De
anti-paapse uitspraak van Wommert Lammerdam leidde niet alleen tot een
verwijdering tussen Jochem Kneuterding, maar zelfs tot een felle
woordenwisseling met uitgever Knillis Frommertst, die als katholiek een
eerdere uitspraak van Lammerdam niet vergeten was toen deze op een
overigens buitengewoon gezellig partijtje uitgeroepen had dat hij maar
één kruis kende en dat was het Hoevelakener kruis en dat had hij ook nog
met een pseudo-Duitsaccent uitgesproken als Hövelachener Kreuz. Maar na
"gehostificeerd wijwatergeneuzel" leek het tussen Frommertst en
Lammerdam niet meer goed te komen en zou een speciaal "In memoriam
Tankubert Aspartaam of de Drentse dichter Joris Soekaboemser", waaraan
Lammerdam zou meewerken niet verschijnen. Lammerdams vriendin Lubbertje
Busselsap deed nog een poging tot bemiddeling en vertelde Frommertst
dat acht à negen citroentjes met suiker zoals gewoonlijk de oorzaak
waren van Lammerdams anti-religieuze opmerking. Lubbertje vermeed
angstvallig de woorden anti-paaps, want zij wist hoe gevoelig die lagen
bij het voormalig Asser misdienaartje. Uiteindelijk
verscheen in november 1948 het in eigen beheer en door drukkerij
EMMERINKT in Emmen gedrukte bundeltje "Drentse Chromozonen", waarin
poëzie van en een memoriam voor Joris Soekaboemser(Tankubert Aspartaam),
een prozastuk van Jochem Kneuterding met de titel "Hej dr ien om heide
plukn" en een tiental gedichten van Wommert Lammerdam. waarin hij
afwisselend citroen- en bessenjenever met suiker bezingt. De inleiding
werd geschreven door ene drs. Victor van Brenthen, vermoedelijk een
pseudoniem, de echte naam van de schrijver, die Joris Soekaboemser een
groot, maar nog nog niet volledig ontloken, talent noemt, heb ik helaas
niet kunnen achterhalen. Zowel Kneuterding als Lammerdam hebben serieuze
pogingen in het werk gesteld de volledige oplage (250 exemplaren) te
slijten - hebben daarvoor zelfs Garmt Stuiveling ingeschakeld - maar dat
schijnt niet gelukt te zijn, dat is bijzonder jammer, maar aan de
andere kant is daardoor de prijs van "Drentse Chromozonen" omhoog
geschoten. Prijs u gelukkig wanneer u een exemplaar in uw boekenkast
hebt staan. Het
zou tot 1968 duren voordat er opnieuw leven in de Drentse poëzie viel
te constateren, in dat jaar begon de uit Bronnegerveen afkomstige
Godfried Blasfemicius in Assen onder de naam "De Rammenasser" een nieuw
kwartaalblad met niet alleen gedichten van zijn hand maar ook met een
overzicht van de Drentse dichtkunst door de eeuwen heen, beginnend met
Gert van Garm, bijgenaamd de Schonkige die in 1530 o.a. in Anderen
woonachtig was. Van hem zijn slechts een paar regels bewaard gebleven:
"Ick Gert bynaemen de Sconcken, zeune mynes vaders Garm, scryf deze
Eexterregelen. Hoe scoon is het Eexterveld by nachte, men solde sulks
niet verwachte, so stil, so suver, dat ick huver en ick myne boks ophys
opdatte ik nyt over myne klomppekens pys." Blasfemicius zelf moeten we
in de hoek van de experimentelen zoeken, hij is typisch een kind van
zijn tijd, zo citeert hij in het tweede nummer van "De Rammenasser", dat
uitkwam bij uitgeverij Broekhoest in Orvelte, vijftien bladzijden uit
het Asser telefoonboek onder de naam "Het Opgetuigde Tuig”. Godfried
Blasfemicius zocht verscheidene keren contact met wat hij "de
Amsterdamse sien" noemde. Omdat hij geen adressen wist van
vooraanstaande literatoren in de hoofdstad, was hij op zijn Berini
gestapt en had een aantal café's rond het Leidseplein bezocht. Hij had
zelfs een keer op zondagochtend, nadat hij de nacht had doorgebracht in
het Vondelpark, om elf uur een kop koffie gedronken in Americain in de
hoop Harry Mulisch te ontmoeten, maar spijtig genoeg was dat niet
gebeurd en was hij onverrichterzake op de Berini naar Drenthe
teruggereden, onderweg had hij een paar keer gevloekt: "Mulisch Foolish"
en in De Rammenasser had hij een prozastuk, waarin hij nogal vrijmoedig
omsprong met de waarheid, gepubliceerd over zijn mislukte escapade.
Meer succes had Blasfemicius met het vinden van een Drentse
gelijkgezinde, Sjabbe Hoveling uit Achter 't Hout die in het voorjaar
van 1969 "De Godverdommegezangen Opus 11" in Eexterzandvoort voordroeg
in het bovenzaaltje van cafë "Stuypjens”. Tot
grote vreugde van Godfried Blasfemicius wist hij in mei 1969
Bernhardt-Frohderick von Tullepen zu Totha uit het nog geen tien
kilometer over de Drentse grens gelegen Neppenkamp over te halen een
bijdrage te leveren aan "De Rammenasser". Een prozastuk in het Duits
over het Tausend Schrittmoor, dat in de folklore van Neppenkamp een
voorname rol speelde en in feite nog steeds speelt. Blasfemicius had aan
de linkerzijde het origineel Von Tullepen zu Totha opgenomen en aan de
rechterzijde zijn vertaling, die hij vervolgens had ingestuurd aan de
commissie "Übersetzungen" aan de leerstoel Nederlands van de
universiteit van Münster om zodoende een financiële ondersteuning in de
wacht te kunnen slepen, helaas werd zijn aanvraag om onduidelijke
redenen afgewezen, terwijl hij toch al de benodigde papieren in
zevenvoud had meegestuurd. Pas jaren later ontdekte hij dat Von Tullepen
zu Totha een groot deel van "Tausend Schritte und Mehr" had
overgeschreven en dat het origineel in 1784 in Rütenbrock was verschenen
van de hand van Jeremias Übelmacher. Hij had er Von Tullepen zu Totha
graag op aangesproken, maar die was acht jaar eerder bij een
verkeersongeval om het leven gekomen.