefabriceerd was. "In Deutschland!", verduidelijkte ze. "Have we been there before?, vroeg een kopje. " "Can't remember", zei een schoteltje, "and none of us speaks a single word of German." "Oh yes, I do", zei het andere schotelje, dat niet helemaal bij 'haar' kopje paste, " I've been here before in the British Zone, quite  a while ago, though."

"Moeten we ons voorstellen?", vroeg het schoteltje dat eigenlijk niet bij één van de kopjes hoorde. "Zouden we kunnen doen, maar hoe en wat voor nut heeft het. Ik heb niet het idee dat hier iemand Engels spreekt. Het theepotje in ieder geval niet." "Nou ja, het staat beleefd en ik zou het in het klein beetje Duits dat ik ken kunnen doen." "Niks daarvan", riepen de kopjes en het andere schoteltje in koor, "geen verbroedering met de vijand." "Maar we zijn helemaal niet meer in oorlog", zei het afwijkende schoteltje. "Dat kan wel zijn, maar zodra je even de andere kant opkijkt, rijden ze weer in een tank of zetten ze een helm op hun kop. Wij zijn met zijn vieren en kunnen het heel goed gezellig maken met elkaar, daar hebben we dat Duitse keukengerei niet bij nodig." Renate probeerde iets van de woordenwisseling te begrijpen, maar dat lukte niet erg.

Alhoewel het Engelse viertal hun conversatie bijna fluisterend gevoerd had, had een plank lager de waterketel Helga Durchfall haar oor gespitst. Zij verstond Engels, want medio 1946 had ze korte tijd dienst gedaan in een door de Britten geconfisceerde villa in Berlijn. Ze had een ogenblik overwogen, toen ze de kop en schoteltjes beluisterde, "Wir fahren gegen Engeland" aan te heffen, maar dat idee ogenblikkelijk verworpen, het was immers vele malen beter te zwijgen, want zo kon ze de Engelse communicatie blijven afluisteren. Perfide Britten, mompelde ze. Renate Rumpel, het theeketelje, stond intussen te trillen op haar drie korte pootjes. Ze had voorname buren. Niet uit Meissen, maar van veel verder weg. Jammer dat ze ze niet verstond. Ze vroeg zachtjes: "Woher?" Het niet helemaal passende schoteltje antwoordde: "From England, made by Wedgewood."

Westwut? Westwut?, dacht Renate, was de naam van zo'n fabriek ontstaan tijdens de koude oorlog? Was het een soort arbeiderscollectief, een volkseigenesbetrieb, maar dan in Engeland? Maar hoe zou ze dat met haar geringe kennis van het Engels, de kopjes en schoteltjes kunnen vragen. Een plank lager stelde Helga Durchfall vast dat de kopjes en schoteltjes van zeer goede komaf waren. Wedgewood, dat was zoals de Britten het zelf zouden zeggen "top of the range" en dat niet zij, maar dat verdomde D.D.R.-theeketeltje er naast mocht staan. Een schande! Ze besloot in te grijpen en riep: "Hi guys. Jullie weten het waarschijnlijk niet maar jullie zijn naast een communistisch theepotje geplaatst. Levensgevaarlijk! Als jullie niet oppassen duwt het jullie van de plank en eindigen jullie in scherven op de stenen vloer."

Zodra de Italiaanse pannen het woord communist hadden gehoord zetten zij opnieuw "Bella Ciao" in. Het klonk oorverdovend. "Ah", riep het enigszins afwijkende theeschoteltje, dat van muziek geen kaas gegeten had, "La Traviata van Donizetti!" Er onstond een felle discussie onder de Engelse kopjes en schoteltjes: "Welnee", zei een kopje, "dat is een koor uit de "Barbier van Sevilla" van Rossini." Het werd Helga Durchfall duidelijk, dat het Wedgewoodkwartet zich in het geheel niet stoorde aan haar waarschuwing, dat het door Renate van de plank kon worden geduwd, maar dat het de herkomst van "Bella Ciao" belangrijker vond. "Nah sowas", mompelde Helga, "typisch Engländer, wir hätten den Krieg gewinnen können. Doof und abermals doof."

Helga zette toch maar "Wir fahren gegen Engeland" in. Ze schreeuwde meer dan ze zong. Ergens onder in haar tuit knapte iets bij de regels "Weine nicht um mich, mein Schatz, und denke: für das Vaterland, da floß mein Blut!" Het deed pijn maar ze zong dapper door. Ze zou die verdomde Italianen een lesje leren. Toen de de vrouw des huizes de volgende ochtend Helga met water vulde, stroomde het water er net zo hard weer uit als het er in kwam. Er bleek een scheur in de lasnaad tussen ketel en tuit. "Ach", zei de vrouw, "die ketel is al zou oud ,het wordt tijd voor een nieuwe." Ze smeet Helga in de vuilnisemmer. Het Wedgdewoodkwartet zong "Land of Hope and Glory."